Inleiding in de Forensische Psychologie (500868B6)
Établissement
Tilburg University (UVT)
Dit is een zeer uitgebreide samenvatting van het major- of minorvak Inleiding in de Forensische psychologie. Hierin staan uitgebreide aantekeningen van de hoorcolleges, samen met een Nederlandse samenvatting van alle verplichte literatuur. Ik heb hiermee in een keer een 8 behaald.
Inleiding in de Forensische Psychologie (500868B6)
Tous les documents sur ce sujet (26)
6
revues
Par: MirtevdBerg • 2 année de cela
Par: machielleusden • 2 année de cela
Par: bgvdbroek • 3 année de cela
Traduit par Google
Agree with the previous remark. Contains many language errors and sentence build-up errors, which makes it not read well. Later it gets better, it's especially the first college that needs some adjustments. The plus is that the articles have been summarized and that is not the case with the other summaries.
Par: jannekebitter • 3 année de cela
Traduit par Google
Hi, how annoying to hear! I looked at the first two lectures, and made some adjustments to improve the readability (hopefully)!
Par: emmy_garcia_linarte • 3 année de cela
Par: irisbindels • 3 année de cela
Par: MDB126 • 3 année de cela
Traduit par Google
Many mistakes in sentence building, or concepts. Don't really read through it. Far too expensive for what you get
Par: jannekebitter • 3 année de cela
Traduit par Google
Hi, how annoying to hear! I'll see if I can change it in time. Thank you for your feedback.
Vendeur
S'abonner
jannekebitter
Avis reçus
Aperçu du contenu
INLEIDING IN DE FORENSISCHE PSYCHOLOGIE
INHOUDSOPGAVE
college 1 ........................................................................................................................... 3
literatuur college 1 ............................................................................................................ 7
artikel schirmann – badness, madness and the brain ...................................................................................... 7
college 2 ......................................................................................................................... 10
literatuur college 2 .......................................................................................................... 13
artikel bonta & andrews – rnr model ............................................................................................................. 13
artikel ward & brown – glm model ................................................................................................................. 14
college 3 ......................................................................................................................... 16
literatuur college 3 .......................................................................................................... 20
artikel raine – biosociaal model...................................................................................................................... 20
artikel van goozen, snoek, fairchild & harold – neurobiologisch model ........................................................ 21
college 4 ......................................................................................................................... 23
literatuur college 4 .......................................................................................................... 27
artikel moffitt – adolescence limited & life-course persistent ....................................................................... 27
artikel moffitt – male antisocial behavior ...................................................................................................... 28
artikel tremblay – development origins of disruptive behaviour problems .................................................. 29
college 5 ......................................................................................................................... 32
literatuur college 5 .......................................................................................................... 37
artikel maruna & mann – fundamental attribution error .............................................................................. 37
artikel stams et al. – moral judgment of juvenile delinquents....................................................................... 39
college 6 ......................................................................................................................... 41
literatuur college 6 .......................................................................................................... 46
artikel anderson & bushman – human aggression ......................................................................................... 46
artikel babcock et al. – overeenkomsten en verschillen in classificaties van agressie .................................. 47
College 7 ......................................................................................................................... 49
literatuur college 7 .......................................................................................................... 54
artikel archer – sex differences in aggression ................................................................................................ 54
artikel holtzworth-munroe – typology of violent men ................................................................................... 54
College 8 + 9 (dubbel college over psychopathie) ............................................................. 55
literatuur college 8 + 9 .................................................................................................... 64
artikel patrick, fowles & krueger – triarchic model of psychopathy .............................................................. 64
artikel skeem & cooke – criminal behavior and psychopathy........................................................................ 66
artikel smith & lilienfeld – response modulation hypothesis of psychopathy ............................................... 67
college 10 ....................................................................................................................... 69
,COLLEGE 1
Introductie
De klinisch forensische psychologie is een wetenschap die zich bezighoudt met afwijkend gedrag,
persoonlijkheid, cognities, preventie en interventie, diagnostiek, en het snijvlak met de andere takken van
psychologie (medische, biologische, ontwikkeling, sociale).
Sommige mensen hebben in rust een hele lage hartslag, mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis
bijvoorbeeld, deze mensen hebben meer prikkels en adrenaline nodig. Dit maakt de kans veel groter om
delicten te plegen. Mensen die delicten plegen, bereiken primaire goederen op de verkeerde manier, ze willen
gewoon een dak boven hun hoofd. De criminele carrière begint vaak op jonge leeftijd. Hoe sneller je ze kan
helpen, hoe beter. Hoe eerder ze de fout in gaan, hoe hardnekkiger de problemen zullen worden (ook op latere
leeftijd). Dit heeft ook weer tot gevolg dat deze mensen op latere leeftijd meer problemen zullen hebben met
een baan krijgen.
Huis van bewaring: voor mensen die bijvoorbeeld in hechtenis zitten, ze zitten wel in een cel maar het is niet
een gevangenis.
Daarnaast heb je ook een gevangenis en een penitentiair psychiatrisch centrum, PPC. Dit is dus wel een echte
gevangenis en daarnaast wordt er ook vast psychiatrisch forensische zorg aangeboden.
Zorginstellingen, op volgorde van lage naar hoge beveiliging
- Forensisch psychiatrische poliklinieken deeltijdbehandeling; mensen wonen thuis
- Forensische woonbegeleiding (F-RIWB) – Niveau 1
- Forensisch psychiatrische afdelingen (FPA) – Niveau 2
- Forensisch psychiatrische klinieken (FPK) – Niveau 3
- Forensische verslavingszorgklinieken (FVK)
- Forensisch psychiatrische centra (FPC) = tbs-klinieken – Niveau 4
Geschiedenis van forensische psychologie
Het begon bij Hippocrates (460-377 B.C.), hij was een medisch deskundige. Hij gaf adviezen aan rechters over
bijvoorbeeld criminelen. Zo is het ontstaan.
Bij de oude Romeinen of in de Middeleeuwen (±500-1500) was het zo dat een ‘onnozele’ (geesteszieke) onder
curatele van de familie werd gesteld. Wat betekent dat? Hij of zij werd niet verantwoordelijk geacht, maar wel
de familie. Die moesten boetes betalen of kregen straf als die persoon iets had misdaan. Er was toen al sprake
van ontoerekeningsvatbaarheid. De persoon in kwestie werd vaak opgesloten of geboeid, zodat hij niks deed.
Voor de Verlichting, 15e eeuw, waren er drie nieuwe manieren waarop men naar die mensen keek:
- Dolhuizen; ‘verzorgen’ van de patiënten. Soort instelling waar die mensen in werden verzorgd. Dit was
de eerste voorbode van forensische zorg/psychiatrie.
- Heksenvervolging; geesteszieken werden ervan verdacht dat ze bezeten waren door de duivel. Andere
begrippen zijn duivelsuitdrijving, Satan etc. Ook al bij epilepsie. Bedevaartstochten, kerken afgaan
(hier werden ze vaak in de cel gestopt). Na een paar dagen in de cel was men ‘genezen’. Ook zijn er
natuurlijk verhalen van brandstapels etc.
- Johannes Wier (±1515-1588 dus voor de Verlichting), dit is een Nederlander. Een van de eerste
wetenschappers die dacht aan een meer natuurlijke oorzaak voor dit antisociale gedrag. Het is geen
duivel, maar een neurologische oorzaak (hersenen). Ontstaan van forensische wetenschap.
Daarna kwam een ommekeer; de Verlichting. Het staat voor het verlichte denken (Franse Revolutie – 18e
eeuw); ieder mens heeft een vrije wil. Alles wat we doen, daar kiezen we voor. Dat betekent dus ook dat een
kind een moord pleegt, die heeft dat echt zo gekozen. Voor de wet was iedereen gelijk, geestesstoornis of niet.
Er waren op dat moment geen regels, er was veel machtsmisbruik. Wat doe je? Wetten maken.
Wetten begonnen in Frankrijk, met de Code Pénal, deze kwam in 1810. Een jaar later, 1811, kwam deze Code
ook naar Nederland. In 1809 kwam in Nederland het Crimineel Wetboek. Heel veel later, in 1886, kwam de
invoering van Wetboek van Strafrecht. Hierdoor moesten rechters zich aan allerlei regels houden. Let op: in het
begin was dit echt een enorm streng wetboek. Zo kon een kind van 5 die een moord had gepleegd de doodstraf
of lijfstraffen krijgen. Was toen heel normaal. Met die Code Pénal is de eerste versie van het rechtssysteem
gekomen.
,Even kort: het begin van de forensische zorg/psychiatrie begon met de dolhuizen. Johannes Wier (geboren
1515) stelde voor het eerst dat geesteszieken een afwijking in de hersenen konden hebben. In 1810 kwam in
Frankrijk voor het eerst de Code Pénal, hiermee is het rechtssysteem gekomen. Dit was wel een algemene wet,
iedereen gelijk.
Wat later kwamen er meer mensen die nadachten over biologische oorzaken van afwijkend gedrag. Bij
Engeland kwam meer de natuurwetenschappelijke benadering.
19e eeuw opnieuw een grootte ommekeer door Pinel; hij sprak over ‘manie sans délire’ = gemoedstoestand
zonder aantasting van het verstand. Je kan dus een aandoening hebben en een delict plegen, maar daarmee is
jouw verstand niet per se aangetast. Vroeger dachten mensen namelijk dat alle geesteszieken die een delict
pleegden, dat die een mentale beperking hadden. Je hebt ook heel intelligente psychopaten.
Er kwamen steeds meer rechtszaken waarin de dader niet gestraft werd op grond van geestelijke toestand. Dit
heeft geleid tot de eerste wet “Krankzinnigenwet”, deze kwam in 1841. Deze wet hield in dat je deze
geesteszieken niet alleen moet straffen, maar we moeten ze ook ‘verbeteren’ (er was dus ook een
verbeteringsgesticht).
In 1884 kwam de nieuwe Krankzinnigenwet, veel later in 1993 kwam de Wet van Bijzondere Opnemingen in
Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ).
In de 19e eeuw begonnen ze meer na te denken over biologische oorzaken van delict gedrag, dus psychische
stoornissen. Er zijn vier verklaringen voor psychische stoornissen.
- Erfelijkheid. Vroeger werd gezegd dat immorele mensen ook immorele kinderen kregen. Nu weten we
dat psychologische kenmerken erfelijk zijn, maar er is niet zoiets als een gen voor ‘moord’. Bepaalde
trekken kunnen overgeërfd worden. Erfelijkheid van crimineel gedrag is gedeeltelijk, mix van nature
en nurture. Immoreel gedrag is af te leiden uit uiterlijke kenmerken (hoog voorhoofd, doorlopende
wenkbrauw etc.), daarvan werd gedacht dat die mensen delinquent gedrag vertoonden. Dit was wel
een eerste systematische analyse naar kenmerken die bijdragen aan crimineel gedrag (dit is een
belangrijke voorloper geweest van de criminologie).
- Degeneratie. Elke genenpoel verzwakt, immoraliteit verzwakt steeds. Verslechtering van bepaalde
kenmerken met een generatie. Nu weten we dat deze verklaring niet klopt.
- Evolutie, het darwinisme. Moraliteit is geëvolueerd uit de menselijke historie, is een kenmerk van
beschaving. Immoreel gedrag is een soort terugval in de evolutie, een stap terug voor de mensheid.
Dit klopt ook niet, dus ook deze verklaring kunnen we nu niet meer gebruiken.
- Neurologische verklaring; eerste verklaring die niet biologisch is. Deze kunnen we volledig aanhouden.
Casus van Phinneas Gage, hij kreeg een staaf door zijn hoofd. Hij heeft het overleefd, dankzij
plasticiteit namen delen van zijn hersenen de andere delen over. Wel zagen we een enorme
verandering in zijn gedrag, sneller agressief etc., dit zou wijzen op meer immoreel gedrag.
De verklaring van erfelijkheid kunnen we deels meenemen, het is een mix van nature en nurture. De
verklaringen van degeneratie en evolutie zijn nu helemaal achterhaald, hebben we niks meer aan. De
neurologische verklaring kunnen we wel volledig meenemen.
In 19e en 20e eeuw kwam er een strafrecht voor jeugdigen, want in de Verlichting was iedereen gelijk voor de
wet; leeftijd en geslacht maakte niks uit. Nu kan een rechter beslissen als iemand tussen de 16 en 23 is, of dat
hij veroordeeld gaat worden op basis van het jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht.
Tijdens de Code Pénal; ‘zonder oordeel des onderscheids’, de rechter hoefde dus geen onderscheid te maken.
Iedereen is per wet gelijk. Door de Code Pénal werd dit anders, een kind onder de 10 jaar kon je ook niet meer
bestraffen.
In 1905 kwamen er Kinderwetten; vaak kan een 16-jarige nog niet heel goed nadenken over dingen. Dus tot de
leeftijd van 18 jaar kwamen er andere regels voor ze.
Vroeger zette men vooral in op straffen en wreken, dit was ook om de rest van de mensen bang te maken.
Daarna kwam er een periode van ‘verbetering’ en verzorging. Er kwam dus een verschuiving naar de moderne
strafrechtschool; de dader staat centraal en niet de daad. Je wil je richten op herstel, ook een gerechtvaardigde
straf (mildere straffen zijn goed, maar hoe zit het dan met de veiligheid van burgers?).
, 20e eeuw Voorstel Van Hamel
Je moet gaan indelen volgens zwaarte van het vergrijp;
- Lichtere vergrijpen; maatregel of straf ter afschrikking (van de omgeving en dader)
- Zwaardere vergrijpen; behandeling en verpleging van lange duur
- Zeer zware gevallen; terbeschikkingstelling van de regering -> behandeling van 10 jaar en daarna een
verdere overweging. Dit is de eerste opkomst van TBS.
1928 -> “Psychopatenwetten”; opname strafrecht, tbs van de regering (TBR) en verpleging. Heette toen TBR,
omdat het van de regering kwam, nu heet het TBS. De geestesstoornis moet behandeld worden, de straf moet
passend zijn. Het rapport is op basis van de psychiater, of iemand nog langer behandeld moet worden of niet.
Destijds had men 88 plaatsen, maar het werd veel toegekend. Je komt dus al snel met een probleem.
1933 -> “Stopwet”; er zijn veel te veel mensen met TBR, hier moeten we mee stoppen. Ze gingen de criteria
aanpassen, nu alleen nog maar mensen met zwaardere vergrijpen. Toen kwam de oorlog.
Na WO2; commissie naoorlogse strafrecht -> genuanceerde opvattingen. Veel mensen in de commissie hadden
zelf in de gevangenis gezeten (in de oorlog gebeurden meer misdaden, die waren meer contextafhankelijk; veel
meer vermogensdelicten als diefstal).
Utrechtse school van Baan, Pompe en Kempe; wetenschap en praktijk meer integreren. Hebben er ook voor
gezorgd dat tbs is zoals we dat nu kennen. De mensen moeten betere zorg krijgen, vooral degene met een
psychische stoornis. Betere behandeling nodig, dolhuizen stelden niet echt veel voor (ze deden daar ook
experimenten).
Jaren ’60 -> lichtere vergrijpen kwamen ook in tbs, de plekken waren snel bezet dus ze moesten strenger
optreden (strengere criteria). Focus kwam meer op zwaardere delicten, deze kwamen vaak voor met verslaving
en psychoses. In 1995 zijn de longstay-afdelingen geïntroduceerd.
Basiswetgeving tbs (vroeger TBR);
1971 -> ontstaan van een veranderde tijdgeest met meer nadruk op zelfbeschikking en tolerantie van andere
leefstijlen (anti-psychiatrie).
1988 -> de naam veranderde van TBR naar TBS
1993 -> Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen BOPZ.
Binnen enkele decennia ontstond een groep patiënten met ernstige psychiatrische ziektebeelden waaraan
geen intensieve zorg en begeleiding werd gegeven en die in sommige gevallen overlast veroorzaakten. BPOZ
ingrijpen zijn niet (lang genoeg) mogelijk.
Achtergrond Nederlandse Forensische Context; TBS
‘Waar wordt iemand van verdacht?’. Wat voor indruk maakt deze persoon (ziek/ gestoord)? Dan ga je kijken,
moet de focus liggen op behandelen of straffen? Hiervoor zijn drie criteria;
- Proportionaliteit; de ingreep of maatregel moet in verhouding staan tot het te voorkomen gevaar. Stel
dat een vrouw wordt aangevallen op straat en maakt gebruik van zelfverdediging, dan is die vrouw
niet per se heel gevaarlijk. Het ging om zelfverdediging dus dat nemen ze mee in het oordeel.
- Subsidiariteit; een ingrijpende maatregel is alleen toelaatbaar als met een lichtere niet kan worden
volstaan. Voor deze persoon is dus écht deze zware straf nodig.
- Doelmatigheid; de behandeling of maatregel moet effectief zijn in het afwenden van gevaar.
Wat is de basis onder deze maatregel? Het delict dat gepleegd wordt, moet heftig genoeg zijn; dat wil zeggen
dat er minimaal 4 jaar gevangenis opgelegd kan worden. De persoon in kwestie moet niet (helemaal)
verantwoordelijk gehouden worden, als gevolg van een psychische ziekte of stoornis. De persoon is dus
helemaal of gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar. Ook, als de persoon niet behandeld wordt, zou de persoon
opnieuw het delict plegen. Theoretisch gezien is de kans op recidive (herhaling) 100%, door de behandeling
moet dit percentage na verloop van tijd afnemen (tot maatschappelijk aanvaardbare normen).
Dit is het recidiverisico; de kans op het opnieuw plegen van een delict. Je kan nooit tot 0% komen, van een
enkele persoon is het nooit 0% dat iemand een delict pleegt, je weet het nooit.
Kern van de tbs-maatregel
Tbs is een combinatie van een behandeling en een straf (heeft geen vrijheid meer, je zit binnen). In principe is
het een behandelmaatregel en geen strafregel. Behandeling is nodig met als doel resocialisatie. Het is de
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jannekebitter. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.