Persoon- en familierecht
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen en de burgerlijke stand
In het personenrecht is o.a. geregeld hoe iemand aan zijn voor- en achternaam komt en wat de juridische woonplaats van die persoon is.
Het gaat daarbij om regels die van toepassing zijn op de persoon als individu. Het familierecht omvat de relaties tussen verschillende
natuurlijke personen. Denk daarbij aan relaties tussen ouders onderling of de relaties tussen ouders en kinderen.
1.1 Persoonlijkheid
Iedereen die zich in NL bevindt is volgens art 1.1 BW vrij en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten. Bij het overlijden vervallen de
vrijheid en bevoegdheid tot het genot van burgerlijke rechten. Art 1.2 BW maakt hierop ene uitzondering. Een ongeboren kind verkrijgt op
grond van dit artikel nog voordat het is geboren een juridische persoonlijkheid. Dit kan alleen wanneer dit in het belang van het ongeboren
kind is.
1.2 Bloed- en aanverwantschap
Bloedverwantschap omvat de rechtstreekse familierechtelijke relaties. Bij aanverwantschap gaat het om familiebanden met de
schoonfamilie op grond van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Zo bepaalt art 1.270 BW dat bloed- of aanverwanten tot en met de
4e graad van een kind een verzoek kunnen indienen bij de rechtbank om de ouders uit hun gezag te ontzetten. Naast de rechten op grond
van de bloed- en aanverwantschap bestaan er ook rechten die gebaseerd zijn op de eerbiediging van het familie- en gezinsleven uit art 8
EVRM.
1.2.1 Bloedverwantschap
Bloedverwantschap zoals beschreven in art 1.3 lid 1 BW is de familierechtelijke betrekking tussen personen die een gemeenschappelijke
voorouder hebben. De juridische bloedverwantschap uit art 1.3 lid 1 BW komt niet altijd overeen met de biologische bloedverwantschap.
Denk hierbij aan de juridische tussen ene kind en zijn adoptieouders. Het is wettelijk bepaald tot adoptieouders de juridische ouders en
bloedverwanten van een kind worden. Wanneer we in het personen- en familierecht spreken over bloedverwantschap gaat het altijd over
de juridische bloedverwantschap uit art 1.3 BW. De mate van bloedverwantschap wordt uitgedrukt in graden. De graad van
bloedverwantschap wordt bepaald door het aantal geboorten dat de bloedverwantschap heeft veroorzaakt. Bij de relatie tussen ouders en
kinderen heeft slechts 1 geboorte de bloedverwantschap veroorzaakt. Ouders en kinderen zijn daarom bloedverwanten in de 1e graad.
1.2.2 Aanverwantschap
Aanverwantschap ontstaat door het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap. Bij aanverwantschap gaat het niet om de
relatie tot de eigen familie maar om de relatie tot de schoonfamilie – art 1.3 lid 2 BW. De graad van aanverwantschap wordt op dezelfde
manier bepaald als de graad van bloedverwantschap.
1.3 Burgerlijke stand
Iedere gemeente heeft een afdeling burgerlijke stand waar minstens 2 ambtenaren van de burgerlijke stand werkzaam zijn – art 1.16 BW.
Zo moet een stel dat van plan is te gaan trouwen op grond van art 1.43 BW hiervan vooraf aangifte doen bij de ambtenaar van de
burgerlijke stand. Na de geboorte van een kind moet op grond van art 1.19 e BW binnen 3 dagen na aangifte worden gedaan van de
geboorte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De registers van de burgerlijke stand dienen tot het verzamelen en bewaren van akten
waarin alle feiten die de persoonlijke staat rechtstreeks betreffen of daarin wijzigingen brengen, zodanig nauwkeurig en onpartijdig
worden vastgelegd dat daaraan tegenover een ieder dwingend bewijs kan worden ontleend. Volgens art 157 WVRV leveren deze akten
tegen iedere derde dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar heeft verklaard.
Hoofdstuk 2: Recht op naam en woonplaats
Op grond van art 7 Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind heeft ieder kind vanaf de geboorte recht op een naam. Dit recht
is in het BW uitgewerkt in titel 2 van boek 1. De achternaam wordt in de wet aangeduid met de term geslachtsnaam. Deze term maakt
duidelijk dat de achternaam aangeeft tot welk geslacht (familie) iemand behoort.
2.1 Verkrijging voornaam
Iedereen heeft de voornamen die hem in zijn geboorteakte zijn gegeven, art 1.4 BW. Deze voornamen leggen zij vast bij de ambtenaar van
de burgerlijke stand op het moment dat zij aangifte doen van de geboorte. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert op basis van art
1.4 lid 2 BW de volgende voornamen:
- ongepaste voornamen
- voornamen die overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze ook gebruikelijke voornamen zijn.
In verband met art. 8 EVRM en art 10 GW is het wel raadzaam dat de ambtenaar van de burgerlijke stand terughoudend is bij het weigeren
van voornamen. Wanneer er bij de aangifte van de geboorte geen voornamen worden opgegeven, of de voornamen worden geweigerd en
de aangever geeft geen andere voornamen op, dan geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van art 1.4 lid 3 BW het kind
ambtshalve 1 of meer voornamen. In de geboorteakte vermeld de ambtenaar van de burgerlijke stand dan uitdrukkelijk dat de namen
ambtshalve zijn gegeven.
2.2 Wijziging voornaam
Op grond van art 1.4 lid 4 BW kan een voornaam gewijzigd worden door middel van een verzoek aan de rechtbank.
* bij het opgeven van de naam bij de geboorteaangifte is een fout gemaakt
* bij het bekeren tot een bepaalde religie is de bestaande voornaam een belemmering
* na een geslacht veranderende operatie is de huidige voornaam niet meer passend
* er is een negatieve associatie met de huidige voornaam
Vanaf 18 jaar kan een kind een zelfstandig een verzoek tot naamswijziging doen. Voor de 18e verjaardag moet het verzoek worden
1
, ingediend door 1 van de wettelijke vertegenwoordigers. In de rechtspraak gaat men er van uit dat er een zwaarwegend belang moet zijn
voor het wijzigen van de voornaam.
2.3 Verkrijging geslachtsnaam
De verkrijging van de geslachtsnaam is geregeld in art 1.5 BW. Lid 1 van dit artikel bepaald welke geslachtsnaam een kind krijgt als het in
familierechtelijke betrekking staat tot 1 ouder. Wanneer een kind alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder staat, heeft het
haar geslachtsnaam. En andersom i.g.v de vader. Art. 1.5 BW geeft regels bij de verschillende wijzen waarop de relatie van het kind tot de
ouders tot stand is gekomen.:
* erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
* adoptie
* geboorte tijdens huwelijk
Wanneer ouders niet met elkaar gehuwd zijn, staat het kind door de geboorte alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder. Art 1.5
lid 2 BW bepaalt dat wanneer een kind door erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ook in familierechtelijke betrekking
tot de vader komt te staan, het de geslachtsnaam van de moeder behoudt. Art 1.5 lid 3 regelt de geslachtsnaam van een kind bij adoptie.
De eerste mogelijkheid is dat een kind door adoptie, in familierechtelijke betrekking tot 2 gehuwde adoptieouders van verschillend
geslacht komt te staan. In dat geval heeft het kind de geslachtsnaam van de adoptievader, tenzij de adoptieouders tegen gelegenheid van
de adoptie gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de adoptiemoeder zal hebben. De 2e mogelijkheid is dat de
adoptieouders niet met elkaar gehuwd zijn of dat het een huwelijk tussen twee adoptieouders van gelijk geslacht betreft. In deze situatie
houdt het kind de geslachtsnaam die het heeft, tenzij de adoptieouders ter gelegenheid van de adoptie verklaren dat het kind 1 van hun
geslachtsnamen zal dragen. De laatste mogelijkheid is dat een kind al in familierechtelijke betrekking tot 1 ouder staat en door adoptie ook
in familierechtelijke betrekking tot de echtgenoot, geregistreerd partner of ander levensgezel van die ouder komt te staan. In dat geval
houdt het kind zijn geslachtsnaam, tenzij de ouder en de adoptieouder gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de
adoptieouder zal hebben.
Art 1.5 lid 5 bepaalt dat een kind de geslachtsnaam de vader krijgt wanneer de ouders deze keuze niet uiterlijk maken ter gelegenheid van
de aangifte van de geboorte. Art 1.5 lid 8 BW geeft aan dat de naamskeuze slechts ten aanzien van het eerste kind kan worden gedaan. De
volgende kinderen van dezelfde ouders hebben dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind.
2.4 Wijziging geslachtsnaam
Art 1.7 lid 1 BW bepaalt dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan
worden gewijzigd. Daarnaast kan op grond van art 1.5 BW de geslachtsnaam ook worden gewijzigd ter gelegenheid van een erkenning,
gerechtelijke vaststelling van het vaderschap of adoptie. Ook kunnen ouders bijvoorbeeld op grond van art 1.253t lid 5 BW een verzoek
doen tot geslachtsnaamverandering van een kind bij een verandering in het gezag over een kind. Op grond van art 1.7 BW kan een persoon
een verzoek tot geslachtsnaamwijziging indienen bij het ministerie van justitie. Het aanvraagformulier is te vinden op de website van de
rijksoverheid. Lid 5 van art 1.7 BW geeft aan dat bij de algemene maatregel van bestuur geregeld wordt op welke gronden de
geslachtsnaamwijziging kan worden verleend.
* de naam is ongepast of bespottelijk
* de persoon wil de naamskeuze van de ouders herzien
* de naam komt te vaak voor
* de naam veroorzaakt psychische schade
2.5 Woonplaats
De woonplaats is de plaats waar een persoon in juridische zin bereikbaar is voor de uitoefening van rechten en vervullen van plichten. Zo
moeten aanstaande echtgenoten aangifte doen van hun voorgenomen huwelijk bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de
woonplaats van een van de partijen op grond van art 1.43 BW. Art 1.10 lid 1 BW geeft aan dat de woonplaats van een natuurlijk persoon
zich te zijner woonstede bevindt en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Met woonstede wordt iemands vaste
woonadres bedoeld. Een minderjarige heeft geen zelfstandige woonplaats, maar een afhankelijke woonplaats. De minderjarige is hierbij op
grond van 1.12 lid 1 BW afhankelijk van de persoon of personen die het gezag dragen over deze minderjarige.
Hoofdstuk 3: Afstamming en levensonderhoud
3.1 Moederschap
Op de eerste plaats zijn de ouders van het kind de personen die verplicht zijn te voorzien in de kosten voor de verzorging en opvoeding van
een kind. Daarnaast verkrijgt een kind zijn/haar nationaliteit op basis van de nationaliteit van de ouders. In afstammingszaken wordt een
minderjarige vertegenwoordigd door een bijzonder curator. De bijzonder curator behartigt hierin de belangen van de minderjarige.
In tegenstelling tot het juridische vaderschap is het juridische moederschap eenvoudig vast te stellen. Volgens art 1.198 BW kan een vrouw
op twee manieren moeder van een kind worden. De eerste manier is het gemakkelijkste. De vrouw uit wie het kind is geboren is van
rechtswege moeder van het kind. Dat het kind uit de vrouw is geboren wil niet altijd zeggen dat de vrouw ook de biologische moeder is.
Een draagmoeder kan bijvoorbeeld een kind dragen waarvan zij niet de biologische moeder is. Dit komt voor wanneer een eicel van een
andere vrouw in de baarmoeder van de draagmoeder is geplaatst. Voor de wet maakt het geen verschil of de vrouw uit wie het kind is
geboren de biologische moeder is. Het enkele bevallen van een kind heeft tot gevolg dat de vrouw van rechtswege moeder van het kind
wordt. De draagmoeder heeft hier geen keuzemogelijkheid. Als een draagmoeder daarna het kind wilt afstaan aan de biologische moeder
volgt er een omslachtig proces waarbij de biologische moeder het kind moet adopteren.
De tweede manier uit art 1.198 BW waarop een vrouw de moeder van een kind wordt is adoptie. Ook voor mannen bestaat deze optie.
Uit art 1.198 BW blijkt dat een kind twee moeders kan hebben. De vrouw die bevalt van het kind is van rechtswege de moeder van het
kind. In het geval van een lesbische relatie kan de vrouwelijke partner van de moeder vervolgens het kind adopteren. Adoptie is niet de
meest ideale weg voor lesbische ouders. Er is een wijziging in dit beleid; de vrouwelijke partner van de moeder wordt van rechtswege
moeder van het kind wanneer zij op het moment van de geboorte is getrouwd met de moeder van het kind is verwekt door een anonieme
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tessabos93. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.