SAMENHANG IN ECOSYSTEMEN
ABIOTISCHE EN BIOTISCHE FACTOREN
o Leven v planten en dieren à sterk afhankelijk vd omgeving, milieu waarin het zich afspeelt/ontwikkelt
o Geen levend wezen à in staat om volledig onafhankelijk te zijn
o Rechtstreeks in betrekking tot soortgenoten + invloeden v alle andere elementen in
omgeving
o Abiotische factoren
o Invloed afkomstig vd niet-levende natuur
o Biotische factoren
o Alle levende wezens en hun onderlinge relaties: virussen, bacteriën, eencelligen, zwammen,
alle planten en dieren
ABIOTISCHE FACTOREN
o Klimaat: weer en seizoenen
o Licht
§ Voordeel: nodig voor fotosynthese v planten
§ Nadeel: pooldag (hele dag licht) à verstoord het ritme vd mens
o Temperatuur
§ Voordeel: vorst à larven gaan dood (goed voor planten)
§ Nadeel: hitte à uitdroging
o Wind
§ Voordeel: ontworteling v bomen bij storm à nieuwe bomen krijgen kans om te
groeien
§ Nadeel: stormschade is nadelig voor houtproductie
o Neerslag en vochtigheid
§ Voordeel: sneeuw à houdt jonge plantjes “vers” (soort isolatie)
§ Nadeel: tijdens droge hete zomers à mensen pompen grondwater voor
persoonlijke doeleinden, waardoor bomen sneller uitdrogen, omdat ze geen water
knn opzuigen
o Bliksem
§ Voordeel: wnr boom sterft à nieuwe mineralen in grond
§ Nadeel: kan bij droogte leiden tot bosbrand
o Daglengte en seizoenen
§ Typische seizoensverschijnselen
• Bladeren verkleuren en vallen af in herfst
• In winter natuur lijkt dood
, o Hoogteligging, reliëf en bodem
o Hoogteligging
§ In bergachtige streken verdwijnen loofbomen boven een bepaalde hoogte à
naaldbomen
o Reliëf
§ Op stenige hellingen à bomen een ondiep en oppervlakkig wortelgestel
• Gevoeliger voor stormschade, erosie, …
o Samenstelling vd bodem, vochtigheid
§ Boomsoorten verschillen naargelang bodemsoort
• Vb. rijke grond à eiken en beuken
o Waterkwaliteit en diepte vh water
o In vijvers en vennen à dieren en planten afhankelijk v zuurtegraad en voedselrijkdom vh
water + de diepte
o Vb. in zuur water à geen vissen
o Levende wezens knn abiotische factoren beïnvloeden
o Vb. licht in een bos sterk beïnvloed door bladerdek vd hoge bomen
§ Loofbos à koeler en lucht vochtiger (gesloten bos)
BIOTISCHE FACTOREN
o Relaties tss levende wezens
o Concurrentie om grondstoffen (licht en voedingsstoffen)
§ Bomen concurreren om licht, water en mineralen
§ De best aangepaste soort zal de andere verdringen
o Afhankelijkheid voor voedsel
§ Jonge bomen moeten beschermd worden tegen vraat door konijnen
o Afhankelijkheid voor groeiplaats of steun bij het groeien
§ Klimplanten zoals klimop groeien langs de stam v bomen naar het licht
o Beschutting en nestplaats
§ Lieveheersbeestjes vinden beschutting tegen winterkoude tss de diepe groeven vd
schors ve oude boom
o Afhankelijkheid v ontbindende stoffen
§ Op bodem à dikke humuslaag v afgebroken plantaardig en dierlijk materiaal à
afvaleters (pissenbedden, regenwormen,..) zorgen voor de eerste stap in de
verwerking à bacteriën en zwammen zorgen voor verdere afbraak en omzetting tot
mineralen
o Parasitisme
§ Samenleving waarbij 1 vd partners (meestal de grootste) geschaad/gedood wordt
o Half parasieten
§ Samenleving
§ Vb. maretak groeit op levende bomen, doet zelf aan fotosynthese, maar ontrekt
water en mineralen aan gastheerplant
o Samenleven met wederzijds voordeel: symbiose of mutualisme
, § Vb. mycorrhiza à broodschimmels samenleven met planten
• Schimmel voorziet plant v voedingsstoffen (mineralen)
• Plant geeft suikers
o Invloed op de voorplanting
§ Een vergeten wintervoorraad v eekhoorns,… à zorgt voor verspreiding v bomen
TYPERENDE KENMERKEN VH BOS
o Bos bestaat uit
o Verzameling v bomen en planten + levende wezens à aangepast om op die plaats te leven
en zich voort te planten
§ Onder de levende wezens à een soort evenwicht
o Verschillende lagen (als gevolg v concurrentie om licht)
o Kroonlaag
§ Bladeren en takken vd hoogste soorten
§ Eerste filterlaag voor zonlicht
o Struiklaag
§ Soorten als hazelaar en meidoorn
§ Ook jonge exemplaren v soorten vd kroonlaag
o Kruidlaag
§ Laag groeiende kruidachtige planten
§ Allerlei aanpassingen aan de schaduwrijke omstandigheden
§ Vormen hun bloemen en bladeren vroeg in het voorjaar (kroon/struiklaag nog niet
echt vol met bladeren)
o Bodem/mos laag
§ Hangt sterk af vd hoeveelheid licht
o Eigen dierenleven
o Alle lagen + dood hout à hebben hun eigen dierenleven
§ Elke vegetatielaag en elk plantensoort à andere groep insecten à andere vogels à
…
INVLOED VD MENS OP DE NATUUR
o Invloed vd mens veel ingrijpender dan invloed v dieren à dus niet gezien als biotische factor, maar als
afzonderlijke rubriek
BRAND
o 1 vd meest vernietigende bedreigingen voor het bos
o Warm en droog klimaat à veel problemen
o Oorzaken
o Recreatie: brandende
sigarettenpeuken, kampvuren
o Pyromanie
o Gebruik v vuur bij werken
o Vonken en leswerking (glas, lege
flessen)
o Konijnen hollen
, LUCHTVERONTREINIGING
o Zwavel -en stikstofoxiden + ammoniak
o Afkomstig v
§ Verbranding v fossiele brandstoffen (verkeer, industrie, verwarming)
§ Landbouw (ammoniak gevormd uit mest)
o Vanuit atmosfeer à deze stoffen als zure neerslag aangevoerd
o Planten gevoelig voor luchtvervuiling à ziek/sterven/verdwijnen
o Toename v broeikasgassen in atmosfeer
EXPLOITATIE V BOSSEN
o Bij ons à alle bossen aangeplant door mens
o Productiebossen
§ Met maar 1 boomsoort
§ Bomen gekapt voor houtproductie + jonge bomen aangeplant
• Vooral bodems met ijzer (rode bodem) à lange periode voor er weer
vegetatie is
o Meer natuurlijke bossen
§ Variatie aan soorten, aangepast aan bodemgesteldheid
NATUURBEHEER
o Natuurgebieden à beheerd om de natuur maximaal kans te geven
o Laten natuur zijn gang gaan (omgewaaide bomen laten liggen, dood hout,…)
o Gevolg
§ Meer soorten dieren en planten dan in productiebossen
ECOSYSTEMEN
BEGRIPPEN
o Ecosysteem
o = Samenhangend geheel v abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied
o Knn verschillend v grootte zijn
o Verschillende ecosystemen à leiden geen geïsoleerd bestaan
§ Factoren uit ene ecosysteem knn ook een ander ecosysteem beïnvloeden
§ Ecosystemen knn veranderen omdat de factoren veranderen + telkens weer een
nieuwe wisselwerking tss deze factoren ontstaan
o GAIA-hypothese
§ = aarde beschouwen als 1 groot ecosysteem, waarin alles met elkaar verbonden is
en dat zichzelf reguleert
o Systeem aarde
§ Gelijkaardige theorie vanuit de aardwetenschappen
o Biotoop
o = een gebied met welbepaalde kenmerken (bodem, klimaat, levende wezens)
o Beschrijving ve plaats/gebied
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ellenbonnarens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.