De plaats van het goederenrecht binnen het (privaat)recht verklaren:
Het goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht. Het
vermogensrecht is een van de twee hoofdonderdelen van het privaatrecht (andere is personen- en
familierecht).
Het privaatrecht bestaat uit het vermogensrecht en het personen- en familierecht. Het
goederenrecht is onderdeel van het vermogensrecht.
De basisbegrippen van het goederenrecht omschrijven en in voorbeelden herkennen:
Vermogensrecht= rechtsgebied dat de op geld waardeerbare verhoudingen tussen burgers
en onderling regelt (een recht met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken). Het
goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht.
> Vermogensrechten worden omschreven in art. 3:6 BW:
1. Overdraagbaar: rechten die afzonderlijk (zelfstandig) of tezamen met een ander recht
overdraagbaar zijn; > de eigenaar van een bepaald recht dit recht aan een ander mag
overgeven (vb. eigendomsrecht of vorderingsrecht)
2. Stoffelijk voordeel: die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen; > meestal de eigenaar, stoffelijk (materieel) voordeel verstrekken (vb. het recht
op smartengeld of een vermogensrecht)
3. In ruil voor stoffelijk voordeel: die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het
vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel (vb. vermogensrecht)
Relatief recht= recht die slechts tegenover een bepaalde persoon werkt. Geldt niet ten
opzichte van iedereen.
, Zaak= de voor menselijke beheersing vatbare (iets wat we kunnen vastpakken) stoffelijke
objecten (voorwerp dat uit een bepaald materiaal, een bepaalde stof bestaat).
Goed= alle zaken en alle vermogensrechten.
Registergoed= goederen waarvan de overdracht of de vestiging in de daartoe bestemde
openbare registers moet worden ingeschreven.
Absoluut recht= de rechten die een persoon op een goed kan hebben. Geldt ten opzichte
van iedereen.
Roerende zaak= zaken die verplaatsbaar zijn. Alle zaken die niet onroerende zaken zijn. (vb.
auto, fiets, laptop) (art. 3:3 lid 2 BW)
Beperkt recht= recht dat is afgeleid van een meer omvattend recht, dat met het beperkte
recht is bezwaard.
Volledig recht= meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Genotsrecht/gebruiksrecht= rechten die de rechthebbende gebruiksgenot verschaffen van
de zaak of het recht waarop ze rusten (vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en
appartement).
Zekerheidsrecht= rechten die de rechthebbende zekerheid bieden ter voldoening van een
vordering die hij op een schuldenaar heeft (pand en hypotheek).
Pandrecht= recht op een niet-registergoed dat bij het niet-voldoen van de onderliggende
geldvordering zekerheid biedt aan een schuldeiser.
Hypotheekrecht= recht op een registergoed dat bij het niet-voldoen van de onderliggende
geldvordering zekerheid biedt aan een schuldeiser.
Zakelijk recht= een recht dat samenhangt met een zaak of ander goed. Een zakelijk recht
staat hiermee in tegenstelling tot een persoonlijk recht dat samenhangt met een persoon.
Vorderingsrecht= het recht van de schuldeiser tegenover de schuldenaar.
Onderscheid maken tussen absolute en relatieve rechten:
Absolute rechten gelden ten opzichte van iedereen > eigendomsrecht
Kenmerken van absoluut recht:
- Zaaksgevolg (droit de suite): het absolute recht volgt het goed waarop het rust,
ongeacht waar dit goed zich bevindt.
- Prioriteitsbeginsel (droit de priorité): indien er meer dan één absoluut recht op een
goed rust, gaat het eerder gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd
absoluut recht.
Daarnaast neemt de rechthebbende van een absoluut recht op een goed, een
bevoorrechte positie in bij een faillissement van een ander: ieder derde moet zich
onthouden van inbreuk (droit de preference).
> In totaal 8 absolute rechten: vruchtgebruik, pand, hypotheek, eigendom,
erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal (en appartement).
Relatieve rechten gelden ten opzichte van één persoon > vorderingsrecht
Onderscheid maken tussen volledige en beperkte rechten:
Volledige rechten= meest omvattende rechten die personen op zaken kunnen hebben. De
rechthebbende van een volledig recht kan – binnen de grenzen van de wet – alles doen met
het goed waar het volledige recht op rust. (art. 5:1 BW).
> Eigendomsrecht
Beperkte rechten= rechten die zijn afgeleid van meer omvattende rechten, die met beperkte
rechten zijn bezwaard. (art. 3:8 BW)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tessaderechtenstudent. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,50. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.