Wat is orthopedagogiek?
1. situering opleidingsonderdeel
orthopedagogie
“De studie van methodische, integratieve, ethische en betekenisvolle sociale interacties en
ondersteuning in opvoedkundige situaties die als problematisch ervaren worden…
Leefsituaties Kwaliteit van leven Participatie in maatschappij
… en dit door wetenschappelijk onderbouwde kwalitatieve en kwantitatieve
onderzoeksmethoden."
= discipline die theorieën, modellen, methoden en technieken ontwikkelt voor het bedoelde
wetenschappelijke referentiekader.
Klinische orthopedagogie
Het uitoefenen van de klinische orthopedagogiek is het vanuit wetenschappelijk
referentiekader verrichten van autonome handelingen die de preventie, de diagnostiek, de
begeleiding en de behandeling van opvoedings-, ontwikkelings-, leer-, gedrags- en
emotionele problemen en de psychosociale gevolgen ervan bij kinderen, jongeren of
volwassen en hun context.
doelen:
- aandacht historisch en maatschappelijk perspectief
- aandacht klinische vaardigheden, contextueel werken, handelingsgerichte
diagnostiek en beeldvorming
- belang ervaringsdeskundigheid en insiderperspectief
- introductie van eco-bio-sociale model
1
,Personen met verstandelijke beperking I
1. Historiek
De mens bepaalt de definitie, de definitie bepaalt de behandeling.
Wat is onze kijk op mensen met beperking?
Definitie verstandelijke beperking
- moeilijkheden cognitieve capaciteiten
- verwachte rol in maatschappij niet kunnen vervullen
- hebben ondersteuning nodig
Behandeling
- (individuele) ondersteuning
- maatschappij is niet voldoende aangepast
- inclusie is onze verantwoordelijkheid
4 mensbeelden
1. Aangepasten:
eigen schuld
2. Sukkelaars: ‘
Mens is maakbaar’ -> katholieke kerk geeft hulp voor minderen. (caritas)
Leeft nog steeds beetje door nu ‘ocharme we moeten voor hen zorgen, zielig’
3. Afwijkend:
Je hebt niet genoeg cognitieve capaciteiten.
Vooral testpsychologie (welke kinderen mogen naar welke school) = intelligentietest.
Culturele en maatschappelijke verwachtingen
Criminaliteit is lichamelijk.
Aangeborenheid = slecht bloed moet stoppen (door uitroeiing).
2
,-> 3 mensbeelden zijn kloof met nu, want:
Minder aanhankelijk kerk, groepsprotesten, etniciteit,homoseksuelen, vrouwenemancipatie
= Besef dat met naar de context moet kijken
4. Burger
Appreciatie voor verschil
Iedereen is verschillend
Quality of life verdedigen.
Voor 1800 weinig interesse personen verstandelijke beperking
Asielen ‘onaangepasten’ = overgang burgerlijk tijdperk
Pioniers
- Pinel
= vader psychiatrie
We moeten met hen spreken (om hen te verlossen)
- Jean-Marc Itard
Iedereen is maakbaar
Wilt helpen op medisch vlak
Boek: succesverhaal wilde naar normale
Sensualisme = kennis start bij ervaring
- Séguin
Zet werk Itard verder
School voor idioten
Focus op zelfbeeld, emoties, intellectuele stimulatie
Aandacht pedagogisch benaderen
In Vlaanderen:
Kanunnik Triest en Dr. Guislain
Instellingen
Eerste inrichting 1850 (segregatie)
Mensen met beperking worden afgeschermd, apart gezet (om hen te helpen)
Hulp is dus buiten samenleving.
Jacob guggelbühl en Samuel Howe (artsen)
Pedagogische ideeën bij verdrukking
-> verdrukking gebeurde vooral door sterilisatie.
Stamboomstudies/eugenetica
- Goddard (Familie Kallikak)
- Dugdale (the Jukes)
Psychometrische richting
- Alfred Binet
- Binet-Simon test
academisch leren
Mental age vs chonological age
3
, - Terman - intelligentiequotiënt
IQ = MA/CA * 100
= aangeboren
-> testbeweging nam grote vlucht
Na 1950
Bowlby/Splitz
Ontdekking hospitalisatiesyndroom. weeskinderen reageerden niet op mensen, waren
ontroostbaar of toonden geen emoties. Ze waren slecht ontwikkeld. Kinderen wegsteken
zonder hun ouders is slecht, ze zijn hulpeloos. In de instellingen wordt alles voor hen
gedaan, hierdoor kunnen ze niets zelf en nemen ze geen initiatief. Een instelling kan heel
beperkend zijn voor persoonlijkheid
Goffman vindt ‘totaal instituut’ uit voor mensen die:
- onbekwaam zijn: blind, wees, oud, handicap
- gevaar voor zichzelf zijn en bedreiging samenleving: geesteszieken
- gevaar voor samenleving zijn: gevangenissen, strafinrichtingen
- Specifiek werk-gerelateerd: leger, werkkamp, internaat, schepen
- Religieuze trainingsinstituten en -ordes: kloosters
-> Deze mensen kunnen zelf niet meer handelen dus moeten naar instituut.
Een totaal instituut is:
- aantasting persoonlijkheid
- aantasting persoonlijke veiligheid
- aantasting privacy
- extreme sociale controle
- verlies mogelijkheden autonoom handelen.
Normalisatieprincipe (= institutionalisatie)
= leven dat zo dicht mogelijk staat bij ‘normale” levensomstandigheden.
3 founding fathers: Nirje, Bank-Mikkelson, wolfensberger
Niels Erik Bank-Mikkelson:
-> Mensen met beperking moeten normaal kunnen leven.
Bengt Nirje:
Mensen hebben recht op:
- normaal dagritme, levensritme, jaarritme
- normale beleving levenscyclus
- respect op eigen keuzes en wensen
- leven in biseksuele wereld
- normale economische standaarden
- recht om te leven, werken, spelen in normale gemeenschappen, toegang tot dezelfde
faciliteiten.
-> Het zijn gewone mensen, ze moeten zelf kunnen kiezen wat ze eten en wanneer. Zij
willen ook de normale dingen die wij willen.
Wolfensberger:
De Individualisering binnen instituten.
Mensen worden niet meer als individu bekeken.
Mensen ‘apart’ plaatsen = anderen zien hen ook echt verschillend dan zichzelf.
4
,-> Afwijkende mensen stellen steeds meer anders en bizar gedrag.
We moeten net mensen volwassener behandelen en sociaal waardevolle rollen vervullen.
-> Mensen stellen ‘normaler’, positief gedrag
Integratie waarbij contact tussen mensen met en zonder handicap essentieel is.
= grondlegger inclusief denken.
Maar:
- Inclusie is nog steeds illusie
- Er wordt geen rekening gehouden met verschil
- We verwachten nog steeds dat anderen zich aanpassen
- Als we ze een plaats geven, is er het gevaar dat ze geen contact omgeving hebben
(buitenwereld) = gevaar micro institutionalisatie
= kritieken op normalisatie denken
Verschil zorg en ondersteuning
Ondersteuning: Iedereen heeft het nodig. Het zijn gelijke die elkaar helpen, minder
stereotype.
Zorg: Mensen met witte jassen, patiënten, behandeld als object, stereotyp.
Ontstaan nieuw paradigma: burgerschapsparadigma
- Mensen met beperking zijn grootste minderheidsgroep.
- Mensen met beperking zijn gewone burgers.
- Dankzij ondersteuning kunnen ze deelnemen aan alle aspecten samenleving
- Geen reden tot afzonderlijke woon-, vrije tijd, werk- of relatie omgeving
-> Inclusie
Het nieuwe denken
1992: nieuwe definitie AAIDD (American Association on Intellectual and Developmental
Disabilities)
Ontstaan ‘Disability studies’
- een verschil, geen afwijking
- Geen persoonskenmerk, maar in relatie tot sociale context
- Interactie tussen individu en samenleving = centraal
- Inclusie is publieke verantwoordelijkheid
Inclusie, quality of life en gelijkheid
- community living
- deïnstitutionalisatie
- Self-advocacy
- Person-centered approaches
-> Persoonlijke toekomstplanning
levensverhalen
ervaringsdeskundigheid
inclusief onderwijs
5
,3 Paradigma’s:
6
, Personen met Verstandelijke beperking II
2. Terminologie
Mongool, idioot, achterlijk, simpel, geesteszieken…
Wat is juiste terminologie?
We kiezen zelf wie we zo noemen, we zijn mensen in de eerste plaats.
Er zijn veel regionale verschillen in terminologie
bv. UK: learning disability
Canada: Developmental disability
Handicap heeft negatieve connotatie, toont aan dat we niet gelijk zijn. Er moet nog
verandering zijn.
Wat we wel kunnen gebruiken: fysieke beperking (ipv gehandicapt), gebruik van rolstoel (ipv
zit in rolstoel), toegankelijke plaatsen (ipv gehandicaptenparking), autisme (ipv autistisch)
3 Classificatiesysteem
AAMR
= boek met definities + hoe maak ik een diagnose (stappenplan)
Classificatiesysteem met subgroepen
Voorbereiden ondersteuningsplan
Sociaal ecologisch (quality of life)
APA
= boek met psychische stoornissen + hoe diagnose stellen
Subtypes
(volgens etiket)
Stoornis denken (geen quality of life)
7