Zakenrecht 2020-2021 ! / !63
1
Zakenrecht
1. Inleiding: Goederenrecht gesitueerd binnen het vermogensrecht.
Geven aan een RS een rechtstreekse
zeggenschap over een bepaald goed.
Goederen recht regelt deze rechtstreekse
verhouding tussen RS en RO(goed).
1. Zakelijke rechten
vb; eigendom, mede-eigendom, zakelijke
Omvat regeling gebruiksrechten en zakelijke zekerheden.
van patrimoniale Enkel wetgever kan ZR creëren.
subjectieve (Art 3.3 lid 1 BW)
rechten
Verschaffen een RS een recht op een
= op geld
prestatie van een ander RS. Prestatie
waarneembare
bestaat er in IETS te DOEN of te GEVEN.
Vermogensrecht zaken
2. Vordering Worden bestudeerd in het
rechten verbintenissenrecht en hebben betrekking
Extra-
om rechtsverhoudingen tussen RS.
patrimoniale
Koop= als je koop dat geeft de ander iets,
rechten= niet
het geven is dus een prestatie.
opdeelbaar n
geld Zoals auteursrechten, merken … geven
aan auteur een tijdelijk en exclusief
3. Intellectuele exploitatierecht op een originele creatie
rechten. van de menselijke geest. Ze laten toe de
auteur aan 3de te verbieden om die creatie
te gebruiken of te miskennen.
—> essentieel onderscheidend element tussen de verschillende rechten= rechtstreekse verhouding tussen
de titularis van het zakelijk recht en het goed waarop het zakelijkrecht betrekking heeft.
Meest volkomen ZR= eigendomsrecht, met als variant mede-eigendom (heeft eigen kenmerken).
De andere ZR (de zakelijke gebruiksrechten) bieden een minder omvangrijke zeggenschap op een
goed = erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, erfpacht & opstal.
Eigendomsrecht en zakelijke gebruiksrechten (art 3.3 lid 3 BW)= zakelijke hoofdrechten. Hebben
betrekking op het goed zelf.`
Zakelijke zekerheden (art 3.3 lid 4 BW) pand, hypotheek, bijzondere voorrechten, retentierecht. Dit
zijn bijkomende zakelijke rechten, ze vormen als waarborg van een schuldvordering (accessorium
van deze schuldvordering). De SE die over een zakelijke zekerheid beschikt, zal bij voorrang
worden betaald met de opbrengst van het goed waarop zijn zekerheidsrecht slaat. (Bank-Huis)
Goederenrecht omvat ook de studie van indeling van de goederen en de oorspronkelijke wijze van
eigendomsverkrijging (bezitsleer) ook publicatiesysteem in verband met de vestiging e de
overdracht van ZR waarbij de bezitsleer ook een rol speelt!
HOE oud is het goederenrecht?
—> agrarische samenleving, Art 524 BW. Vroeger werd het gebruikt voor de agrarische
maatschappij maar het werd dus tijd om het te gaan vernieuwen.
BELANG van het goederenrecht
—> Juridische regelgeving is gerechtvaardigd, voor iedereen van belang!
Welke vermogensbestanddelen zijn roerend en zijn van belang? Aandelen!
—> welke publiciteitssysteem kennen we in België: kantoor van rechtszekerheid (vroeger
hypotheekkantoor). Als je iets gepubliceerd hebt ben je eigenaar en heeft iedereen weet
van jou aankoop.
, Zakenrecht 2020-2021 ! / !63
2
BEGRIPPEN ArtS UITLEG
Goederen 3.41 BW Goederen in de ruimste zin zijn alle voorwerpen die vatbaar zijn voor toe-
eigening, met inbegrip van de vermogensrechten.
Zaak / Al wat bestaat, met uitzondering de mens
=> doorgaans zaak= goed => synoniemen!
maar we spreken van Zakelijke rechten en niet meer van zaken maar
van goederen.
Voorwerp 3.38 BW Voorwerpen, ongeacht of ze natuurlijk of kunstmatig, lichamelijk of
onlichamelijk zijn, zijn te onderscheiden van dieren. Voorwerpen en dieren
zijn te onderscheiden van personen.
—> wat geen persoon en geen dier is, is een voorwerp, ongeacht of het
voorwerp natuurijk of kunstmatig, lichamelijk of onlichamelijk is.
Lichamelijk/ 3.40 BW Voorwerpen zijn lichamelijk of onlichamelijk. In tegenstelling tot
onlichamelijk onlichamelijke voorwerpen kunnen lichamelijke voorwerpen zintuiglijk
worden waargenomen en worden gemeten middels een momentopname,
wat niet het geval is voor onlichamelijk voorwerpen zoals een
schuldvordering.
Personen / Niet gedefinieerd
Dieren 3.39 BW Dieren hebben een gevoelsvermogen en hebben biologische noden.
De bepalingen met betrekking tot lichamelijke voorwerpen zijn op dieren
van toepassing, met inachtneming van de wettelijke en reglementaire
bepalingen ter bescherming van dieren en van de openbare orde.
Nieuwgeboren dieren en de voortbrengselen van dieren worden als
vruchten beschouwd = art 3.42, lid 3 BW.
Vruchten 3.42 BW De vruchten van een goed zijn datgene wat dat goed periodiek
voortbrengt, zonder dat dit de substantie ervan wijzigt en ongeacht of het
uit zichzelf gebeurt of als gevolg van de valorisatie ervan.
Opbrengst 3.42, lid 2 Een opbrengst is datgene wat het goed opbrengt, maar waardoor de
BW waarde van het goed onmiddellijk of geleidelijk wordt verminderd.
Zonder afbreuk te doen aan Art 3.39, worden nieuw geboren dieren en de
voortbrengselen van dieren als vruchten beschouwd.
Het onderscheid tussen vruchten en opbrengsten speelt een rol in tal van aspecten van het goederenrecht
—> vruchtgebruik!
Vermogen 3.35 BW TRIPTIEK!
1. Elk persoon heeft een vermogen
2. Alleen personen hebben een vermogen
3. Je hebt in principe slechts één vermogen!
—> je staat dus met heel je vermogen in als schuldeiser! Art 3.36,
lid 1BW)
Goederen van een persoon maken deel uit van zijn vermogen. Het werkelijke vermogen is meer dat enkel
de goederen. Het is de juridische algemeenheid die het gevoel van de bestaande en toekomstige
goederen (baten) en verbintenissen (lasten) omvat! Het is geen statisch gegeven!
Kwaliteitsrekenin 3.37 BW —> derde rekeningen, een notaris kan dit beheren. Meerder personen
gen kunnen hier gebruik van maken! Dit zorgt voor klantenbescherming als er
voorschotten worden betaald. Dit gaat nog niet naar de verkoper, dit gaat
op de derde rekening. Moet de VGM failliet gaan dan blijven deze gelden
beschikbaar! Insolvabiliteit
, Zakenrecht 2020-2021 ! / !63
3
Overlijden 784 oud Vermogen speelt belangrijke rol bij erfrecht. Als men sterft dan gaat
BW & 793 vermogen over op zijn erfopvolgers, zowel de baten als de lasten, dit
oud BW vermengt zich met het vermogen van de erfgenamen (= zuivere
aanvaarding van het nalatenschap). Hierdoor zijn de erfopvolgers ook met
de baten van hun eigen vermogen gehouden tot de lasten van het
vermogen van de overledene —> als de lasten hoger zijn dan de baten
kan dit een ramp zijn voor de erfopvolgers. 2 opties!
1. Nalatenschap verwerpen
2. Nalatenschap aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving: de
baten van de nalatenschap worden aangewend tot de betaling van de
schulden van de overledene, maar moeten de erfopvolgers niet met
hun eigen vermogen instaan voor de overblijvende schulden van de
nalatenschap.
—> strikte regels volgen! Deze beschermen de belangen van de
schuldeiser van de overledene.
Voorkennis testen via kahoot!
1. Steenkool in een steenkoolmijn= onroerend en lichamelijk, steenkool is nog niet ontgonnen dus
om deze reden onroerend.
2. Ingemaakte kast= onroerend en lichamelijk
3. Auto= roerend en lichamelijk
4. Vruchtgebruik op een woning= onroerend en ONlichameijk (het gaat over rechten en dat kan
men niet zien)
5. Graan op graanveld= onroerend en lichamelijk, gemaaid graan: roerend
6. Overdreven gevoeligheid van wie hinder ondergaat zal de rechter bij zijn uitspraak in
overweging nemen? JA de rechter houdt onder andere ook hier mee rekening.
7. Mede-eigendom is steeds gepaard met time-sharing= fout
8. Vruchtgebruik eindigt NIET bij dood van de naakte eigenaar.
9. Max termijn van recht van opstal in de OUDE wetgeving is 50j.
Hoofdstuk 1.
De leer van de indeling van de goederen.
= terminologie is heel belangrijk! (Bekijk de kader dan ook zeer aandachtig)
—> elke goed is lichamelijk of onlichamelijk!
- een boek is een lichamelijk voorbeeld wegens we dit kunnen vastnemen, het verhaal in
het boek is onlichamelijk.
- gas is ook lichamelijke.
- een huis is lichamelijk maar de rechten op dit huis (eigendomsrecht vb) is onlichamelijk.
Lichamelijk kijk art 3.40 BW, onlichamelijk= rechten (zakelijke, persoonlijke en intellectuele),
universiteiten, effectenportefeuille, handelszaak, nalatenschap (de geheelheid is onlichamelijk ook
al zitten hier lichamelijke zaken in, deze zijn ook ALTIJD roerend. Vb een nalatenschap waar geld
in zit, een huis, vruchtgebruik, patent ==> in zijn geheel onlichamelijk en roerend!)
Afdeling 1.
De goederen volgens de graad van toe-eigeningsmogelijkheid.
1/ Belang van indeling.
—> goederen kunnen slechts het voorwerp zijn van zakelijke rechten als het RS een heerschappij
kan en mag uitoefenen op deze goederen.
2/ Goederen buiten de handel.
—> goederen IN de handel= goederen die het voorwerp kunnen zijn van vermogensrechten, dus
van private toe-eigening en verhandeling tussen de burgers. Maken deel uit van het rechtsverkeer.
—> goederen BUITEN de handel= vb drugs, deze komen in feite wel in aanmerking voor private
toe-eigening en verhandeling maar in rechte is er een wettelijk beletsel => deze goederen zijn
vatbaar noch voor overeenkomst, noch voor verkrijgende verjaarding (je kan hier dus geen
eigenaar van worden!) Verboden goederen!
, Zakenrecht 2020-2021 ! / !63
4
3/ Gemene goederen (res communes) art 3.43 BW
Behoren aan NIEMAND toe, ze worden gebruikt in het algemeen belang, met inbegrip het belang
van de toekomstige generatie => licht, lucht, zee, stromend water in allerlei waterlopen …
Omwille van hun aard, wegens een feitelijk beletsel dus, zijn ze niet vatbaar voor exclusieve
private toe-eigening in hun totaliteit, wel mogelijk voor een deel (emmertje zeewater). Zie
tegengestelde goederen buiten de handel.
Gebruik van gemene goederen wordt geregeld door bijzonder wetten: reglementering inzake de
hoogte van gebouwen (om genot van licht niet te verstoren), inzake gebruik stromend water (om
ecologische redenen).
4/ Goederen zonder eigenaar. Art 3.43 BW
Roerende en onroerende goederen die geen eigenaar hebben (=res nullius) en die voor toe-
eigening vatbaar zij (art 3.43, lid 2 BW) kunnen van 2 verschillende aard zijn.
1. Ze hebben nooit een eigenaar gehad maar ze zijn wel voor toe-eigening vatbaar (wild, vissen in
de zee, ondergrondse water voorraad)
2. De eigenaar heeft afstand gedaan van de goederen (=res derelictae) wat je dus bijvoorbeeld in
de vuilbak gooit
Onroerende goederen die geen eigenaar hebben behoren toe aan de Staat. De Staat heeft wel het
recht om een AHvordering in te stellen tegen de vorige eigenaar voor eventuele verbintenissen,
waardebepalingen of beschadigingen die verbonden zijn aan dit OG (art 3.43, lid 2 en 3.66 BW) (=
bodem die zwaar vervuild is door de vorige eigenaar die er dan weer afstand van heeft gedaan —>
zorgt er voor dat de grond een negatieve waarde heeft.
Roerende goederen die geen eigenaar hebben zijn vatbaar voor private toe-eigening, voor zover
degene die het goed wilt toe-eigenen, de verplichtingen die aan een vinder worden opgelegd (art
3.59 §2 BW) naleeft.
Roerende goederen die deel uitmaken van een erfenis zonder erfgenamen behoren ook toe aan
de Staat (at 769 oud BW). Dit is als er echt geen andere wettelijke erfgenamen zijn in nuttige graad
(= bloedverwant tem 4de graad) en geen echtgenoot tot de nalatenschap komen en er ook geen
testament werd opgemaakt.
5/ gevonden goederen. Art 3.58 & 3.59 BW
Het wordt niet gedefinieerd maar wel geregeld hoe er mee moeten omgaan. We kunnen afleiden
dat zowel verloren goederen, res nullius als schatten bedoeld worden. Verloren goederen zijn wel
NIET = res nullius: ze hebben wel een eigenaar maar die is onbekend. Wie deze goederen in
bezit neemt is niet ter goeder trouw. Schatten zijn goederen die verborgen werden en die dus een
eigenaar gehad hebben, die wel eventueel zijn eigendomsrecht niet (meer) kan aantonen.
Afdeling 2.
Goederen volgens hun gebruik.
1/ Vervangbare en niet-vervangbare goederen
1a/ Vervangbare goederen art 3.44, lid 1= goederen die voor de nakoming van een verbintenis
indeling verwisselbaar zijn.
1b/ Onderscheid met niet-vervangbare (geïndividualiseerde) goederen.
Onderscheid tussen vervangbare en niet-vervangbare goederen= wil van de partijen, dus niet het
intrinsiek kenmerk van de goederen zelf.
1c/ Belang van dit onderscheid
Niet van belang voor goederenrecht zelf, wel voor verbintenissenrecht. Schuldenaar bevrijdt zich
evengoed van zijn schulden, door de vervangende zaak te leveren, wanneer het voorwerp van de
verbintenis een vervangbaargoed betreft.
Schuldvergelijking: enkel schulden die een geldsom of een hoeveelheid vervangbare goederen
van dezelfde soort tot voorwerp hebben, komen voor een schuldvergelijking in aanmerking. (Art
1291 oud BW)