ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE: BEGRIPPENLIJST
1. Inleiding
Ontwikkeling Het veranderen van een aanwezige structuur. Vooruitgang,
verandering. Het is een geleidelijke verandering, een vooruitgang
maar het kan ook een achteruitgang zijn of verlies. Bepaalde
zaken leer je af. (Ont – wikkelen, ont – vouwen, ont – plooien)
Ontwikkelingspsychologie of Studie van patronen van groei, verandering en stabiliteit. Een
levenslooppsychologie psychologie, die de ontwikkeling van de mens bestudeert. De
veranderingsprocessen die zich in een mensenleven voordoen
worden beschreven en verklaard.
Gedragsverandering Verwerven van nieuwe mogelijkheden als verliezen van een
bepaalde functie of vaardigheid.
Continue verandering Periode waarin ontwikkeling geleidelijk aan gaat en prestaties op
een bepaald niveau vloeien voort uit die van de vorige niveaus
(stapsgewijs). Deze verandering is ook kwantitatief dus de
onderliggende ontwikkelingsprocessen die de aanzet geven tot de
verandering blijven gedurende het hele leven hetzelfde.
VB. De lengte van een persoon
Discontinue verandering Periode waarin ontwikkeling een wisselwerking van snel en traag
“blijft staan” is. Elke stap komt overeen met een rijpere manier
van functioneren (trapsgewijs).
VB. De cognitieve ontwikkeling van een persoon
Nature Dit verwijst naar eigenschappen, vermogen en capaciteiten die
we erven van de ouders.
Sommige eigenschappen zijn manifest (direct waarneembaar)
aanwezig bij de geboorte, andere zijn nog latent (onzichtbaar) en
zullen via rijping of maturatie op een bepaald moment in de
ontwikkeling optreden.
Nurture Dit verwijst naar de omgevingsinvloeden die bepalend zijn voor
ons gedrag
VB.
- Materieel (de woning; grote villa of een klein app.)
- Biologisch (voedsel, vaak ziek)
- Sociaal (de opvoeding v.d. ouders, de gezinsstructuur)
- Emotioneel (een warm nest waar alles wordt verteld en
uitgedrukt of geen sprake van emoties, verwaarlozing)
- Maatschappij (beroep v.d. ouders (socio-economisch
omstandigheden), strenge religieuze gemeenschap (culturele
factoren)
,Kritieke periode Een specifieke periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis grootste consequenties heeft.
VB. Infectieziekten
Gevoelige periode Een periode waarin bepaalde vermogens optimaal naar voor
komen. Periode waarin het kind vatbaar is voor leren van een
bepaalde vaardigheid
VB. Leren van taal
Plastisch Veranderbaar of kneedbaar
Multi – dimensioneel Ontwikkeling kan plaatsvinden op verschillende domeinen.
Interactie tussen domeinen
Multi – directioneel Een toename en afname van vaardigheden en kennis op
verschillende domeinen
Cohort Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek is
geboren.
Generatie Een groep mensen van ongeveer dezelfde leeftijd
Normatieve gebeurtenis Dit zijn gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen
een groep op dezelfde manier voltrekken. Biologisch, historisch,
sociaal of cultureel bepalend zijn.
VB.
- Biologisch/omgevingsinvloed (generatie; historisch): leven in
een vluchtelingenkamp ten gevolge van de oorlog in Syrië
- Biologisch/omgevingsinvloed (leeftijdsgroep): meeste
kinderen starten de lagere school rond de leeftijd van 6 jaar
- Socio – cultureel invloed: immigrantenkinderen die
Nederlands niet als moedertaal hebben.
Niet – normatieve Dit zijn specifieke, atypische gebeurtenissen die plaatsvinden in
gebeurtenis het leven van een specifiek persoon op een tijdstip dat zulke
gebeurtenissen de meeste andere mensen niet overeenkomen.
VB. Een lager schoolkind dat een poëziewedstrijd wint <–>
borstkanker krijgen op 29-jarige leeftijd
Lichamelijk ontwikkeling De lichamelijke groei die de mens doormaakt
VB. lengte, gewicht, lichaamsbouw, …
Motorische ontwikkeling De ontwikkeling van de motoriek of bewegingen
(tekenontwikkeling is een deelaspect).
, VB.
- Grove (grote) motoriek: leren lopen, voetballen, …
- Fijne (kleine) motoriek: schrijven, tekenen, …
Perceptuele ontwikkeling De ontwikkeling van de zintuigen zoals zicht, reuk -, smaak-, tast-
en gehoorzin.
Sociale – emotionele Via contacten zoals ouders, leerkrachten, leeftijdsgenoten leert
ontwikkeling het kind sociale – en emotionele vaardigheden.
Affectie Warm, liefdevol gevoel (voor iemand).
Cognitieve ontwikkeling De ontwikkeling van het denken.
Cognitie Kennis, idee, overtuiging in de geest va een of meer personen.
Taalontwikkeling Het leren praten, taal uitdrukken in communicatie met anderen,
volwassentaal, …
Verbaal Betrekking tot het spreken
Morele ontwikkeling Het leerproces dat het jonge kind moet meemaken. Leren wat
mag en wat niet mag.
Moreel Wat te maken heeft met ideeën over goed en slecht.
Persoonlijkheidsontwikkelin Elke mens ontwikkelt zich tot een unieke persoon met eigen
g identiteit (eigen ik-je).
Ontwikkelingsdomeinen - Lichamelijk ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling
- Tekenontwikkeling
- Perceptuele ontwikkeling
- Seksuele ontwikkeling
- Sociale – emotionele ontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling
- Taalontwikkeling
- Morele ontwikkeling
- Spelontwikkeling
- Persoonlijkheidsontwikkeling
Ontwikkelingsfase - Prenataal
- Babytijd (1ste jaar)
- Peutertijd (1 – 3)
- Kleutertijd (3 – 6)
- Lagereschooltijd (6 – 12)
- Adolescentie (12 – 20)
- Jongvolwassenheid (20 – 40)
- Volwassen (40 – 60)
- Ouderdom (vanaf 60)
, Verticale samenhang Samenhang tussen de verschillende ontwikkelingsdomeinen
binnen één leeftijdsfase.
Horizontale samenhang Samenhang tussen de verschillende fases binnen één
ontwikkelingsdomein.
Psychodynamisch Het onbewuste of crisissen als drijfkracht van de ontwikkeling
perspectief (Freud en Erikson)
Behavioristisch perspectief Ontwikkeling enkel te begrijpen vanuit waarneembaar gedrag
(Pavlov en Skinner)
Cognitief perspectief Bestudeert vooral hoe mensen informatie verwerken (Piaget)
Contextueel perspectief Effect van biologische kenmerken op de ontwikkeling (Bowlby)
Evolutionair perspectief Ontwikkeling gebeurt in een complexe, sociale en culturele
context (Vygotsky en Bronfenbrenner)