Samenvatting: Financiële markten en instellingen (2018-2019)
Inhoud
0. Inleiding
1. Geld en geldcreatie
2. Financiële intermediairs
2.1. Bestaansredenen
2.2. Banken
2.3. Betaalsystemen
3. Regelgevende context
3.1. Monetaire autoriteiten
3.1.1.Instrumenten (repos, TLTRO’s)
3.2. Regelgevende autoriteiten
4. Financiële instrumenten & markten
4.1. Obligatie markten
4.1.1.Effectiseringen in België
4.2. Derivaten
4.2.1.Swaps
4.3. Money markets
(PS: Grijs = Extra)
,0. Inleiding
• Y= C + I + G + (X – M)
• Y- T= C + I + G – T + (X – M)
• Y- T – C = I + (G – T) + (X – M)
• S = I + (G – T) + (X – M)
Y = GDP
C = Consumption spending (on goods & services) by households
I = Investments (raw material, WIP, inventory of unsold goods, plant & equipment,
rental real estate) by business and households
G = Government purchases of goods & services (federal, state, local)
(X-M) = Net Export
Hoe “overschot” naar “tekort” krijgen?
Dit wordt endogeen bepaald ➔ de instellingen veranderen “automatisch”
S => I Hoe ga je van mensen die een overschot hebben naar mensen die en
S => G-T tekort hebben? Welke instellingen bestaan er en hoe wordt dit
gecontroelerd?
Kritisch: instellingen waren niet sterk genoeg om schokken op te nemen.
,• Bespreek de verschillende delen:
We hebben twee landen A en B.
Het financiële apparaat begint altijd met geld in handen van economische agenten (consumenten,
bedrijven, overheden, institutionelen).
Die gebruiken dat om transacties uit te voeren (kopen en verkopen).
Daartoe hebben ze financiële intermediairs
De fin. intermediairs kan je opdelen in (commerciële) banken en shadow banks (zie later).
en/of veilingsystemen (beurs/kapitaal markt) nodig
Transacties gebeuren tussen verschillende landen (of banken in een zelfde land). Dit gebeurt
in de (internationale) kapitaal markten. Deze markten kunnen een fysieke plaats zijn zoals
een beurs of andere veiling of gewoon tussen banken gebeuren (over the counter).
Derivaten worden verder nog afgehandeld met Central Clearing Partners (CCP*).
en betaalsystemen.
De betaalsystemen (settlement mechanismen (vb. euroclear1 voor schuldtitels) ondergaan
momenteel zeer sterk de invloed van financiële en technische innovatie vanuit de FinTech
wereld.
Dit gehele systeem moet dan gereguleerd worden. Binnen de bankenunie van de EG (Europese
Gemeenschappen) gebeurt dit door de ECB en de Nationale CB. In België gebruiken we het Twin
peaks model* (NBB /FSMA) voor het toezicht op de commerciële banken.
Het internationale financiële systeem wordt ook gereguleerd via IMF/BIS en zelfregulerende
organismen zoals ISDA en ISMA.
1
De Euroclear groep is een in België gevestigde financiële dienstverlener gespecialiseerd in de afwikkeling van
effectentransacties en het bewaren van deze effecten. Euroclear werd opgericht in 1968 als onderdeel van JP
Morgan & Co. om transacties af te wikkelen op de toen sterk groeiende euro-obligatiemarkt.
,*Extra uitleg: CCP: een Central Counterparty (CCP) of centrale tegenpartij is een is een financiële
instelling die clearingdiensten aanbiedt voor de transacties in effecten, derivaten en vreemde
valuta. Een CCP staat tussen twee clearinginstellingen (ook wel aangeduid clearing members of
clearing participants). Doel van de CCP is om het risico's van het falen van één (of meer) van de
clearinginstellingen te verminderen. De CCP treedt op als koper tegenover iedere verkoper en als
verkoper tegenover iedere koper. Dit kan op twee manieren gebeuren. Ten eerste is het mogelijk
dat een transactie die wordt aangegaan op een (anoniem) handelsplatform, meteen wordt
aangegaan met de CCP. De tweede mogelijkheid is dat de verplichtingen die zijn ontstaan door een
transactie die Over-The-Counter (OTC) is aangegaan tussen twee partijen, wordt genoveerd oftewel
vervangen door verplichtingen van en jegens deze beide partijen ten opzichte van de CCP. Door deze
zogenaamde novatie komt de CCP tussen beide partijen in te staan. Het clearingproces waar een CCP
verantwoordelijk voor is, bestaat uit het administreren, het garanderen en het salderen van
(beurs)transacties.
**Extra uitleg: Twin Peaks-model: binnen het Twin Peaks model wordt de microprudentiële en
systemische controle, evenals de macroprudentiële controle toevertrouwd aan de Bank, terwijl het
toezicht op de naleving van de gedragsregels waaraan de financiële tussenpersonen onderworpen
zijn teneinde een loyale, billijke en professionele behandeling van hun cliënten te waarborgen,
wordt toevertrouwd aan de Autoriteit financiële diensten en markten (FSMA), de opvolger van de
CBFA. Dit systeem werd bevestigd met de ondertekening van samenwerkingsakkoorden tussen de
Bank en de FSMA om de uitwisseling van informatie tussen beide instellingen te verbeteren.
De financiële crisis heeft de noodzaak blootgelegd om de functionering van de financiële markten,
deze van de financiële instellingen en de architectuur van het prudentieel toezicht te verbeteren. De
autoriteiten, belast met de financiële regelgeving in België, in Europa en overal ter wereld, hebben
lessen getrokken uit de crisis en belangrijke hervormingen doorgevoerd. De Belgische wetgever heeft
aldus beslist om de organisatie van het prudentieel toezicht te herzien en de toezichtarchitectuur van
de Belgische financiële sector in dezelfde richting te laten evolueren als de hervormingen
doorgevoerd in verschillende andere Europese landen.
De wetgever heeft derhalve geopteerd om over te gaan van een geïntegreerd toezichtmodel naar
een bipolair model, het zogenaamde "Twin Peaks"-model, teneinde de integratie tussen het micro-
en macroprudentieel toezicht te versterken met speciale aandacht voor het systeemrisico. Dit
bipolaire model dient, op structureel gebied, gestalte te geven aan de twee hoofddoelen van het
financiële toezicht en wordt vanaf 1 april 2011 als volgt uitgevoerd:
de Nationale Bank van België is verantwoordelijk voor de handhaving van de macro- en micro-
economische stabiliteit van het financiële stelsel. De NBB is derhalve voortaan, naast het
macroprudentieel toezicht, eveneens belast met het individuele prudentiële toezicht op de
actoren van het financiële stelsel die cliëntengelden mogen aanhouden (het microprudentieel
toezicht). De Bank ziet aldus toe op het verzekeren van de financiële soliditeit van de financiële
instellingen onder haar controle, dankzij vereisten aangaande solvabiliteit, liquiditeit en de
rendabiliteit van deze instellingen in het bijzonder.
de FSMA, voorheen de CBFA, behoudt haar traditionele opdracht om toe te zien op de goede
werking, de transparantie en de integriteit van de financiële markten alsook om het toezicht
uit te oefenen op het onrechtmatig aanbieden van producten en financiële diensten, en breidt
haar actieterrein uit naar het relatief nieuwere gebied van het toezicht op de naleving van de
gedragsregels waaraan de financiële tussenpersonen onderworpen zijn teneinde een loyale,
billijke en professionele behandeling van hun cliënten te waarborgen.
,• Typering Belg. Fin. Systeem
• Schematisch
1. Geld storten
2. Nakijken geld
3. Settlement mechanisme
4. Wachten aanvraag bank b (vroeger meestal overnacht)
5. Confirmatie vragen
De technologie is zodanig verbeterd, dat dit nu op een zeer snelle manier zou moeten gebeuren. (Fin.
Tech).
• CCP (= buffer):
- 3 in Europa
- Nemen flows (in tegengestelde richting), om risico te vermijden
- Schokken worden opgenomen door buffer
- Wanneer er een schok is op 1 bank, zal men proberen te vermijden dat dit zich verspreidt over alle
banken aan de hand van CCP.
- CCP = (rente) swap = ruilen van rentebetalingen
,Vroeger:
Stroom vaste rentebetalingen
Met:
N = 100 (referentie)
rf = 5% (wordt uitgewisseld)
rfl = EURIBORG (6 maand opnieuw rente bepalen (0.5%))
Meestal heeft het contract een looptijd2 van 5/10 jaar.
• Stel:
De rente daalt
r* = marktrente = 4%
A betaald 1% te veel (verlies), B staat in winst
• Stel:
A gaat failliet, B wordt boos want hij ontvangt zijn winst niet. Doordat A failliet gaat, zal B ook slecht
gaan. De ene bank wordt geraakt, doordat de andere bank het slecht doet.
Geen goede methode.
Nu (CCP):
In plaats dat er gewerkt wordt met 2 partijen en 1 swap, wordt er gewerkt met meerdere partijen.
Dit zorgt ervoor dat indien een bank het minder goed doet, de andere banken zullen compenseren.
Doel CCP:
• Stel dat C failliet gaat:
Dan zal dit geen impact hebben op andere banken omdat elke bank een buffer geeft aan CCP.
Uiteindelijk zullen de andere banken de invloed, door het faillietgaan van C, niet aanvoelen doordat
dit geneutraliseerd wordt a.d.h.v. CCP. De grote hoeveelheid geld zorgt ervoor dat het effect
weggewerkt wordt. Wanneer een bank uittreedt, dan zal deze haar buffer terugbetaald krijgen.
2
De looptijd van een lening is de periode waarin een lening wordt afgelost.
,1 Geld en geldcreatie
1.1 Oorsprong en Karakteristieken
1.1.1 Definitie
• Middel dat algemeen aanvaard wordt in ruil voor goederen en diensten (m.a.w. een ruilmiddel)
• Gebaseerd op conventie, op afspraak
Op het eerste gezicht lijkt het vanzelfsprekend wat geld is: het gaat om Euro, dollar, of een andere
munt. Wanneer we geld definiëren aan de hand van de karakteristieken ervan wordt het minder
duidelijk. Wat geld onderscheidt van elk ander economisch goed is de eigenschap dat het een
economisch goed is dat algemeen aanvaard wordt ter betaling, in een bepaalde economische
omgeving.
Zo gesteld is het duidelijk dat geld niet noodzakelijk beperkt is tot munten, uitgegeven door een
centrale bank, en dat alle munten uitgegeven door centrale banken niet de functie van geld
vervullen.
Geld is dus met andere woorden uiterst conventioneel (iets dat door het vaste gebruik bepaald is,
gewoonte). In vele gevallen kan de vraag “waarom iets algemeen ter betaling aanvaard wordt?”
alleen beantwoord worden met een tautologisch antwoord. Ik aanvaard iets (geld) ter betaling
omdat ik ervan uitga dat anderen later datzelfde goed van mij zullen willen aanvaarden ter betaling.
Dat betekent dat geld in de eerste plaats gebaseerd is op vertrouwen.
Wettelijke bepalingen kunnen in theorie inwoners van een land dwingen om een bepaald goed
algemeen ter betaling te aanvaarden, maar indien het vertrouwen ontbreekt, zal zelfs een wettelijke
verplichting enkel functioneren voor die betalingen die onder een officiële controle vallen. Voor alle
“vrije” betalingen zal een andere vorm van ruil zich automatisch ontwikkelen.
• De wet van Gresham capteert dit idee: “bad money drives out good money”
• In sommige landen zoals Zuid – Amerika wordt liever met de dollar betaald, dan met de lokale
munt. In enkele landen, wordt zelfs met sigaretten betaald, omdat het er veel waarde heeft.
,1.1.2 Functie
• Geld vervult meerdere functies:
Ruilmiddel – belegging – rekeneenheid – standaard voor uitgestelde betalingen
(Ezelsbruggetje: RoodBoRSt, English: MedUSaS)
A) Ruilmiddel (medium of exchange)
De basisfunctie van geld is het gebruik ervan als een intermediair goed bij ruil of handel. Iemand
levert een economisch waardevol goed en is bereid daarvoor in ruil geld te ontvangen, alhoewel het
bezit van geld geen einddoel is. Uiteindelijk verwacht die persoon later in ruil voor dat geld een ander
“nuttig” economisch goed te kunnen ontvangen.
In ontwikkelde markteconomieën is één of andere vorm van geld onmisbaar, zo niet kan de markt
niet efficiënt functioneren.
Geef een voorbeeld hiervan: hyperinflatie in Duitsland ➔ geld viel weg ➔ ruilhandel ➔ kan je dan
nog lenen/ontlenen? ➔ kredietverlening valt weg en investeringen stoppen.
B) Belegging (store of value)
Naarmate het vertrouwen in geld groeit, wordt het niet langer alleen gebruikt als universeel
ruilmiddel, maar ook als een vehikel waarin waarde of koopkracht kan opgeslagen worden. Geld
wordt dan beschouwd als een spaarinstrument, naast andere spaarmiddelen.
C) Rekeneenheid (unit of account)
In het economische leven speelt geld tevens de rol van universele rekeneenheid van koopkracht.
Waardeverhoudingen tussen twee goederen worden niet meer onderling bepaald, maar in termen
van geld. Wij zeggen niet meer dat de prijs van een peer twee appels is, maar we stellen dat een peer
2 euro kost, en een appel 1 euro. Waardevergelijking tussen twee goederen gebeurt dus via geld.
D) Standaard voor uitgestelde betalingen (standard for deffered payments)
Tenslotte wordt het gebruik als rekeneenheid niet beperkt tot ruil op een bepaald ogenblik, maar
ook voor ruiltransacties in de tijd gespreid. In ruil voor een betalingsbelofte van duizend Euro, te
betalen binnen één jaar zal ik nu geen duizend Euro willen betalen. De rente zal verdisconteerd
worden. Dit leidt tot de zogenaamde tijdswaarde van geld. Het begrip rente is nog steeds
controversieel voor sommige godsdiensten zoals de islam.
,1.1.3 Eigenschappen van geld
• Waardevol in vergelijking met zijn gewicht
• Duurzaam
• Deelbaar
• Gestandaardiseerde kwaliteit
• Herkenbaar
• Stabiele koopkracht
(Ezelsbruggetje: (Hey) WuS GooDD #louismatters)
Geld is in de loop van de geschiedenis niet zomaar “uitgevonden”. De ontwikkeling van geld is heel
geleidelijk gebeurd. Een soort van natuurlijke selectie vond plaats in de loop van de geschiedenis,
waarbij bepaalde goederen blijkbaar meer geschikt werden geacht om als geld te functioneren dan
andere. Hiervoor werd reeds gesteld dat geld in grote mate conventioneel is, waarbij vertrouwen in
waardevastheid en handigheid in gebruik belangrijke positieve karakteristieken zijn. Die
karakteristieken kunnen meer concreet uitgewerkt worden:
- Goed geld moet relatief kostbaar zijn t.o.v. volume of gewicht
- Goed geld moet de tand des tijds doorstaan zonder verlies
- Goed geld moet splitsbaar en samenvoegbaar zijn zonder waardeverlies;
- Goed geld moet homogeen van kwaliteit zijn
- Goed geld moet eenvoudig herkenbaar zijn;
- Goed geld moet een stabiele of tenminste voorspelbare koopkracht hebben
Geef een voorbeeld van het verschil tussen stabiel en voorspelbaar.
Vergelijk een aantal goederen naar hun geschiktheid als geld: fruit, diamant, kunst, aandelen.
Is Bitcoin geld?
Functies (roodborst):
Ruilmiddel: ja, gebruikt in transacties
Belegging: ja, heel speculatief
Rekeneenheid: nee, prijzen werden niet uitgedrukt in Bitcoin, door snelle waardestijging
Standaard voor uitgestelde betalingen: ja, maar door snelle prijsstijging leent het er zich niet echt
toe. Speculatieve bubbel: exponentiele stijging en dan heel snel naar beneden.
Eigenschappen (Hey WuS GooDD):
Herkenbaar: +-, puur virtueel, als het niet herkenbaar is, wie zegt dan dat het echt is
Waardevol in vgl met zijn gewicht: ja, virtueel => weegt niets
Stabiele koopkracht: nee, enorme stijgingen en dalingen
Gestandaardiseerde kwaliteit: nee => puur virtueel, is het echt? Heel makkelijk na te maken
Duurzaam: ja, het kan niet kapot tenzij internet en elektriciteit zou verdwijnen
Deelbaar: niet echt, misschien is de evolutie nog niet klaar. In theorie kan het deelbaar zijn
➔Conclusie: geen geld, niet alle functies en eigenschappen zijn voldaan. In theorie kan het wel geld
worden indien men werkt aan de herkenbaarheid en de kwaliteit kan verzekeren. Ook moet men de
koopkracht stabiliseren (dit is problematisch want de hoeveelheid is beperkt, als er meer nodig is kan
alleen de waarde veranderen, zelfde probleem als goud, maar omdat de stock nóg beperkter is,
grotere schommelingen.)
, 1.1.4 Evolutie van geld
• Ruilhandel ➔ grondstoffen als geld ➔ edelmetalen ➔ betaalmiddel: munten (geslagen) of
papier ➔ wettelijk betaalmiddel ➔ fiatgeld
(Ezelsbruggetje: RoodGEelBlauw MoPje is Wat Flauw)
A) Ruilhandel
Vooraleer geld ontstond was handel gebaseerd op ruil. Ruil bestaat ook nu nog in elke ontwikkelde
economie. Een buurman helpen bij een klus, en in ruil groenten uit de tuin of een andere vorm van
vergoeding ontvangen is niets meer of minder dan ruilhandel. De meer officiële handelsstromen
gebeuren echter in geld, maar indien wantrouwen in de waarde van geld toeslaat, keert de economie
terug naar ruilhandel.
B) Grondstoffen als geld (commodity money)
De eerste vormen van geld waren gebaseerd op grondstoffen zoals metalen, maar ook soms
landbouwproducten zoals vee of graan.
C) Edele metalen als geld
Natuurlijke selectie zorgde ervoor dat edele metalen stilaan de bovenhand kregen. Daartoe was het
voldoende dat goud of zilver in de meest ontwikkelde economieën (Egypte, Griekenland) als geld
aanvaard werden, om hun succes “wereldwijd” te veralgemenen. Juist zoals de wereld nu blind
vertrouwen heeft in de dollar, gezien het de munt is van de grootste economie van de wereld.
D) Munten en papieren geld
Het aanmunten van edele metalen was een middel om de intrinsieke waarde gemakkelijker zichtbaar
te maken en om belastingen te innen. De waarde van het muntstuk was precies de waarde van het
erin verwerkte goud of zilver. Het aanmunten werd stilaan het monopolie van de politieke overheid,
die instond voor de echtheid (vertrouwen) en er ook een premie voor aanmunten kon innen.
Papieren geld was initieel een vordering op de activa van de emittent, ten belope van een
welbepaalde hoeveelheid goud of “echt” geld. Soms werd aan privé banken toegestaan om
bankbiljetten te drukken ( “free banking” in de US, 19de eeuw).
E) Wettig betaalmiddel (legal tender)
In meer ontwikkelde economieën werd geld in toenemende mate gereglementeerd door de
overheid, en uiteindelijk werd de emissie van geld wettelijk strikt aan banden gelegd.
Het uitgeven van geld voor een bepaald land wordt nu doorgaans als monopolie toevertrouwd aan
één bepaalde instelling, die wij vandaag de centrale bank noemen. Een centrale bank is perfect te
vergelijken met een gewone commerciële bank, maar met specifieke rechten en verplichtingen.
F) Fiat money
De waarde van geld is in de meeste ontwikkelde economieën niet meer gebonden aan een reëel
actief zoals goud. Geld heeft dus een onafhankelijke waarde, puur gebaseerd op vertrouwen (fiat
geld).