Samenvatting Biologie voor jou 4 havo thema 7 ecologie en milieu - Biologie
Samenvatting Biologie voor jou 4 havo thema 6 waarneming en gedrag - Biologie
Tout pour ce livre (59)
École, étude et sujet
Lycée
HAVO
Biologie
4
Tous les documents sur ce sujet (2015)
Vendeur
S'abonner
birgittriepels
Avis reçus
Aperçu du contenu
Biologie HAVO 4
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1
Onder stofwisseling verstaan we alle chemische reacties in een organisme. Elk organisme heeft een
levensloop, deze eindigt met de dood. Elk soort heeft een levenscyclus, deze blijft maar doorgaan
met leven en dood tot een soort uitsterft. Enzymen zijn eiwitten die de chemische processen van
stofwisselingsprocessen versnellen.
De laatste honderd jaar is er meer inzicht gekomen in de volgende vraagstukken die belangrijk zijn
binnen de biologie:
Prokaryoten zijn eencellige organisme zonder celkern. Het DNA van de prokaryoten ligt los in de cel
verdeelt. (Bacterie en archaea)
Eukaryoten zijn een- of meercellige organisme die wel een celkern hebben. Het DNA ligt hierbij dan
ook in de celkern opgeslagen. Daarbij bevat een eukaryoten cel ook allerlei organellen.
Orgaan = een deel van het organisme met een specifieke bouw en functie.
Populatie = een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich
onderling kunnen voortplanten
,Paragraaf 3
Zelfregulatie:
Organismen zijn in staat zichzelf in stand te houden door middel van zelfregulatie. Zelfregulatie vindt
plaats in de vormen van zichzelf te herstellen na schade, zichzelf verdedigen tegen indringers en
schadelijke stoffen. Ook zien we onder zelfregulatie het ademhalen, voeden en verplaatsen.
Zelfregulatie komt tot stand door:
Hormonen
Zenuwen
Zintuigen
Transport van stoffen
Autotrofe organisme = zelfonderhoud. Maken door middel van fotosynthese chemische energie
Heterotrofe organisme = verbruiken de chemische energie die door de autotrofe organisme is
vastgelegd. Hierdoor ontstaat een kringloop van stoffen die op het niveau biosfeer merkbaar zijn.
Zelforganisatie:
Door zelforganisatie zijn biologische eenheden in staat zichzelf te organiseren tot biologische
eenheden van een hogere orde. Hierdoor ontstaan nieuwe structuren. Ook kan door zelforganisatie
een organisme zijn eigen temperatuur handhaven. In de geordende structuren van de biologische
eenheden is een verband te zien tussen vorm en functie.
Interactie:
Biologische eenheden reageren op biologische eenheden en abiotische factoren, op elk niveau van
de biologische eenheden vindt interactie plaats. Deze interactie heeft op elk niveau een andere
betekenis. Een voorbeeld van interactie is cellen die met elkaar kunnen communiceren waardoor
stofwisseling plaats vindt. Ook zijn organisme constant met elkaar in interactie.
Reproductie:
Door het delen van cellen blijft een organisme bestaan.
Evolutie:
Door voortplanting ontstaat genetische variatie door verscheidenheid in genotype. Het genotype is
het totale pakket aan genen die je van je ouders hebt doorgekregen.
Bij natuurlijke selectie hebben de individuen met de beste aanpassing de grootste kans om te
overleven en nakomelingen voort te brengen .
Je spreekt van reproductieve isolatie wanneer twee soorten zich niet meer kunnen voortplanten. Dit
kan komen door een berg die is ontstaan. Beide populaties raken dan aangepast in het milieu waarin
zij leven, door deze aanpassingen kunnen ze zich vervolgens niet meer onderling voortplanten.
Evolutie = het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen. De evolutie
heeft gezorgd voor veel biodiversiteit.
De evolutietheorie is gebaseerd op drie dingen:
Genetische variatie
, Natuurlijke selectie
Reproductieve isolatie
Paragraaf 4
Taxonomie = houdt zich bezig met de regels van het ordeningssysteem, zoals de naamgeving.
Systematiek = houdt zich bezig met het indelen van de organismen zelf. Hierbij wordt gekeken dat
de evolutionaire verwantschappen zo goed mogelijk zijn weergeven.
Door de opkomst van de DNA-technieken is veel beter te zien welke organisme verwant zijn aan
elkaar. Alle organisme worden nu ingedeeld in domeinen, deze domeinen kunnen vervolgens weer
verder worden ingedeeld in rijken.
Archaea leven onder hele ongunstige omstandigheden. Hiervoor is hun biochemie heel erg te
onderscheiden van andere organisme.
De protisten is een groep waarvan de indeling door systematici nog ter discussie staat. De protisten
zijn meestal eencellig, maar ze kunnen ook meercellig zijn. Bij de protisten komen ook nog een
aantal autotrofe organisme voor.
Paragraaf 5
Beschrijvend onderzoek wordt ook wel ontdekkend onderzoek genoemd. Een onderzoeker
verzamelt hier heel erg veel informatie, deze informatie wordt ook wel data genoemd. Vervolgens
gaat een onderzoeker nog goed oberserveren. Een onderzoek gebaseerd op een hypothese bestaat
uit een aantal fasen.
Observatie = waarneming van een bepaald natuurverschijnsel
Probleemstelling = er wordt een natuurverschijnsel als een probleem gezien en formuleert dit als
een probleemstelling. Vb: hoe ontstaan maden in rottend vlees?
Hypothese = er wordt een logische verklaring gezocht voor het probleem. Vb: maden in rottend
vlees ontstaan door eieren van vliegen
Experimentele fase = hierin wordt getoetst of een hypothese juist is of niet. Hier wordt getest met
twee groepen, een experimenteergroep en een controlegroep. Deze groepen mogen elke keer maar
met 1 factor van elkaar verschillen.
Verwachting = dit is de uitkomst van het experiment. Als...(hypothese)… dan....(resultaat
experiment)…
Resultaten = je maakt een duidelijk overzicht van al je bevindingen
Conclusie = je vergelijkt je resultaten met je verwachtingen. Hierna kan worden besloten of de
hypothese juist of onjuist is.
Een onderzoek moet van goede kwaliteit zijn. Hierbij hoort dat er een groot genoeg aantal is
genomen.
Betrouwbaar onderzoek: het onderzoek bevat zo min mogelijk toevallige fouten
Valide onderzoek: zo min mogelijk systematische fouten.
, Paragraaf 6
Observatie = biologen verzamelen data
Experiment = hierin wordt de werkelijkheid gemanipuleerd
Interview = een aantal mensen worden mondeling een aantal vragen gesteld
Literatuuronderzoek = er wordt hier gebruik gemaakt van bestaand materiaal
Ontwerponderzoek = hier maakt een onderzoeker een concreet product als antwoord op het
probleem
Modelleren = het maken van wiskundige modellen door computers
Hoofdstuk 2
Paragraaf 1
Tumor = gezwel
Het verzamelen van weefsel wordt biopsie genoemd, en het afgenomen weefsel het biopt. Het is
lastige om op de goede plek te prikken om het goede weefsel te vinden. Hiervoor wordt een echo
gebruikt en zijn er nog betere technieken in ontwikkeling.
Een arts beschrijft hoe het weefsel eruitziet, vervolgens wordt het in vloeibaar was gegoten. Daarna
wordt er met een speciaal apparaat het weefsel in dunne plakjes gesneden. Als laatste wordt er een
kleurstof toegevoegd. Deze zorgt ervoor dat de structuren beter zichtbaar zijn.
Paragraaf 2
Transmissie-elektronenmicroscoop zorgt voor een beeld dat lijkt op een lichtmicroscoop. Een
scanning elektronenmicroscoop geeft een driedimensionaal beeld.
Paragraaf 3
Cellen zijn omgeven door celmembraan. Het celmembraan zorgt voor de afscheiding tussen het
inwendige van de cel en zijn omgeving. Via het celmembraan vindt selectieve opname en afgifte
plaats van stoffen, hierdoor vindt ook cel communicatie plaats.
Cytoplasma bestaat uit:
Water
Organellen (biologische eenheden)
Opgeloste stoffen
Celwanden maken geen deel uit van de cel, maar wordt gerekend tot de tussencelstof. De cellen van
planten liggen vaak niet strak tegen elkaar aan, de holtes die zich hiertussen bevinden noemen we
de intercellulaire ruimtes gevuld met water. (bij bladeren vaak gevuld met lucht.) de vacuole van de
plant heeft een functie voor de stevigheid.
Chloroplasten: bladgroenkorrels
Chromoplasten: kleurstoffen
Tijdens rijpen van fruit veranderen chloroplasten in chromoplasten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur birgittriepels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.