Griekse literatuur
Les 1
Inleiding
Termen uit de Griekse literatuur: elegie, tragedie, episch, epigrafie, historiografie,
theater, komedie, idyllisch, dramatisch, logica, apologie, dialoog, sofistisch, grammatica,
mythologie, monoloog, chronologie, retorica, filosofisch… we gebruiken deze vandaag
nog maar de betekenis verschuift soms, moeten gekend zijn voor het examen!
Auteursnamen die moeten gekend zijn = de onderlijnde namen in de index achterin het
handboek!!!!!! In deze samenvatting zijn er soms wat namen teveel, ik heb de te kennen
namen in vetjes aangeduid!
Doelstellingen vak:
1) kennis: genres, hitorische ontwikkelingen, belangrijkste namen, referentiekader
verwerven
chronologie, namen kunnen plaatsen binnen periode
2) kunde: methode voor benadering van deze “historische literatuur”, hoe lees je oude
teksten?
3) Belezenheid: syllabus + leeslijst lessen + extra lezen naast lectuur voor de lessen!
(teksten voor lessen in het overzicht van de lessen) moeten in een breder kader
kunnen gesitueerd worden, korte samenvatting maken elke tekst!
Afbakeningen:
Literatuur:
Weinig onderscheid tussen fictie en non-fictie
Alle geschreven Griekse teksten vormen object van altertumswissenschaft
(alomvattende wetenschappelijke studie van de Oudheid, 19de-eeuwse Duitsland)
Focus op literaire teksten in cursus
Chronologie 3 periodes
De archaïsche periode (+- 800-480 v.C.): Homerische begin (begin overgang
van orale schriftelijke literatuur, niet precies te dateren) tot einde Perzische
oorlogen
De klassieke periode (480-323 v.C.): gouden eeuw (van Athene), bloei Griekse
poleis, eindigt met dood Alexander De Grote
De hellenistische periode (323-31 v.C.): diadochenperiode, hun imperia
beheersen het oostelijke mediterrane bekken maar worden ingelijfd door de
Romeinen, eindigt met slag van Actium
De keizertijd of imperiale periode (27v.C.- tot?) : begint met Augustus de
Griekse literatuur die door (Griekse) inwoners van het RR is geschreven,
eenduidige einddatum is er niet, eventuele mogelijkheden: 330 n.C. (hoofdstad
RR wordt verplaatst naar Konstantinopel), 395 n.C. (splitsing Oost en West), 529
n.C. (Akademie1 in Athene wordt gesloten), 1453 n.C. (val Konstantinopel
1
Gesticht door Plato in 387 v.C.
, overgang naar Byzantijnse literatuur is moeilijk te situeren, meestal: 4 e of 6e
eeuw n.C.)
Geografie:
Griekse literatuur =/ geen “nationale literatuur”: uitgestrekt grondgebied
Vroegste broeihaarden: Magnia Graecia Klein-Azië, de Egeïsche eilanden,
Zuid-Italië, Sicilië
Pas later Athene, verspreid naar Egypte, ONO, Gallië
Taal:
Grieks = verzamelnaam voor verschillende dialecten: Ionisch, Eolisch, Attisch
(het latere standaardgrieks, vandaag nog het meest bestudeerd), het Dorisch
Attisch wordt lingua franca na de veroveringen van ADG
evolueert naar de koinè, een beetje platter
tegenreactie: atticisme (= taalpuristen!), zij winnen van het koinè!
zorgt er wel voor dat Grieks meest conservatieve taal van Europa is
Dus: moeilijk een afbakening te maken van Griekse literatuur op linguistische
gronden
Heidense én christelijke geschriften:
Veel redenen om christendom niet te behandelen (inhoudelijk, pragmatisch,
ideologisch of epistomologisch)
Maaaar christendom is wel een antieke religie, basisteksten in het Grieks
Middenweg in deze cursus: er is suuuperveel vroeg-christelijke literatuur
overgeleverd en wij behandelen maar een ministukje
Overlevering:
Materiële factoren: en belangrijke voorwaarde, het schrift en de schriftdrager
Mykeense beschaving: lineair B (utilitaire doeleinden)
Einde Dark ages (1200-800 v.C.): ontwikkeling van het Grieks alfabet
“tekstuele evolutie”: begin overgang van orale naar schriftelijke cultuur (al bleef
orale cultuur wel lang belangrijk!) historisch begin Europese literatuur
Schriftdragers:
aanvankelijk papyrus, later perkament: teksten in lange transmissieketens
van papyrus naar perkament naar perkament (enzovoort) hebben het meeste
kans om bij ons te komen
vorm schriftdrager: aanvankelijk boekrollen, later efficiëntere codexen met in
katernen gevouwen bladen (=voorloper boek)
Schrifttype: vanaf 8e eeuw n.C. (midden-Byzantijnse tijd) majuskel minuskel
meeste bewaarde teksten zijn codices na 8e eeuw (dus na lange keten van
overschrijven), sommige antieke teksten werden nog gelezen in 11e-12e eeuw
maar zijn toch niet bij ons geraakt, vanaf boekdrukkunst is het voortbestaan van
de tekst zo goed als verzekerd!
Niet-materiële factoren: hoe en waarom zijn teksten niet bewaard?
Met hand kopiëren = dure investering, er moet dus selectie gemaakt worden
gebeurd door de bestuurders van de poleis, verlichte despoten (Ptolemeeërs
willen alles bewaard zien in de Alexandrijnse bibliotheek, stay tuned voor meer
, info en rip!), geleerden (privé-bibliotheken), bibliothecarissen (grote
bibliotheken vanaf helenistische periode, kerken, kloosters
Motivatie:
schoolcurriculum (vb Homeros)
kanon van een literair genre, wordt ontwikkeld
beantwoorden de taalkundige criteria van het atticisme
stroken met heersende politieke, ideologische of religieuze doctrine
toevallige factoren: vb hergebruik van een manuscript voor iets anders (vb
mummificering!), materiële toevallige factor kan ook zijn vb muisjes die boekje
opknagen of bib in brand
Onrechtstreekse overlevering: citaten bij latere auteurs
Van de meeste archaïsche lyrici, klassieke tragici of comici hebben we zo hun
teksten
Conceptie en systeem
algemene kenmerken = moeilijk want enorm divers, Griekse literatuur kwam tot stand in
uiteenlopende cultuurhistorische omstandigheden
Literatuur als performance: tot hellenisme (literalisering) werd literatuur geschreven
met oog op uitvoering, er is dus altijd een aspect van klassieke literatuur die wij niet
kunnen vatten
De genres: tot hellenisme had literatuur altijd maatschappelijke functie, na hellenisme
blijft die functie nog zichtbaar, vb vormelijk: metrum Epos werd vb nog altijd
geschreven in Ionisch-epische kunsttaal met dactylische hexameter
Retoriek: verweven doorheen Griekse literatuur (vb bij Homeros veel speeches) maar
ontwikkelt zich ook tot alomvattende taal – en literatuurwetenschap
Griekse literatuur als receptiegeschiedenis van Homeros: culturele bakermat,
achtergrond waartegen veel verdere literatuur zich afspeelt, Illias en Odyssee worden
voortdurend geciteerd, bekritiseerd, geïnterpreteerd, bealludeerd geld ook voor de
Romeinen
De mythe, van religieus/zingevend verhalencomplex tot literair reservoir
Vraag overlevering: hoe is de Ilias tot bij ons gekomen? Hoe komt het dat wij in de 21 ste eeuw
nog altijd zulke teksten lezen? Hoe kwam men nou op het idee om schrift te gebruiken voor iets
“onnuttig” als gedichten die al jaren werden verteld?
er is een alfabet, goede drager (vroegste: steen, potscherven, later: papyrus,
Hellenistische tijd: perkament) nodig
er wordt beslist wat bewaard wordt, dit wordt voor een stuk bewaard in
Alexandrië, hier zal men ook het canon ontwikkelen
onrechtstreekse overlevering: teksten worden niet overgeleverd in hun geheel
maar omdat andere auteurs hen citeren
Hoofdstuk 1: Homeros en het Epos
Historische situering
, Archaïsche periode, maar waarschijnlijk al vroeger ontstaan
Periode begint met invoering nieuw en alfabetisch schrift
Kolonisaties kolonies in Zuid-Italië en Sicilië (= magna graecia) worden
belangrijke culturele en economische centra
Opkomst van de middenklasse
Meeste steden: oligarchie of tirannie
Athene oligarchie democratie, centrale personen in deze ontwikkeling zijn
Soloon en Kleisthenes
Oral poetry
We weten niet hoe de epen zijn verspreid, maar Homeros schrijft eeuwenlange
bestaande orale tradities neer, zangers worden “rapsoden” of uitvoerders
DUS synthese van eeuwenlange mondeling verteltraditie (misschien al sinds Mykeense
periode?)
Voor-homerische poëzie: onrechtstreekse informatie uit:
de epen zelf en andere vroege literatuur: traditionele liederen, narratieve zangen
zangers komen ook voor in de epen: vb Demodokos bij de Faiaken, probeert
Homeros met deze figuren een zelfportret te schetsen?
uit parallellen met heldendichten in andere culturen met orale tradities
20e eeuw: nieuwe inzichten voor orale poëzie door vergelijkende
literatuurwetenschap, veel gelijkenissen (thematiek, vormelijk, motieven of
topoi) tussen traditionele verhalen die Europese culturele grenzen overstijgen
De Homerische kwestie
Heeft Homeros wel echt bestaan? Heeft hij zowel Illias als Odyssee geschreven?
Misschien was hij een vrouw? Of was hij blind (weinig waarschijnlijk want veel visuele
beschrijvingen)?
Door de Grieken werd alleszins niet aan zijn bestaan getwijfeld, beschouwd als een
tijdgenoot van Hesiodos
2 scholen:
1) unitariërs (beide epen werk van één dezelfde auteur)
2) Homeros = collectief van anonymi
antwoord in de middenweg: Ilias en Odyssee hebben teveel gelijkenissen om los
van elkaar gezien te worden, maar moeten ook begrepen worden als lange orale
traditie, Homeros vond immers het warm water niet uit!!! (kunnen we wel zeggen
over zijn schrijfstijl!!! Chef’s kiss)
Indien hij één persoon was:
Wellicht afkomstig van het Ionisch gebied van Klein-Azië of de Egeïsche zee, of
Smyrna of Chios
Aristocraat
Post en ante quem: post de invoering van het schrift, ante Hesiodos want die
kende zijn oeuvre
Wel nog discussie over precieze totstandkoming:
, Wanneer? Antwoorden variëren van de 9e tot de 6e eeuw v.C., geen unanimiteit
maar wellicht ergens 8e eeuw, alleszins in hellenistische periode definitief
vastgelegd en in tweemaal 24 zangen ingedeeld door de Alexandrijnse geleerden
(dus de zangen zijn een post-klassieke indeling), maar wellicht reeds in klassieke
tijd een standaardtekst
Hoe heeft (of hebben) Homeros zijn canonieke tekst vastgelegd? Was hij auteur
of dicteerde hij? Hoe ontstond het idee om het ‘recent’ uitgevonden schrift te
gebruiken voor verhalen en zangen? Er wordt ook gesteld dat de versie
geleidelijk groeide
De Epische cyclus
Andere niet-bewaarde epen uit de orale traditie = de epische cyclus, gekend door
antieke verwijzingen en samenvattingen
Aanvankelijk sommigen wel toegeschreven aan Homeros, maar Aristoteles maakt in
Poetica onderscheid tussen 1) Homerische Illias en Odyssee 2) de cyclische epen
Vooral 2 cycli: stof herwerkt in zowel de Griekse als de Latijnse literatuur, tragici gaan
hier ook hun inspiratie uithalen
Thebaanse cyclus met oa Oidipous
De Trojaanse cyclus met alles rond de Trojaanse oorlog
Maar daarnaast ook losse epen! Titanomachie, sagen rond Herakles
De Homerische epen
Steken kwalitatief boven de rest
Stof: Trojaanse cyclus
Oorlog tussen Achaïers en de Klein-Aziatische stad Troje of Ilion
Historiciteit:
Omstreden maar gaat wellicht terug op laat-Mykeense tijd!
wel archeologische vondsten (vb door Heinrich Schliemann) die bepaalde
materiële gegevens bevestigen…, ook namen uit de epen gevonden op Lineair B-
tabletten
DUS gaat misschien wel terug op een militair conflict waarbij een rijke stad werd
verwoest
Essentie genialiteit Homeros: structuur en thematiek
1) Illias:
Homeros koos er niet voor om de Ilias chronologisch te vertellen als een
verhaaltje over de Trojaanse oorlog (<-> structuur cyclische epen), Homeros
kiest één korte episode (slechts 50 dagen) uit een tienjarige oorlog en vertelt de
oorlog aan de hand van dat klein fragment werkt met narratieve procédés als
flashbacks, anticipaties, herhalingen, recapitulaties, dus werkelijke een literaire
compositie om van te smullen
Klein fragment = fatale ruzie Achilleus en Agamemnoon, Briseis wordt van
Achilleus geroofd door Agamemnoon
Centraal motief = wrok (aanhef Illias: muze, bezing ons de wrok van de zoon van
Peleus, Achilles)
, oorlog is gruwelijk maar wrok als manier om de oorlog zin te geven
1e wrok = Briseis, 2e work (eindigt in zang 24) = Achilleus is boos op Hektor
want die heeft zijn BFF Patroklos (sommige denken dat dit zijn lover is maar dat
zou ik niet op het exaampje schrijven!) vermoord
verteltempo is aanvankelijk hoog, zakt heel erg in het begin, op het einde weer
hoog
2) Odyssee
Begin geeft centrale focus aan: één man en zijn “veelwendbaarheid”: Zing van de
man van de duizend listen, Muze
Vertelde tijd is 40 dagen (laatste 40 dagen van de omzwervingen van Odysseus),
wordt wél lineair weergegeven
Ik-persoon
3 delen:
1) Zang 1-4: telemachie, Odysseus is hierin afwezig
2) Zang 5-12: de reis en de lange ik-vertelling
3) 13-24: op Ithaka
dus eenvoudiger dan de Ilias met minder aangrijpende thematiek, beetje een
sprookjesboek
zangen zijn geschreven in grotendeels Ionische epische kunsttaal, typisch voor lange
orale traditie
metrum = dactylische hexameter, prosodie is de afwisseling van lange en korte
elementen
meest opvallende stijlkenmerken:
epitheta = vaste typerende naamwoorden
wederkerende versgroepen typisch voor orale traditie want improviserende
bard deed dit ook als hij even moest nadenken
Homerische vergelijkingen
Homerische godenwereld: versmelting goddelijke en menselijke plan, zijn
portret van de goden is antromorf en soms (misschien) ironiserend, goden
dienen om de mensen te relativeren, geen samenhangende theologie maar toch
was zijn godenvoorstelling heel invloedrijk
De Homerische hymnen
Aan Homeros word een collectie van 33 hymnen toegeschreven
Hexameters en Ionisch-episch dialect
Stijl en inhoud eerder vergelijkbaar met Hesiodos want rechtlijnige mythen over goden
ipv spannende verhalen over mensen
Heterogene verzameling
Functie hymnen? rol in bezongen goden of als voorzangen of preludes bij recitaties
van de Homerische epen
Inhoud en structuur past bij de hymne als religieus genre
Standaardschema: aanroeping van de godheid met epitheta of vermelding van
de afstamming (genos), weldaden van de god, narratief/afsluitend gebed
Vb:
De genezer van ziekten, Asklepios, wil ik bezingen,
, De zoon van Apolloon, die de goddelijke Koronis gebaard heeft,
De dochter van koning Fleguas, in de vlakten van Dotion:
Groot geluk voor de mensen, verzachter van vreselijke pijnen.
Ook voor u zoveel geluk, heer! Ik bid tot u met dit lied
Latere ontwikkeling van het epos
Einde Archaïsche periode (480 v.C.) = einde levende orale epos door improviserende
barden, vanaf klassieke periode zuivere literaire epen
Enkele epen ontstaan in de klassieke perioden maar slechts fragmentarisch bewaard
Hellenistische tijd:
De Argonautika van Apollonios van Rhodos:
Apollonios (ca. 295-215) was bibliothecaris van de bib van Alexandrië, zou
leerling geweest zijn van Kallimachos
vertelt in 4 boeken het oude verhaal van de tocht van Jasoon en zijn
Argonauten naar Kolchis voor het gulden vlies
geleerde versie want Hellenistische stijl, wil de lezer uitdagen
centraal thema in 3e boek = liefde, 4e boek = antwoord op de Odyssee
(misschien?) want ook terugreis
Batracho-mua-machia of de kikker-muizen-oorlog
een grappige Iliasparodie
toegeschreven aan pseudo-Homeros
Keizertijd:
Parallel met bloei Latijnse epos
Quintus van Smyrna en Nonnos van Panopolis
= Iliasmanuscript Venetus A, afkomstig uit Venetië, 10e eeuw
wellicht een schoolmanuscript
, wellicht afkomstig uit Byzantium, ook voor Grieken was er een vertaling nodig van de
Ilias
de commentaren in het manuscript overtreffen de feitelijke vertaling!
= Fresco Pompeii: Iphigenia die wordt geofferd door Agamemnon, haar afloop is onzeker!
= protagonisten Ilias! Godensupporters Grieken (Achaïers) = Athena, Hera (zij werden niet
verkozen als de mooiste in het Paris-oordeel), Poseidon, godensupporters Trojanen = Apollo,
Afrodite en Ares
Zie achterin syllabus voor een samenvatting van de Ilias!
Les 2
Ilias zang 2
Typische kenmerken Homeros? Homerische vergelijkingen
, De autoriteit van koning Agamemnon wordt ondergraven en tegelijk terug opgebouwd:
hoe gebeurt dat?
Ondermijnt: Zeus stuurt hem een bedrieglijke droom, of lijn 81: wie zich de
grootste noemt van de Achaïers
zijn autoriteit wordt terug opgebouwd: Nestor en Odysseus hemelen hem op
waardoor zijn populariteit terugkeert, op het einde van Ilias 2 wordt hij zelfs
vergeleken met Zeus (zijn hoofd en ogen zijn als die van Zeus)
Homerische vergelijkingen:
Er zijn ook gewone vergelijkingen aanwezig
Scheepscataloog als een buffer
Zoals de geitenhoeders wijd en zijd: er zit een orde in de troepen
Zoals een stier uitsteekt boven alle kuddedieren
Odyssee boek 11
Beschrijft enkel de laatste 40 dagen
Ik-vertelling
Odysseus komt pas in beeld vanaf zang 5
5-8 is het laatste stukje van zijn reis, Odysseus komt aan bij de Phaiaken (komt vandaar
vanaf Kalypso)
9-12: Odysseus doet zijn verhaal, dit zijn de sprookjesachtige belevenissen!
Boek 11: tocht naar de onderwereld
Gebruik van flashforwards en flashbacks
Leesvragen:
Welke ontmoetingen maakten op jou de grootste indruk? Vb Aias en Odysseus:
O. heeft A. gedood, A. wil hem niet spreken
Vooral in de gesprekken met Agamemnon en Achilleus kun je deze zang lezen als
een aanvulling bij of commentaar op de Ilias: waar zie je dat?
Odysseus vraagt Achilles of hij nog steeds zo wordt vereerd in de onderwereld
als op aarde, hij antwoordt dat hij nog liever ongekend zou geweest zijn op aarde
dan vereerd in de onderwereld
Homeros voert zijn personage op als een zanger, een gast zegt aan Odysseus dat wat hij
zegt volmaakt is van vorm en inhoud, dus eigenlijk geeft Homeros zichzelf gewoon een
compliment want Odysseus is een representatie van hem
Homeros is “het prototype van de leugenaar”, hij verzint voortdurend verhalen over
zichzelf, de lijn over Odysseus wie naar u kijkt weet dat u geen oplichter bent… is hiernaar
een ironische knipoog
Hoofdstuk 2: Hesiodos en het leerdicht
Biografie Hesiodos
Eerste schrijver waar we biografische informatie van hebben, we moeten hier wel mee
opletten want kan ook literaire fictie zijn (komt uit zijn eigen teksten)
Datering enkel in relatieve termen (post en ante quem)
post Homeros want hij blijkt zijn epen te kennen
, ante Semonides van Amorgos (midden 7e eeuw) die zich voor zijn “vrouwengedicht”
op Erga 702-703 inspireert
Geen aristocratische sprookjeswereld meer (<-> Homeros) maar de wereld van harde
labeur, zij moeten ploeteren om te overleven (“Werken en dagen”, dit wordt voorbeeld
voor Vergilius) Hesiodos is dus uit een andere leefwereld afkomstig dan Homeros
Toegeschreven aan pseudo-Hesiodos: Vrouwenkataloog (fragmenten) en Schild
(bewaard)
Het leergedicht: een afzonderlijk genre?
Formele kenmerken: niet te onderscheiden van het epos want Ionisch-epische taal in
hexameters (daarom ook: ‘didactische epos’). Naast de dactylische hexameter ook het
elegisch distichon
Inhoudelijke kenmerken: heel verschillend van heroïsche poëzie waardoor het
leergedicht een aparte categorie nodig heeft, doel is per definitie didactisch
Subsoorten (afhankelijk van de besproken thematiek): theologisch (Theogonie als
prototype), praktisch-didactisch, filosofisch en wetenschappelijk (maar Hesiodos
werken vallen niet in één hokje te duwen)
Theogonie, 1022 v.C.
Hesiodos probeert in Theogonie (= “geboorte van de goden”) ordening aan te brengen in
de godenwereld van de kosmos, een “synthese” van het religieuze pantheon
Prooimion (de proloog): arme herder Hesiodos ontmoet de Muzen:
“Wij weten vele leugens te vertellen, die gelijken op waarheid,
maar we weten ook, wanneer we willen, waarheid te verkondigen”
dit kan een verwijzing zijn naar de Homerische epen, waar Homeros zichzelf eigenlijk
een leugenaar noemt
Daarna: een verhaal over het ontstaan van de wereld, kan gelezen worden als een
eerbetoon aan Zeus (staat garant voor een rechtvaardige en morele ordening)
Hesiodos baseert zich op heterogene bronnen: Homerische epen, lokale Beotische
tradtie, parallellen met Oosterse mythen (Hettietische en Hurrietische bronnen), eigen
creativteit
Leesvragen (waar op letten) voor de Theogonie:
- Welk beeld van Zeus wordt in deze passages van Hesiodos geconstrueerd?
garantie van goddelijke rechtvaardigheid
- Hoe gebeurde dat?
- Hoe verhoudt het zicht tot dat in de Homerische epen of de Ilias?
- Hesiodos is de eerste bij naam gekende auteur, dat hij zich van zijn métier
bewust is blijkt zowel uit “autoreferentiële” als uit “poëticale” passages, m.a.w. hij
verwijst naar zichzelf en doet uitspraken over zijn poëzie-opvattingen, waaruit
blijkt dit? Homeros doet dit trouwens helemaal niet, bij hem is er geen “ik”
aanwezig vb: “ze gaven eens aan Hesiodos les in de prachtige zangkunst” over
de Muzen, de muzen zijn de herinnering van de Griekse samenleving, zij
inspireren Hesiodos om “waarheid te spreken” (in Griekenland is waarheid =
herinnering, waarheid krijgt een andere invulling dan bij ons)