CST: Ontwikkelingsdysfasie
Inleiding
Door de jaren heen heeft de term ‘Ontwikkelingsdysfagie’ heel erg veel verschillende
benamingen gekend. In het jaar 1866 heette de aandoening bv ‘congenitale afasie’. Al deze
verschillende synoniemen en begrippen hebben voor veel verwarring gezorgd bij de mens.
Er zijn 5 begrippen die in de benamingen vaak aan bod kwamen. Hieronder een overzicht
van de pro’s en contra’s bij deze benamingen:
‘Specifiek’
PRO: op zichzelf staand; uitsluiten van andere oorzaken
CONTRA: vaak is de aandoening niet specifiek; het gaat niet enkel om taal
‘Ontwikkeling’
PRO: vanaf de start van de ontwikkeling
CONTRA: overbodig begrip
‘Impairment’
PRO: ernstiger dan een vertraging
CONTRA: geen stoornis; hardnekkigheid; grens met VSTO?
‘Stoornis”
PRO: verschil met vertraging
CONTRA: niet medisch
‘Dysfasie’
PRO: verschil met vertraging; neurologische achtergrond; accent op hardnekkigheid
CONTRA: te medisch; neurologische achtergrond?
Tot op de dag van vandaag wordt er op verschillende plaatsen in de wereld nog steeds een
andere benaming gebruikt omdat men nog nooit tot een consensus is gekomen. Dit
bemoeilijkt vanzelfsprekend de communicatie over deze stoornis.
Internationaal bekeken gebruikt men het vaakst de term ‘DLD’ of ‘developmental language
disorder’.
Het onderwijs in Vlaanderen is opgedeeld in verschillende types, 10 om precies te zijn.
Kinderen met ontwikkelingsdysfasie krijgen lessen in het type 7-onderwijs. Onderwijs voor
kinderen met een auditieve beperking en/of spraak- en taalontwikkelingsstoornis. Het is
goed om af te bakenen wie binnen de verschillende types onderwijs valt, maar wat dan met
degenen die er net buiten vallen?
Belangrijk om weten is dat er een verschil is tussen ontwikkelingsdysfasie en VSTO
(=vertraagde spraak- en taalontwikkeling). Bij een VSTO is er sprake van een later
spreekbegin en een tragere evolutie. Het is een stoornis die in vele gevallen van
voorbijgaande aard is. Hieronder worden beide stoornissen kort vergeleken:
De oranje bolletjes taan voor taalcomponenten bij een VSTO; de gele staan voor de
taalcomponenten bij ontwikkelingsdysfasie.
, Inclusiecriteria OD
Na 1 jaar aangepaste en intensieve therapie voor mondelinge taal is er nog steeds een
significante achterstand merkbaar tov leeftijdsgenoten op 1 of meerdere taalcomponenten
(fonologie, lexicon, semantiek, syntaxis, morfologie, pragmatiek). Wanneer we achterstand
merken bij minstens 1 taalcomponent, zien we een score ≤ PC 3. Is er een achterstand in
minstens 2 componenten, dan zien we een ≤ PC 10.
De ernst van de stoorniskenmerken is uiteraard ook
belangrijk om na te gaan ifv de inclusiecriteria. Na het
opmaken van de kwalitatieve analyse moeten er
minstens 3 duidelijke stoorniskenmerken, minimaal
uit 1 expressieve dimensie op te merken zijn.
Exclusiecriteria
Er mag geen gehoorverlies zijn groter dan 40dBHL. Is dit wel het geval, dan valt het kind
buiten het protocol OD en dus buiten terugbetaling.
De non-verbale intelligentie van het kind moet binnen de leeftijdsadequate grenzen liggen.
Het protocol schrijft voor dat dit een PIQ of NVIQ ≥ 85dB inhoudt. Weliswaar rekening
houdend met het betrouwbaarheidsinterval. Wanneer je een grote discrepantie ziet tussen
wat verwacht werd volgens de PIQ en de taal en wat je ziet bij het kind, kan het zijn dat er
een secundair TOP (tgv een verstandelijke beperking) met een extra TOS die niet volledig
vanuit de verstandelijke beperking verklaard kan worden, aan de basis ligt van het probleem.
Is er een ernstig neurologische afwijking/ een zichtbaar hersenletsel aanwezig, dan spreekt
men niet van ontwikkelingsdysfasie, maar van kinderafasie. Dit heeft namelijk dezelfde
kenmerken en dezelfde behandeling, maar is wel een heel andere stoornis.
De ontwikkelingsdysfasie, of alleszins de kenmerken ervan, mogen niet verklaard worden
door andere medische problemen zoals oa visusproblemen, motorische problemen en
sociale en/of emotionele problemen. Het kan uiteraard wel zijn dat er sprake is van
comorbiditeit.
Bij een meertalig kind zal er ook sprake zijn van een probleem in alle gesproken talen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur saracourteyn. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.