Internationaal En Europees Strafrecht (RGMSR01506)
Tous les documents sur ce sujet (12)
1
vérifier
Par: anouskabos • 2 année de cela
Vendeur
S'abonner
juliavanderhorst
Avis reçus
Aperçu du contenu
Overzicht arresten Internationaal en Europees Strafrecht
Onderdeel 1: Inleiding en rechtsbronnen
X
Onderdeel 2: Europees straf(proces)recht algemeen
HvJ EG 21 september 1989 (Griekse Maïs)
Het Hof oordeelde dat een lidstaat onder omstandigheden op grond van artikel 10 eg (oud)
verplicht is om een straf- of tuchtrechtelijke vervolging in te stellen als reactie op de
schending van het Gemeenschapsrecht. Deze eis van ‘Gemeenschapstrouw’ werd door het
Hof geconstrueerd, omdat het Gemeenschapsrecht zelf geen sanctiebepalingen bevatte en
ook niet verwees naar bepalingen van nationale aard. Artikel 10 eg (oud) bevatte daarmee
volgens het Hof de eis, dat op schendingen van het Gemeenschapsrecht door de autoriteiten
van de lidstaten moet worden gereageerd onder formele en materiële voorwaarden die
overeenkomen met de manier waarop vergelijkbare overtredingen van nationaal recht
worden bestraft. In ieder geval moet de bestraffing die volgt effectief, evenredig (ofwel
proportioneel) en afschrikkend zijn). De autoriteiten moeten even energiek optreden als
wanneer het schendingen van het nationale recht zou betreffen.
HvJ EU 5 april 2016 (Aranyosi en Caldararu)
In beide zaken werd de overlevering gevraagd aan de Duitse justitiële autoriteiten. Aranyosi
betreft een Hongaars verzoek om overlevering van een verdachte van inbraak, tegen wie in
Hongarije strafvervolging was ingesteld. Caldararu gaat over de overlevering aan Roemenië
van een veroordeelde, die daar nog een straf moest uitzitten wegens rijden zonder rijbewijs.
In beide gevallen was aan de voorwaarden voor overlevering voldaan. Volgens het beginsel
van wederzijdse erkenning in de EU moesten de Duitse justitiële autoriteiten de overlevering
toestaan en vertrouwen op het rechtssysteem in Hongarije en Roemenië.
Dat vertrouwen werd in deze zaken echter sterk op de proef gesteld. Vaststaat immers dat
de detentieomstandigheden in zowel Hongarije als Roemenië zorgwekkend zijn.
Het Hof van Justitie overweegt in beide gevallen dat het absolute verbod van artikel 3 EVRM
inderdaad aan overlevering in de weg kan staan. Namelijk wanneer er bewijzen zijn dat
gedetineerden in een andere lidstaat onmenselijk of vernederend worden behandeld. De
uitvoerende lidstaat moet dan nadere vragen aan de uitvaardigende lidstaat stellen, en
wanneer binnen een redelijke termijn antwoorden uitblijven of deze geen garanties bevatten,
mag de overlevering beëindigd worden. Daarmee relativeert het Hof een belangrijk
uitgangspunt in het Europese recht: de wederzijdse erkenning tussen lidstaten.
, Onderdeel 3 en 4: Harmonisatie en doorwerking van EU-strafrecht
HvJ EG 8 oktober 1987 (Kolpinghuis)
In een nationale procedure voor de strafrechter stond dhr. Kolpinghuis terecht voor een
overtreding van de keuringsverordening van de gemeente Nijmegen. De OvJ beriep zich op
een richtlijn die nog niet geïmplementeerd was en waarvan de implementatietermijn
verstreken was. De rechter stelde een aantal prejudiciële vragen.
- Rechtsvraag 1 & 2: Kunnen bepalingen van een richtlijn die nog niet in nationaal
recht is omgezet als zodanig worden toegepast?
o Het Hof begint met een herhaling van vaste jurisprudentie waarin reeds
gesteld is dat “in alle gevallen waarin de bepalingen van een richtlijn
inhoudelijk gezien onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn,
particulieren gerechtigd zijn om hierop een beroep te doen tegenover de staat,
wanneer deze hetzij verzuimt de richtlijn binnen de gestelde termijnen in
nationaal recht om te zetten, hetzij dit op onjuiste wijze doet.” (r.o. 7) Het Hof
voegt daaraan toe dat “een richtlijn uit zichzelf geen verplichtingen aan
particulieren kan opleggen en dat een bepaling van een richtlijn als zodanig
niet voor een nationale rechterlijke instantie tegen een particulier kan worden
ingeroepen.” (r.o. 9) De richtlijn kan dus geen contra legem werking hebben.
Het Hof concludeert dan ook dat een lidstaat (in dit geval de OvJ) zich ten
aanzien van een particulier niet op een richtlijn kan beroepen wanneer deze
nog niet is omgezet naar nationaal recht
- Rechtsvraag 3: In hoeverre mag de nationale rechter rekening houden met een
richtlijn wanneer hij nationaal recht uitlegt?
o Het Hof stelt dat alle overheidsinstellingen verplicht zijn ervoor te zorgen dat
EU‐recht nageleefd wordt, rechtbanken zijn daartoe dus ook verplicht. Dat
betekent, volgens het Hof, “dat de nationale rechter bij de toepassing van het
nationale recht, en met name van de bepalingen van een speciaal ter
uitvoering van de richtlijn vastgestelde wet, zijn nationale recht moet uitleggen
in het licht van de bewoordingen en het doel van de richtlijn” (r.o. 12). Deze
verplichting wordt begrensd door algemene rechtsbeginselen van EU‐recht en
kan niet leiden tot nationale strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Rechtsregel: een richtlijn kan geen verplichtingen aan particulieren opleggen en wanneer de
implementatietermijn verstreken is maar de richtlijn nog niet geïmplementeerd is moet
nationaal recht zo veel mogelijk geïnterpreteerd worden in het licht van de richtlijn. De
richtlijn kan dus geen contra legem werking hebben. Die interpretatie wordt begrensd door
algemene rechtsbeginselen van de EU en nationale strafrechtelijke aansprakelijkheid.
HvJ EU 26 februari 2013 (Melloni)
Melloni was bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar door de Italiaanse
rechter. Melloni werd vervolgens aangehouden in Spanje, waarna de Italiaanse Staat op
grond van het Europees aanhoudingsbevel om uitlevering van Melloni verzocht. Op grond
van Europese wetgeving, was de Spaanse Staat gehouden om tot uitlevering van Melloni
over te gaan. Vanwege de hoge Spaanse grondwettelijke maatstaven – die in dergelijke
gevallen, anders dan het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel zelf, een retrial
voorschreven – stelde de Spaanse rechter de vraag welke ruimte het kaderbesluit bood om
die hoge maatstaven te kunnen effectueren. Die ruimte was er volgens het hof in dit geval
niet. Met hogere nationale grondwettelijke standaarden werd geen rekening gehouden.
Het arrest Melloni bevestigt nog maar eens de voorrang van EU-recht boven het nationale
recht, ook wanneer het gaat om grondrechten. Scherper en spannender geformuleerd: uit
het arrest Melloni blijkt dat rechten die op nationaal niveau als ‘fundamenteel’ worden
aangemerkt, moeten worden geschonden als dit in het belang is van de effectieve
doorwerking van EU-recht, tenzij dit ook strijd oplevert met de grondrechten uit het Handvest.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur juliavanderhorst. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.