De grondhouding van de opvoeder-begeleider.
Werken met mensen is werken met jezelf.
1.1 Opvoeden en begeleiden: een tweevoudig diagonaal gebeuren (Ter Horst)
= bevorderen van de dialoog tussen:
- De cliënt en zijn “dichte omwereld”.
- De cliënt en de “volle werkelijkheid”, “de wereld”.
Boek ‘Het herstel van het gewone leven’ – Ter Horst:
1. geeft een praktisch antwoord aan opvoeders.
2. gaat na of het meest voor de hand
liggende – het alledaagse wel in orde is.
3. als bovenstaand niet in orde is, zullen specialisten
ook niet helpen. Het gewone is voorwaarde voor het
bijzondere!
1.2 Grondhouding van de opvoeder + 1.3 Dialogische grondvormen van menselijk contact
In deze dialoog is de unieke persoonlijkheid van de opvoeder-begeleider belangrijk.
Grondhouding (basishouding) v/d opvoeder Dialogische grondvormen menselijk contact
1. Liefhebben 1. Aanraken
Liefde is gratis. Troosten
Liefde is helderziend. Knuffelen, steunen
2. Overschot/vitaliteit 2. Verzorgen: zorg dragen voor
Is de opvoeder wel voldoende uitgeslapen? Verzorgd worden
Opvoeder het niet te druk met andere Zorg dragen voor
problemen?
3. Bijtanken 3. Spelen
Nood aan vakantie? Stoeien
Bijscholing? Zich ontspannen
4. Openheid 4. Werken
Emotioneel beschikbaar? Samen iets opknappen
Bewust van eigen pedagogische vooroordelen?
5. Intentionaliteit 5. Eten drinken
Duidelijke en ondubbelzinnige signalen uitzenden Genieten
Aanvoelen wanneer je best initiatief neemt voor Samen zijn
cliënt
6. Leren
Vaardiger worden
7. Praten, luisteren
Humor is een onmisbaar element
Varianten: fluisteren, zingen
Lichaamstaal (gebaren, toonhoogte,
stemvolume, lichaamshouding)
8. Erop uittrekken
Nieuwe ervaringen opdoen
1
, 9. (Feest)vieren
Het gewone doorbreken
1.4 Polariteiten/tegenstellingen in de professionele grondhouding
1. Afstand en nabijheid
Afstand Gepaste nabijheid
Objectiveren, perspectief nemen, methodisch Betrokkenheid, aandacht, liefde, medeleven,
werken, je aan je mandaat houden, je empathie, inzet, begrip, helpen,
onwetendheid toegeven, betrouwbaar en beschikbaarheid, bereidheid.
stabiel blijven, hoofd koel houden.
Voor deskundigheid is er afstandelijkheid nodig, maar voor het inschakelen van deskundigheid is er
nabijheid nodig. Het is de kunst om tussendoor te laveren. Afhankelijk van de positie die de cliënt
inneemt, zal de juiste mate van afstand en nabijheid moeten worden gezocht.
2. Openheid en geslotenheid
Congruente houding, echtheid, respect, onvoorwaardelijke acceptatie als paramaters.
Selectieve authenciteit: goed selecteren wat je wel en niet vertelt/toont, maar laat wat
je wél vertelt/toont echt en authentiek zijn.
3. Houvast en ruimte
Houvast = veiligheid Ruimte = uitdaging
- Cliënt kan rekenen op de begeleider. - Stimulans om op uitdaging te gaan.
- Heldere communicatie. - Risico’s mogen nemen.
- Duidelijk taalgebruik. - Negatieve en positieve ervaringen opdoen.
- Indien nodig leiden, structureren. - Cliënten zelf keuzes laten maken.
1.5 De begeleidingsdriehoek
Aandacht voor acceptatie-houvast-ruimte + zoeken van individueel evenwicht tussen deze drie
elementen.
- Hoe emancipatorisch ben ik; zo kunnen
begeleidingsmomenten doorgelicht worden en kijken hoe
het zit met acceptatie, houvast en ruimte.
- Hoe toon ik meer respect voor de eigenheid van de
cliënten; hoe we beter waardering kunnen uiten en
cliënten laten voelen dat ze er bij horen.
- Eigen begeleidingsstijl in kaart brengen; je jezelf op de
lijn tussen houvast en ruimte kunnen situeren zodat je weet waaraan je nog kan werken om een
evenwichtige stijl te ontwikkelen.
- Omgang met de individuele cliënt te bespreken; hoe we acceptatie tonen t.o.v. cliënt, welke
houvast cliënt nodig heeft, welke ruimte cliënt nodig heeft.
2