Bammens: Definitielijst
Hoofdstuk 1: Volume en osmolaliteit
Fysiologie
Volume en osmolaliteit
- Transcellulair vocht: 2% van totale lichaamswater, vocht in afgesloten ruimtes: cerebrospinaal,
pleura, pericard, peritoneum, oogbol, synovia
- Versch samenstelling ECF en ICF door: actieve pompen, versch in permeabiliteit, intracellulaire
eiwitbinding van osmolen
- Ionensamenstellingen
o Na+, HCO3- en Cl- groter extra dan intra
o K+ groter intra dan extra
o Fosfaten en sulfaten groter intra dan extra (≈ K+)
o Proteïnen groter intra dan extra
- Ineffectieve osmolen:
o Ureum WEL bij dialysis disequilibrium
o Glucose WEL bij acute hyperglycemie of diabetes
o Ethanol
- Dialysis disquilibrium syndrome: bij pat met nierinsuf, bij nierdialyse op korte tijd veel ureum
extrac verwijderd, ureum diffundeert van intra naar extra maar gebeurt niet snel genoeg ->
tijdelijk onevenwicht met verplaatsing v water nr intra, zorgt vr hersenoedeem tot zelfs coma
- Plasma: 93% water, 7% lipiden en prot
- Kf: ultrafiltratiecoëfficiënt, bepaald dr capillaire opp en permeabiliteit
- In glomeruluscapilair: hydrostatische druk overal hoog en blijft gelijk overal filtratie ( nl:
druk neemt af richting venule)
Water en natrium balans
- Sterk verbonden homeostasemech:
o Regeling extra-cellulair vocht volume: behoud BD, perfusie en ftie v weefsels, Na+ balans
o Regeling osmolaliteit: behoud celV en celftie, H2O balans
Regeling V = regeling Na balans, regeling Osm = regeling waterbalans
1. Waterbalans
a. Regeling osmolaliteit
- Normale plasma osmolaliteit: 275-295 mOsm/kg ≈ 2 x ¿
- Osmolar gap: meting labo – geschatte osmolaliteit
o ° wan er ongewone osmolen circuleren in plasma (bv. etanol, methanol ethyleenglycerol,
mannitol, sorbitol… dragen bij tot gemeten waarde, mr nt tot berekende waarde)
ureum glucose
o Geschatte osm obv berekening: 2(Na+) + +
6 18
b. Nieren
- Free-water clearance: volume/debiet nodig om tot totaal urinair volume te komen
o 0 als iso-osmotische urine
o Positief als gedilueerde urine
o Negatief als geconcentreerde urine
- Osmoreceptoren: sensoren v plasma osm, in CZS: organum vasculosum van lamina terminalis
(OVLT) en subfronicaal orgaan (SFO)
1
, - TRPV4 kanalen: nemen shrinking van de cellen waar bij hogere toniciteit waardoor er uiteindijk
ADH vrijzetting is
- Nefron: glomerulus
→ proximal convoluted tube (PCT) (prox kronkel buisje)
→ proximal straigt tube (PST) (prox recht buisje)
→ thin descending limb of Henle’s loop (IDLH) (dunne dalende tak v lis v Henle)
→ thin ascending limb of Henle’s loop (IALH) (dunne stijgende tak v lis v Henle)
→ thick ascening limb of Henle’s loop (TAL) (dikke opstijgende tak v lis v Henle)
→ macula densa
→ distal convoluted tube (DCT) (dist kronkel buisje)
→ connecting tubule (CNT) (verbindingsbuis)
→ initial collecting tube (ICT) (initiele verzamelbuis)
→ cortical collecting tube (CCT) (corcticale verzamelbuis)
→ outer medullary collecting tube (OMCT) (buitenste medullaire verzamelbuis)
→ inner medullary collecting tube (IMCT) (binnenste medullaire verzameluis)
- ADH secretie: zeer gevoelig, bij minste stijging osm is er al stijgind ADH
o Effect op nefron:
TAL: stim Na/K/Cl co transporter en K kan
ICT en CCT: stim ENaC
IMCD: stim ureum reabsorptie
Opbouw corticomedullaire grad
Vermindering medullaire bloedflow verhinderen afbouw corticomedullaire grad
ICT tot IMCD: verhogen waterpermeabiliteit water reabsorptie en concentratie urine
- Vanaf TAL: normaal heel lage waterpermeabiliteit
o Effect van ADH: verhoging waterpermeabiliteit thv CCT en IMCD dmv inbouw aquaporine 2
- Van PT – dunne stijgende tak Henle: waterpermeabiliteit door aquaporine 1 en 3
- Polycistische nierziekte: mutatie, autosomaal dominant, vorming kisten dmv overgevoeligheid vr
ADH, R/ ADH antagonisten = tolvaptan -> blokkeert V 2 receptor
- Andere stimulerende factoren vr ADH: plasmaV, angiotensine II, pijn/emotie/stress,
morfine/barbituraten, nicotine
- Andere inhiberende factoren vr ADH: plasmaV, ethanol
- Zwangerschap: door effect v HCG op gevoeligheid v osmoR: osmotische drempel voor ADH
secretie daalt en osmotische drempel vr dorstgevoel daalt mee H2O in lich plasma osm daalt
8-10 mOsm
c. Dorst
- Niet osmolaire regeling van dorst
o Droogtegevoel mond en keel: via n. vagus en n. glossopharyngeus
o Angiotensine II
2. Na balans
a. Regeling volume
- Meestal ECF = effectief circulerend volume
o Dit is het “echte signaal vr Na+ balans
o = waar de sensoren vr ECF volume gelokaliseerd zijn vnl thoracale BV
o Maar niet altijd: hartfalen, nefrotisch syndroom, levercirrose, invloed zwaartekracht
b. Nieren
- Transport Na+ in nieren
o PT 65% : iso-osmotisch, transcell: co-transport & NHE3, paracell: solventdrag en gedreven dr
transcell transport (veel H2O in interstitium want water doorlaatbaar)
2