SOCIOLOGIE
2. EEN KENNISMAKING P11-24
Logos= woord, leer
Socius= metgezel, partner
2.1 HOE DENKEN SOCIOLOGEN?
Gedrag wordt bepaald door sociale relaties
1. 2.1.1 HET ALGEMENE IN HET BIJZONDERE ZIEN
In het gedrag van mensen kunnen we algemene patronen ontdekken.
Vb Liefde is een gevoel dat we koesteren voor mensen die beantwoorden aan het beeld van een
geschikte partner dat de samenleving ons heeft bijgebracht.
2. 2.1.2 GEDRAG WORDT BEPAALD DOOR SOCIALE RELATIES
- Sociologen: zoeken verklaring van menselijk gedrag in de samenleving
Bekijkt mensen niet als unieke wezens maar als producten van een grotere sociale context,
of als vertegenwoordigers van een groot aantal groeperingen, categorieën, etc.
- Psychologen: zoeken dit in de specifieke individuele processen.
3. 2.1.3 SOCIOLOGIE TEN OPZICHTE VAN ANDERE SOCIALE WETENSCHAPPEN
Vooral verwant met psychologie.
Sociologie: macro-niveau
Psychologie: micro-niveau
Sociale psychologie: effecten van groepskenmerken bestudeerd worden op het individu en
omgekeerd.
1
Margot Vandierendonck – 1COM
,4. 2.1.4 LE SUICIDE (NIET KENNEN)
Durkheim: wou bewijzen dat het aantal zelfdodingen te maken had met de mate van integratie. Hij
onderscheidde 4 soorten zelfdodingen:
1) De egoïstische zelfdoding
2) Anomische zelfdoding
3) Altruïstische zelfdoding
4) Fatalistische zelfdoding
2.2 DEFINITIE
Sociologie is de wetenschappelijke bestudering van de interactie tussen personen en sociale
eenheden, van de factoren die die interactie bepalen, en van de gevolgen daarvan op menselijk
gedrag.
Verder ingaan op de definitie
2.2.1 WETENSCHAP
Wetenschappelijk onderzoek moet systematisch, objectief, grootschalig (/representatief) en
controleerbaar gebeuren.
Voorbeeld: ook ondergeschikte werknemers vertonen stress, dit bewijst dat het niet enkel een
managerziekte is.
5. 2.2.2 INTERACTIE
= handelen tussen mensen onderling
… elk gedrag dat gericht is op anderen of beïnvloed wordt door anderen.
Je vraagt aan een vriendin of deze outfit geschikt is voor een nachtje Ovp, omdat hier geanticipeerd
wordt op de reactie van anderen is dit een voorbeeld van sociaal handelen.
6. 2.2.3 GEDRAG
= alle cognitieve, affectieve en dynamische uitingen van een individu
Het menselijk gedrag wordt beïnvloed door de maatschappelijke context, dit gebeurt via zijn invloed
op menselijke interacties.
Zie voorbeelden cursus p15-17 !!
2
Margot Vandierendonck – 1COM
,2.2.4 FACTOREN DIE DE INTERACTIE BEPALEN
Invloed van de samenleving -> wordt verder op ingegaan in 2.4
2.3 ENKELE BASISVORMEN VAN INTERACTIE
We gedragen ons anders in groep dan dat we alleen zijn.
2.3.1 UITWISSELING OF SOCIALE RUIL
- Sociale ruil -> ‘sociale ruiltheorie’: mensen gaan pas langdurige interacties aan wanneer ze
zeker weten dat ze er voordeel uit zullen halen. Ze doen vooraf een kosten-batenanalyse.
- Economische ruil: zowel de aard van de tegenprestatie als de termijn voor het vervullen
worden vooraf bepaald. De interactie is moeilijker te beëindigen omdat het nooit
contractueel is vastgelegd.
2.3.2 SAMENWERKING
Beide partijen hebben een gemeenschappelijk doel, er ontstaat een soort taakverdeling.
Vb ouders: hebben elks hun eigen taken in het huishouden
2.3.3 CONFLICT
Ontstaat wanneer er objectieve (feiten) of subjectieve (ervaring) tegenstellingen zich voordoen als
gevolg van een ongelijke verdeling van schaarse elementen (materieel/immaterieel).
Vb 1: Lucht is niet schaars, Vlaamse bouwgrond wel (materieel), net zoals opleiding, kennis, macht of
aanzien (immaterieel)
Vb 2: Staking: hoger loon (materieel), meer inspraak in het beleid (immaterieel)
2.3.4 CONFORMITEIT
= vorm van interactie waarbij de betrokkenen in hoge mate voldoen aan de verwachtingen die
anderen van jou hebben. = normatieve verwachtingen (groepsnorm)
Vb Sollicitatiegesprek: sollicitant zal zich deftig kleden, research hebben gedaan, mooi NL praten, etc.
We moeten voldoen aan bepaalde rolverwachtingen, dit maakt ons voorspelbaar en laat de
interacties vlotter verlopen.
3
Margot Vandierendonck – 1COM
, - Andere soort conformiteit:
Ontstaat uit de onbedoelde invloed die we van elkaar hebben, mensen ontwikkelen gezamenlijke
visies, omdat we niet uit de boot willen vallen ontstaat er groepsdruk.
- Experiment Milgram: ging alleen op drukke straat staan en wijzen naar de lucht. Niemand
deed mee, tot hij dit deed met 5 anderen, dan had plots wel iedereen aandacht voor hen.
- Deviant gedrag= het niet voldoen aan normen of verwachtingen, zich eigenzinnig, rebels of
zelfs misdadig gedragen.
2.3.5 MACHTSUITOEFENING
Machtigste interactiepartner van de twee beïnvloedt de andere om zo zijn eigen doelstellingen te
behalen. Er is toch sprake van wederzijdse beïnvloeding.
Vb tijden van werkloosheid: de werknemer let op wat hij doet en zegt want wil niet ontslagen
worden, werkgevers stralen macht uit.
Vb man-vrouwverhouding (vroeger): vrouw moest zich onderdanig opstellen want zij was
economisch afhankelijk.
2.4 CONTEXTUELE FACTOREN DIE DE INTERACTIE BEÏNVLOEDEN
- Demografische factoren: meetbare eigenschappen van een bevolking of bevolkingsgroep, en
van de samenstelling daarvan.
Vb: omvang, bevolkingsdichtheid, geboorte-, sterfte- en huwelijkscijfers, gemiddelde
levensverwachting, nationaliteit, burgerlijke staat, etc.
Vb 1: toegenomen bevolkingsdichtheid gaat vaak samen met groeiende arbeidsverdeling
Vb 2: bevolking in westerse landen vergrijst
- Ecologische factoren:
Klimatologische kenmerken: houden in hoe het klimaat het gedrag van de mensen
kan beïnvloeden
Vb Siësta tijdens de heetste middaguren
Geografische kenmerken: houden de aardrijkskundige kenmerken in
Vb Vroeger vormden de Alpen een natuurlijke barrière tegen communicatie tussen Zwitserse
regio’s, waardoor deze een bestuurlijke autonomie kregen.
- Materiële factoren: grondstoffen, technologie en infrastructuur
4
Margot Vandierendonck – 1COM