Doel van (ortho)ped)agogisch handelen: welzijn, geoperationaliseerd in
termen van “Kwaliteit van leven”.
Opvoeden, begeleiden, ondersteunen is meer dan werken met mensen. Je gaat niet “zomaar”
om met mensen.
2.3 Kwaliteit van leven vs kwaliteit van zorg
2.3.1 Kwaliteit van leven (Schalock)
Het perspectief van die ene unieke persoon op wat
voor hem of haar een goed leven is.
Per definitie OBJECTIEF gegeven.
8 dimensies die de kwaliteit van leven beïnvloeden:
1. Zelfbepaling
Autonomie, keuze, beslissing
2. Zelfontplooiing
Onderwijs, vaardigheden, zinvolle activiteit
3. Rechten
Privacy, stemmen, toegang
4. Relaties
Seks, affectie, familie
5. Lichamelijk welzijn
Gezondheid, voeding, gezondheidszorg
6. Emotioneel welzijn
Vrij zijn van stress, spiritualiteit, zelfbeeld
7. Inclusie
Aanvaard worden, status, steun
8. Materieel welzijn
Persoonlijk bezit, geld, werk
ZELFBEPALING
Autonomie: zelf de centrale persoon zijn die belangrijke sturing aan je leven geeft.
Keuze: inhoud van keuzes kennen, bv. zicht hebben hoe veranderen van job je leven beïnvloedt.
Beslissing: bevoegdheid hebben, bv. eigen geld naar eigen goeddunken kunnen besteden.
ZELFONTPLOOIING
Onderwijs: school, bijscholingen, cursussen, boeken, …
Vaardigheden: die je aanleert of bijschaaft, bv. door trainingen te volgen, zelfsturing.
Zinvolle activiteiten: je competenties gebruiken, bv. als plantenkenner kruidentuintje hebben.
1
, RECHTEN
Privacy: wassen, aankleden, verzorgen.
Stemmen: uitgenodigd worden, bv. verkiezingen.
Toegang: materiële omgeving, bv. voetpaden en wegdek dat berijdbaar is met rolwagen.
RELATIES
Seks: vrijen, zelfbevrediging
Affectie: knuffelen, schouderklopje
Familie: betrokkenheid van en met familieleden
LICHAMELIJK WELZIJN
Gezondheid: pijnloos bestaan.
Voeding: voedzaamheid, voedingswaarde, bv. samenstelling van een maaltijd.
Gezondheidszorg: tijdig, correct, volgens keuze, degelijk.
EMOTIONEEL WELZIJN
Vrij zijn van stress: leven op eigen maat en tempo.
Spiritualiteit: verbondenheid ervaren met een groter geheel.
Zelfbeeld: mate waarin je jezelf graag ziet.
INCLUSIE
Aanvaard worden: jezelf kunnen zijn.
Status: wie ben je voor de anderen?
Steun: geven en krijgen van spontane steun.
MATERIEEL WELZIJN
Persoonlijk bezit: eigendommen groot of klein.
Geld: voor kleine dagelijkse dingen of duurdere verlangens.
Een plek: lievelingsplek, tijdelijk verblijfplaats, als onderdak.
2.3.2 Kwaliteit van zorg
- De manier waarop zorg verleend wordt.
- Vanuit het perspectief van het
zorgaanbod.
- Aan de hand van meetbare en objectieve
criteria (bv. vragenlijsten en procedures).
Waar moeten geleverde diensten aan
voldoen, wat mogen en moeten
hulpverleners doen om van goede zorg te
kunnen spreken?
2.3.3 Verhouding kwaliteit zorg t.o.v. kwaliteit van leven
2