Een uitgebreide samenvatting met alle belangrijke dingen die erin moeten voor het leren van je tentamen. Ik heb hoofdstuk 2 t/m 8 geschreven LET OP: M.U.V. HOOFDSTUK 7. Als je deze samenvatting leert hoef je niet meer uit het boek te leren! Super handig want het boek heeft heel veel bladzijden. Er ...
Not completely. Forgot important topics. Many language errors
Par: melissabottema • 4 année de cela
Par: izaspoelman • 4 année de cela
Vendeur
S'abonner
nienkebwr
Avis reçus
Aperçu du contenu
De hoofdstukken), 2, 3, 4, 5, 6, 8.
Hoofdstuk 2 psychoanalyse.
2.2 klassieke theorie:
Onbewuste mentale processen
- Het bewuste is het deel van het psychische dat alles omvat wat zich op een bepaald
moment onder aandacht afspeelt.
- Het voorbewuste is de kennis en emoties die op dat moment niet onder aandacht
spelen, maar die wel op te roepen zijn. als we bijvoorbeeld reflecteren gebruiken we
ook het voorbewuste.
- Het onbewuste is het deel waar men niks van weet. Het onbewuste is er al bij de
geboorte en bevat twee aangeboren driften ‘’de levensdrift’’ en de ‘’doodsdrift’’.
Het primaire en secundaire proces
Het functioneren van de anatomie met het (voor)bewuste en onbewuste is een dynamisch
proces. Freud onderscheidt hiermee ook twee vormen; het primaire en secundaire proces.
Het primaire proces: Dit proces kenmerkt het onbewuste, dit kent geen waarden en normen.
Ook wel het lustprincipe genoemd. Het primaire proces is ook irrationeel, dit houd in dat het
geen rekening houd met overwegingen en redenen.
Het secundaire proces: Het (voor)bewuste is een proces dat gericht is op doelmatigheid. Het
organisme moet rekening houden met de realiteit en de eisen van de buitenwereld.(waarden
en normen). Het secundaire proces is rationeel dat kan overwegen wat wel en niet bereikt
kan worden. Dit word ook wel de realiteitsprincipe genoemd.
De driftheorie
Freud gaat er vanuit dat mensen twee aangeboren basisdriften die tegengesteld aan elkaar
zijn.
Seksuele/eros/levensdrift: Dit is de motor van al het gedrag die als fijn of plezierig worden
ervaren. Dit kan bijvoorbeeld een lekkere maaltijd of een leuk activiteit zijn.
Doodsdrift/Thanatos: Deze drift bevat agressieve en destructieve driften. Ook driften die
gericht zijn op het vermijden van spanningen. Dit is de neiging naar de terugkeer van
absolute rust. Naar binnen gericht heet de drift masochisme. De drift die naar buiten keert
heet agressie.
De driftheorie wordt door Freud verbonden aan de energietheorie. Elke drift
vertegenwoordigt namelijk energie. De driftenergie van Eros wordt Libido genoemd. Het
libido is eerst op eigen lichaam gericht (auto-erotiek). Later moet een kind leren om de
energie te richtten op een object. Eerst is dat de moeder en later de vader (oedipusconflict).
Later wordt de energie gebruikt voor een levenspartner.
,2.2.2. de psychische structuur
1. Id
Een pasgeboren baby is alleen gericht op het bevredigen van lichamelijke behoeften zoals
warmte, honger en dorst. De psychische structuur bestaat alleen nog maar uit het Id. het
primaire proces is van toepassing op het Id. Als de baby huilt zal dit de moeder niet altijd
direct reageren en dit is altijd te laat voor het Id. Hiermee ontstaat er volgens Freud altijd
spanning tussen de verlangens en lustbevrediging. Het kind moet dus nog leren om de
behoeftebevrediging uit te stellen.
2. Ego
Een deel van het irrationele Id verandert in een rationele structuur. Dit wordt het ego
genoemd. Het ego komt in ontwikkeling in het eerste levensjaar. Het functioneert in het
secundaire proces. Het ego is dominant over de primaire structuur van het Id. Hoewel het
lustprincipe niet meer dominant is blijft het invloedrijk. Het ego probeert de eisen van het Id
en van de realiteit op elkaar af te stemmen. In het ego worden de afweer- of
verdedigingsmechanismen geplaatst. Deze worden verantwoordelijk voor het bewust worden
van ‘’verboden’’ gedachten en ‘’angstaanjagende’’ herinneringen.
3. Superego
In de latere ontwikkeling van het individu komt er een nieuw element bij. Dit wordt het
Superego (opper-ik of geweten) genoemd. Dit wordt rond het 4e levensjaar ontwikkelt. Het
Superego wordt ontwikkelt vanuit het ego. Het ego gebruikt verdedigingsmechanismen die
zich handhaaft tussen de strijdige eisen van de omgeving en het Id. Een van de
mechanismen is identificatie. Tijdens het Oedipus conflict identificeert het kind zich met 1
van de ouders. Het kind vreest en bewonderd de ouder tegelijkertijd. Door de identificatie
maakt het kind zich de waarden en normen van de ouders eigen. Het superego bevat ook
het ik-ideaal, dit is het ideale beeld waaraan iemand wil voldoen. Het superego functioneert
als moraal en geweten.
Het ego zit altijd tussen het Id en superego in. Er is namelijk altijd conflict tussen het Id en de
superego. Ego moet dit altijd oplossen.
2.2.3. ontwikkelingsfasen (psychoseksuele stadia)
Er zijn verschillende fasen die een kind bij langs gaat in zijn leven. Hieronder worden de
fasen genoemd en verder toegelicht. Bij elke fase die een kind langs gaat is er een conflict
die opgelost dient te worden. Freud onderscheidt twee verschillende mogelijkheden waarbij
een driftontwikkeling niet goed verloopt.
Fixatie: een kind blijft steken in een fase en kan het conflict niet goed oplossen.
Regressie: Een kind heeft al een of meerdere fasen goed doorlopen maar kan terugvallen in
een eerdere fase. De oorzaak is vaak angst of spanning bij het kind.
Freud noemt pasgeboren kinderen ‘’polymorf pervers’’. Hiermee geeft hij aan dat ze op
allerlei manieren seksuele lust beleven via huid, mond, anus en genitaliën. Kinderen vinden
alles lekker, seksualiteit is nog niet gelinkt aan een bepaald lichamelijk gebied. Na de
,geboorte gaat een kind de psychoseksuele fases doorlopen. In elke fase zal een bepaald
lichamelijk gebied domineren.
Orale fase: In deze fase is de mond de erogene zone. Dit lichaamsdeel is dominant vanwege
de voeding. Het kind sabbelt kauwt en bijt. Het einde van deze fase is rond de
negende/twaalfde maand.
Anale fase: In deze fase is de anus de erogene zone. Het kind maakt de eerste stappen om
de wereld te ontdekken. Het kind wordt geconfronteerd met grenzen die gesteld gaan
worden. het conflict speelt zich af rond het thema autonomie en zelfcontrole. De eerste
training is de zindelijkheid. In de fase vind zich de eerste vorming van het ego plaats.
Fallische fase: In deze fase is het geslachtsdeel de erogene zone. Bij de jongen is het de
penis(Fallus) en bij het meisje de clitoris. Het kind is over geïnteresseerd in zijn
geslachtsdeel. Deze fase loopt door tot het derde en vierde levensjaar.
Oedipale fase:
Oedipale conflict van de jongen:
In deze fase dient ook een conflict te worden opgelost en begint rond het 4e levensjaar. In
deze fase ziet de jongen de moeder als een liefdesobject en de andere ouder is dan een
rivaal. Dit conflict hoeft niet perse erogeen te zijn maar dit is het eerste conflict waar een
‘’object’’ voor nodig is. In dit geval dus de moeder. Hij is jaloers op zijn vader. Het jongetje
komt in deze fase erachter dat het meisje geen penis heeft. Hieruit vloeit een castratieangst
en is bang dat zijn penis hem wordt afgenomen. Hierbij wordt vooral de vader gezien als
degene die dat kan verrichten. Deze angst zorgt ervoor dat hij de moeder niet meer gaat zien
als liefdesobject. Dit wordt vervangen door het identificatieproces. Hij identificeert zich met
zijn vader die zijn oorspronkelijke rivaal was. De normen en waarden van de vader worden
overgenomen. Het superego ontstaat en het wordt onderdeel van de maatschappij.
Oedipale conflict van het meisje:
Ook voor het meisje is het eerste liefdesobject de moeder. Het meisje merkt al voor deze
fase aanbreekt dat ze geen penis heeft. Er ontbreekt iets wat ze ook wil hebben volgens
Freud. Er ontstaat een gevoel van minderwaardigheid ten opzichte van het mannelijk
geslacht. Moeder krijgt de schuld van dit gemis en richt zich dan op de vader als
liefdesobject. En de vader zou haar zo’n kind (als vervanging van de penis) kunnen
bezorgen. Later moet het meisje toch afstand doen van de wens. Het meisje gaat zich
identificeren met de ouder van dezelfde sekse. En zo ontstaat het superego en neemt ze de
normen van haar moeder over.
Latentiefase: Dit is een fase van emotionele rust en sublimatie van seksuele interesse. Deze
fase duurt van ongeveer het 6e levensjaar tot de puberteit.
Genitale fase: Vanaf en na de puberteit komt de genitale fase, deze fase gaat door tot de
dood. Deze fase wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van intieme relaties met iemand van
het andere geslacht.
2.3 ontwikkelingen na Freud
Binnen de theorie van Freud zijn er verschillende accenten te onderscheiden, waaronder een
mechanistische (verklarende) en een personalistische (interpreterende) benadering. Beide
denklijnen zorgen voor nieuwe ontwikkelingen.
2.3.1 De hechtingstheorie van Bowlby
, De Engelse psychiater Bowlby is oorspronkelijk psychoanalyticus. De hechtingstheorie die hij
ontwikkelt verschilt op vier punten met de klassieke psychoanalytische theorie.
Verschillen tussen de hechtingstheorie van Bowlby en de klassieke psychoanalyse
1. Binnen de klassieke theorie wordt er vooral terug geredeneerd. Hierbij is als
uitgangspunt dat een volwassene een klacht heeft en dat er dan wordt teruggekeken
in de jeugdervaringen.
2. Hij benadrukt in de theorie wat er werkelijk in de kindertijd plaatsvind. De manier
waarop het kind alles redeneert is secundair.
3. Hij baseert zich in de tegenstelling tot de klassieke psychoanalyse op directe
observaties van kinderen en niet op de verhalen van volwassenen tijdens de
therapie.
4. Bowlby maakt gebruik van kennis uit andere werenschappen of benaderingen.
Uitgangspunten van de hechtingstheorie
Hechting (attachment) wordt door bowlby opgevat als soort-specifiek gedrag. Veel mensen
kennen bepaalde vormen van hechtingen die genetisch zijn vastgelegd. Dit uitgangspunt is
mechanistisch. Bowlby neemt hiervan afstand van de drifttheorie uit de klassieke
psychoanalyse. Hij verving de doodsdrift en de liefdesdrift door een andere aangeboren drift;
de hechting.
Het verloop van hechtingsprocessen
Het kind heeft een aangeboren gedragsrepertoire waarmee het zorggedrag van en interactie
met een volwassene kan uitlokken: huilen, lachen en zich vastklampen. Dit hechtingsgedrag
neemt toe wanneer het kind zich onveilig voelt.
Volwassenen hebben een aangeboren zorginstinct. Een gezonde moeder weet direct wat ze
na de geboorte van haar kind moet doen zonder dat ze ervoor geleerd heeft.
Een kind richt zich in de eerste instantie alleen op de volwassenen. Pas rond de leeftijd van
8 maanden ontstaat er een verinnerlijkt beeld van de primaire verzorgers. Het is een overlap
met de objectrelatietheorie. Tussen het kind en de primaire verzorgers vind een afstemming
van signalen plaats. Dit wordt matching genoemd, als de matching geslaagd is wordt dit
attunement genoemd.
Het begrijpelijk maken van ‘’vreemd’’ gedrag
De hechtingstheorie verteld dat als een kind zich vroeger niet veilig heeft gevoeld, dat dit
later in het volwassen leven problemen kan veroorzaken. Bijvoorbeeld als een kind geen
veilige hechting heeft gehad, dat die in het volwassen leven moeilijk een relatie aangaan.
2.3.2. De objectrelatietheorie
Er worden nu verschillen tussen de objectrelatietheorie en de klassieke psychoanalytische
theorie besproken. Er zijn drie verschillen:
1. Freud dacht eerst dat symptomen te herleiden waren naar reële trauma’s, later
verschuift zijn aandacht naar de rol van verlangen en fantasie. Er is een verschuiving
van ‘’buiten’’ (echt gebeurd) naar ‘’binnen’’ (fantasie). De objectrelatietheorie heeft
hierdoor meer aandacht voor ‘’buiten’’.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nienkebwr. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.