Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst Onderzoeksmethodologie €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Begrippenlijst Onderzoeksmethodologie

1 vérifier
 48 vues  2 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Een begrippenlijst van het vak Onderzoeksmethodologie van Pedagogische Wetenschappen aan de UvA. De begrippenlijst houdt de inhoud per hoorcollege aan. Alle begrippen uit de hoofdstukken van Maruyama & Ryan zijn erin verwerkt (H1 t/m 12 14&15). Ook begrippen uit de artikelen (De Groot; Verschuren...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 66  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 1 t/m 12, 14 en 15
  • 21 octobre 2020
  • 66
  • 2020/2021
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: juf_whitney • 1 année de cela

avatar-seller
Begrippenlijst Onderzoeksmethodologie
Sanne Verweij - UvA - Pedagogische Wetenschappen

Deze begrippenlijst houdt de inhoud per hoorcollege aan. Er worden dus ook begrippen in de
begrippenlijst benoemd die niet per se in het boek van Maruyama en Ryan worden benoemd
(en andersom). Ook begrippen die in de artikelen en hoorcolleges aan bod komen heb ik in de
begrippenlijst verwerkt. De begrippen staan in het Engels maar worden in het Nederlands
uitgelegd. Bij sommige begrippen staan hyperlinks naar andere begrippen. Zo kan je
makkelijker verbanden leggen tussen de begrippen.


HOOFDSTUK 1 M&R + DE GROOT
1. Authority
Autoriteit; is een hulpbron voor een naïeve hypothese. Je kan een expert consulteren om te
kijken of de hypothese nut heeft. Dit moet wel écht een experts zijn i.p.v. schijn van expertise
anders krijg je inconsistenties en bias.

2. Bias
Een bias is een systematische fout of vooroordeel. Het is een externe factor die het onderzoek
negatief kan beïnvloeden. Een voorbeeld van bias is respons bias: Men durft een vragenlijst
niet naar alle waarheid in te vullen en vult sociaal wenselijke antwoorden in of expres
neutrale/extreme antwoorden. Dit zorgt ervoor dat de resultaten niet “eerlijk” zijn en het
onderzoek dus negatief beïnvloed wordt

3. Causal observation
Een oorzaak-gevolg observeren. Als je bijvoorbeeld iemand ziet huilen (observatie van een
gevolg) ga je je afvragen wat de oorzaak daarvan zou zijn.

4. Causal association
Een oorzaak-gevolg relatie. Iets wat verband houdt met elkaar. Dat je jas nat is, is een gevolg
van de regen die zojuist viel (oorzaak). Er is dus een verband tussen regen en een natte jas in
deze situatie. Een causale relatie moet aan 3 criteria voldoen:
1. Variabele A en B moeten covariëren
2. Variabele A moet vooraf gaan in de tijd aan B
3. Er zijn geen plausibele alternatieve verklaringen.

5. Causal laws
Causale wetten. Verklaren en voorspellen bepaalde gebeurtenissen en zorgen voor de
ontwikkeling van interventies om verschil te maken en uitkomsten te beïnvloeden. Causale
wetten worden soms als misleidend gezien.

6. Consensus
Consensus is de overeenstemming van gelijken. Als onderzoeker ga je opzoek naar
bevestiging van gelijken. Je vraagt naar hen mening om te kijken of iets goed of fout is.

,7. Construct
Een abstract concept dat we willen meten. Het kan niet direct gemeten worden. Ook wel de
theoretische variabele of kernbegrip genoemd. Een construct kan je meten aan de hand van een
geobserveerde variabele.

8. Constructivist approach
Het zoeken naar wetten is improductief en beperkt het begrip van de situatie. Een theorie kan
niet in het algemeen gelden. Het kan alleen lokaal van toepassing zijn. Er is niet één juiste
visie op de werkelijkheid maar er kunnen meerdere interpretaties van de werkelijkheid naast
elkaar bestaan. Interpretaties worden gekleurd door persoonlijkheden en ervaringen. Je zoekt
dus niet zozeer naar algemene wetmatigheden maar naar interpretaties van gebeurtenissen.
Elke situatie is anders en levert dus andere interpretaties op.

9. Covariation principle
Dit principe houdt in dat de onderzoeker wordt geassocieerd met de resultaten van zijn
onderzoek. Dit is voornamelijk het geval bij lastige ethische kwesties. Als de resultaten
bijvoorbeeld negatieve invloed hebben op een bepaalde groep mensen dan kan dit de
onderzoeker kwalijk worden genomen (terwijl hij een objectief onderzoek heeft uitgevoerd en
de resultaten dus niet zijn schuld zijn)



10. Deduction
Deductie is fase 3 van de empirische cyclus. Je gaat van iets algemeens naar iets
bijzonders/specifieks. Dit doe je aan de hand van een operationele definitie. Je verscherpt een
verwachting aan tot een voorspelling. Een voorspelling moet zo expliciet en nauwkeurig
mogelijk geformuleerd zijn zodat het strikt verifieerbaar is. De Groot omschrijft het als:
Afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen, in de vorm van toetsbare
voorspellingen.

11. Empirical cycle
De Empirische Cyclus van de Groot. Een schema voor een logisch-methodologische
beschouwing van het onderzoeken, denken en redeneren in de empirische wetenschap. De
cyclus bestaat uit 5 fasen:
1. Observatie: het verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal + de vorming van
hypothesen
2. Inductie: de formulering van hypothesen.
3. Deductie: afleiding van speciale consequenties uit de hypothesen in de vorm van
toetsbare voorspellingen
4. Toetsing: het toetsen van de hypothesen aan het al dan niet uitkomen van de
voorspellingen in nieuw empirisch materiaal
5. Evaluatie: het evalueren van de uitkomsten van de toetsing in verband met de gestelde
hypothesen en mogelijke nieuwe, aansluitende onderzoeken

12. Empirical research
Empirisch onderzoek. Onderzoek dat gebaseerd is op de verzameling van data door middel
van observatie of andere methoden die systematisch zijn in het proberen te vermijden van bias.
Het heeft als doel theorieën en hypothesen te toetsen aan de werkelijkheid om zodoende tot
algemeen geldende uitspraken te komen. Het is berust op ervaring en waarneming, niet op

, redenering. Er zijn 4 verschillende functies/doelen van empirisch onderzoek: ontdekken,
demonstreren, weerleggen en repliceren.

13. Hypothesis
Een hypothese is een falsificeerbare stelling over een relatie tussen twee of meer constructen.
Het is een verwachting die je hebt. Door middel van wetenschappelijk onderzoek test je de
hypothese en kan je aan de hand van de resultaten de hypothese verwerpen (je verwachting
klopte niet) of aannemen (je verwachting klopte wel). Als een hypothese klopt betekent dit
niet direct dat dit de werkelijke waarheid is.

14. Induction
Inductie is fase 2 van de empirische cyclus. Bij de inductie fase ga je van een verwachting
naar het formuleren van een hypothese. Dit doe je op basis van de observaties die je hebt
gedaan. Je formuleert een logisch voorlopig antwoord op je onderzoeksvraag wat verwacht
wordt op basis van eerdere bevindingen en waarnemingen beschreven in de literatuur.

15. Interpretivist approach
Wordt ook wel subjectivisme of (sociaal) constructivisme genoemd. Het neemt dus dezelfde
benadering aan als het constructivisme. Het voornamelijk doel is de verschillen te begrijpen
tussen mensen in onze rol als sociale actoren. Wij (de actoren) hebben verschillende
interpretaties over de wereld om ons heen.



16. Logical analysis
Logische analyse is een bron voor het formuleren en aanpassen van naïeve hypothesen en
theorieën. Dit gebeurt vaak aan de hand van syllogismen. Logische redeneringen bevatten
vaak inconsistenties (tegenstrijdigheden) en biasen.

17. Mixed methods
Het is een nieuwe methodologische benadering dat zorgt voor rijkere data om betere
inferenties te kunnen maken. Bij mixed methods worden zowel kwantitatieve als kwalitatieve
onderzoeksmethoden gebruikt.

18. Naïve psychology
Ook wel causale observaties/naïef realisme genoemd. Het is een tegenhanger van het idee dat
de wetenschap iets over de werkelijkheid zegt. Theorieën moeten gebaseerd zijn op gezond
verstand.

19. Objective
Objectiviteit betekent dat iets berust op feiten en dat het dus niet beïnvloed wordt door
iemands mening/perspectief. Wetenschappers streven naar objectiviteit om een zo
betrouwbaar en valide mogelijk onderzoek uit te voeren.

20. Observation
Observatie is een bron om naïeve hypothesen en theorieën te ontwikkelen en aan te passen.
Door te kijken naar iemands (of eigen) gedrag kan je nagaan of je hypothese klopt. Bij
observatie is echter de causale richting moeilijk te bepalen (wat beïnvloedt wat nou precies?)
en kijk je naar een selecte groep. Generalisatie is zodoende niet goed haalbaar. Observatie
wordt vooral gebruikt om bevestiging te zoeken (in plaats van ook ontkrachting) en bij
observatie wordt vaak uitgegaan van eigen ervaringen (omdat je iets vroeger hebt meegemaakt
denk je dat dat nu ook zo is en dat ga je dan observeren)

, 21. Operational definition
Een operationele definitie van een construct is een reeks van procedures die wordt gebruikt om
het construct te kunnen meten of manipuleren. Je kunt het zien als een soort recept voor het
construct. Een recept (bij bijvoorbeeld koken) is een specifiek en gedetailleerd stappenplan om
tot een goed gerecht te kunnen komen. Een operationele definitie van een construct is een
gedetailleerd stappenplan/beschrijving om het construct te kunnen meten. Het is echter niet
precies gelijk aan het construct. Het is een precieze beschrijving van hoe een construct
geoperationaliseerd is. Dit is nodig voor replicatie.

22. Operationism
De assumptie dat constructen gemeten of geobserveerd kunnen worden. Deze metingen of
observaties zijn niet noodzakelijk perfect.

23. Parsimony
In het Nederlands spaarzaamheid/zuinigheid. Als 2 theorieën bijvoorbeeld hetzelfde fenomeen
verklaren, wordt voorkeur gegeven aan de theorie die minder hypothesen bevat. De meest
compacte (kort en bondig) theorie heeft dan de voorkeur omdat deze zuinig is (er is minder
informatie gebruikt om hetzelfde te kunnen verklaren)

24. Past experience
Eerdere ervaringen zijn een bron om naïeve hypothesen en theorieën te ontwikkelen en aan te
passen. Als je een hypothese maakt over iets wat je al eerder meegemaakt hebt, dan kan je
hieraan terugdenken en je hypothese hierop aanpassen. Het is een logische bron maar erg
gevoelig voor vertekeningen. Je geheugen is al ingericht volgens theorieën en hypothesen en
dus niet erg objectief. Je onthoudt dingen makkelijker die bij deze theorieën en hypothesen
passen. Een tegenstrijdige gedachtegang onthoud je minder goed en zal je dus ook minder snel
gebruiken.

25. Pre-postivist approach
Onderzoek was voornamelijk beschrijvend maar het doel was wel al om te observeren en te
begrijpen. Deze benadering ging vooraf aan de positivistische benadering.

26. Postivist approach
Deze benadering volgt op de pre-positivistische benadering maar is gericht op het actief
proberen uitkomsten te veranderen/beïnvloeden. Kennis is gebaseerd op wat direct
waarneembaar is. Er is dan ook maar één bestaande werkelijkheid. Deze werkelijkheid kan
beschreven worden aan de hand van algemene wetmatigheden. Deze algemene wetmatigheden
kunnen natuurlijk beïnvloedt worden door allerlei factoren (alternatieve verklaringen).
Kenmerkend voor een positivistische benadering is dat je deze factoren zo veel mogelijk
minimaliseert zodat je juiste uitspraken kunt doen over de werkelijkheid.
Onderzoeksresultaten zijn zodoende eenvoudiger te generaliseren.

27. Post-postivist approach
Dit was weer een reactie op de positivistische benadering. Menselijk gedrag volgt de wetten
van de natuur niet. Ze geloofden wel nog steeds dat de werkelijkheid objectief en dat er
algemene wetten zijn, maar het is niet zo makkelijk te begrijpen. Er kunnen meerdere
theorieën van toepassing zijn in 1 setting. De post-positivisten zagen een theorie dan ook als
iets voorlopigs wat op den duur aangepast, verbeterd of zelfs ingeruild kon worden. Ook
hielden ze er bij deze benadering rekening mee dat de onderzoeker zelf invloed kan hebben op
het proces. De werkelijkheid zelf is dus objectief maar de onderzoeker kan hier (bewust of
onbewust) invloed op uitoefenen.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Sannenaz. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

76669 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  2x  vendu
  • (1)
  Ajouter