VLOEIENDHEID: THERAPIE
FASE 3
, 1. INTRODUCTIE
Behandeldoelen in stottertherapie
Overt + covert behandelen = start met covert want “je leert kind eerst omgaan met water en dan pas
zwemmen”
1. Overt stottergedrag • Stottermoment zelf (SLDs)
= herhalingen, verlengingen, blokkeringen
• Secundair stottergedrag
= vermijden, startgedrag, uitstellen, duwgedrag
2. Covert stottergedrag • Cognitie
• Emotie
• Attitude
3. Spraak en taal
4. Communicatieve/sociale vaardigheden
ICF als leidraad
= per componenten doelen kunnen opstellen + doelen kunnen plaatsen binnen juiste component
Bv gedrag van ouders aanpakken → doel is gericht op externe factoren
Bv kind ontwikkelt angst tav spreken → doel is gericht op persoonlijke factoren met invloed op activiteiten
Activiteiten/beperkingen = in hoeverre kan iemand nog gesprek initiëren
Externe factoren = pestkop in klas, ouders, motivatie therapie
Persoonlijke factoren = leeftijd, temperament, …
Ingrijpen op stottermoment
= functies en anatomische
Ingrijpen op secundair stottergedrag
= activiteiten
Ingrijpen op cognitie emotie attitude
= persoonlijke factoren
Probleemsamenhang als leidraad
→ zie voorbeeld laatste pagina
• Doet nadenken over relaties tussen verschillende aspecten, obstakels, sterktes
• Visualiseert de veronderstelde samenhang
• Brengt specifieke behandeldoelen aan het licht
• Helpt de therapiestappen te ordenen (volgorde doelen)
Uitlokkende prikkels
= voor groep vertellen, luidop lezen, dingen
herhalen, …
,Mogelijke behandeldoelen: specifieker
➔ COVERT
1. Cognitief Neutrale cognities voorafgaand – tijdens – na stottermoment,
stottergerelateerde stimuli, spreeksituaties
Voorbeeld uitlokkende stimuli: praten met onbekende, voor grote groep
Eindproduct
= cliënt denkt neutraler na, kan positief en probleemoplossend denken
2. Emotioneel Geen – minimale – hanteerbare angst en spannen voorafgaand – tijdens
– na stottermomenten, stottergerelateerde stimuli, spreeksituaties
Eindproduct
= niet bang, geen schaamte, spreekplezier (binnen normale grenzen:
stress voor een spreekbeurt is altijd normaal)
3. Algemene attitude Houding tov spreken en stotteren
3 componenten
- Affective = hoe voel ik me erbij
- Behavioral = welk gedrag lokt het bij mij uit
- Cognitive = hoe denk ik erover, wat roept het bij met op
Eindproduct
= iemand die kennis en inzicht heeft in spreken en stotteren, iemand die
de meeste spreeksituaties ontspannen en met vertrouwen tegemoet
gaat, iemand die probleemoplossende vaardigheden hanteert
Emotie temperen via cognities van cliënt = werken met cognitieve technieken
Desensitisering = minder gevoelig maken voor bepaalde prikkels
Actie = overt gedrag
Gedragsveranderingstechnieken binnen coverte componenten
Het doel is altijd
• Hinderlijke cognities neutraliseren, positiever, … maken
• Hinderlijke emoties temperen, positiever, … maken
, Ingrijpen op …
• Prikkels
= aan stotter gerelateerde stimuli en situaties weer emotioneel neutraal of positief maken
Welke prikkels?
- Pauzes + andere normale onvloeiendheden
- Stottermomenten zelf + deelaspecten ervan (duur, type, frequentie)
- Stotteruitlokkende stimuli en situaties
Vermijden van prikkels of situaties Tijdelijk vermijden/weghalen/reduceren van stotteruitlokkende
stimuli/situaties + reduceren van de intensiteit
Bv kind durft geen spreekbeurt te geven → hoeft dit niet te
doen → wel oefenen in therapie op andere manieren
→ einddoel = spreekbeurt geven
! vermijdingsgedrag niet stimuleren
Informatie verstrekken + heretiketteren • Onderzoeken, voorbeelden zoeken, leren over
• Vanuit ander perspectief bekijken
• Toenaderingsgedrag stimuleren
• Creatief aanpakken en vooral cliënt zelf laten werken
Cliënt krijgt inzicht in zijn eigen stottergedrag: soort,
frequentie, welke situatie
Heretiketteren: helpen om andere gedachten te ontwikkelen,
anders kijken naar gedachten die al aanwezig zijn
Contraconditionering = betekenis wijzigen
Gedrag stellen dat gekoppeld is aan positieve betekenis tijdens
situatie die negatieve betekenis oproept
Exposure (blootstellen) gelijktijdig combineren met
antagonistische responsen (= gedragingen die je doet, die in je
brein geassocieerd zijn met gevoel van controle en
ontspanning → als tegengif gebruik bij spanning)
Bv trager ipv snel spreken, oogcontact ipv wegkijken, houding,
luidheid, humor, opzettelijk stotteren
Oefen intens, veelvuldig en langdurig
Leer het ook aan ouders = transfer
Goede therapeut – cliëntrelatie = belangrijk