I N T RO D U C T I E
1. BELGIË EN ZIJN HAAT/LIEFDE-RELATIE MET ARCHITECTURAAL ERFGOED & BOUWCULTUUR
- In Antwerpen zijn niet alleen specifieke gebouwen beschermd, maar ook heel de zone binnen de leien is
als Cultureel Historisch Erfgoed (= CHE) aangeduid. Dat betekent als je als architect daar een opdracht
krijgt dat je geïnformeerd gaat moeten zijn over hoe de stad gebouwd is, over hoe de architectuur
geëvolueerd is en dat je zal moeten aantonen dat jouw ontwerp overeen komt met de historische waarden.
- Brussel duidt UNESCO-zone aan, een zone die als stedelijk patrimonium op wereld erfgoed wordt
erkend. Dat heeft te maken met het feit dat Brussel op het einde van de 17e eeuw werd gebombardeerd
door de Fransen en op een heel korte termijn terug werd opgebouwd. De heropbouw zijn ze gaan
beschermen en binnenin gelden strikte voorwaarden voor behoud en beheer.
- België is bekend geworden omwille van zijn glas- en ijzerarchitectuur.
- Door transport wordt de rooilijn achteruit geschoven.
• Rooilijn = grens tussen privaat en publiek
• Oude gevels worden bewaard met daarachter moderne gebouwen.
➡ Façadisme = historische gevels bewaren, maar niet de gebouwen
➡ Vervalsing van de geschiedenis.
- “Bruxellisation” en “Façadisme" = ingrepen waarbij enkel façades worden bewaard, zonder erkenning
van architecturale interieur, structuur en ruimte.
2. WAT IS ARCHITECTUUR (-GESCHIEDENIS)?
= ‘bouwkunst’
= de kunst en leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken
➡ De definitie van ‘architectuur’ evolueert in de tijd en van plaats tot plaats.
➡ Architectuur heeft vele gezichten. Dus vanuit welk perspectief, welk verhaal, welke actoren, etc.
- Vitruvius en zijn De Architectura Libri Decem
➡ = Unicum = enige bewaarde tekstuele bron over oudheid.
• Venustas = vorm = esthetische
• Utilitas = functie = het gebruik
• Firmitas = constructie = materialen en technieken
➡ Architectuur kan pas een kwaliteitsvolle architectuur zijn wanneer die 3 aspecten kwaliteitsvol op
elkaar zijn afgestemd.
• Opzet studie van architecturale patrimonium = kennis opbouwen over bestaande en nog te
construeren gebouwen.
➡ 2 doelen van de publicatie :
1) Architectuur te analyseren. (Kennis over vormelijke, schematische en pragmatische aspecten van
architectuur.)
1
, 2) Op zoek te gaan naar de nieuwe principes waarmee je tot hedendaagse of nieuwe architectuur kon
komen. (Zoektocht naar architectuurprincipes die contemporaine en toekomstige architecten
kunnen helpen om ‘kwaliteitsvolle architectuur’ te realiseren.)
- Marcus Vitruvius Pollo
• Wanneer? +- 85 - 20 vC = transitie periode / overgangsperiode, waarbij Romeinse architectuur verder
bouwt op Griekse architectuur.
• Wie? Militair, ingenieur en architect. Zowel burgerlijke als militaire constructies en stedenbouw.
• Architecturale oeuvre? Enige effectieve realisatie die bekend is, is Basilica in Fanum Fortunae, maar is
later verdwenen.
3. STAD EN ARCHITECTUUR IN DE 19E EEUW
3.1 KANTELENDE 19E EEUW
- Er waren houten constructies met nauwelijks nieuwbouw, aardewegen of nog geen verharde straten, een
kronkelend straatpatroon en zonder maanlicht werd de stad in volstrekte duisternis gehuld want er was
nog geen publieke verlichting. De rijkeren konden zich een paard en koets veroorloven. De armen
daarentegen maakten gebruik van stootkarren om goederen te transporteren.
- De oude historische stad van Antwerpen werd volledig omsloten door de 16 eeuwse stadsomwalling (=
Spaanse vesten) en was als een korset ingesnoerd. De stadsomwalling met zijn 6 toegangen droeg bij tot
een gesloten stedelijke ruimte die uit zijn voegen barstte. Er wordt ook gesproken over intramuros (=
binnen de muren) en extramuros (= buiten de muren). De stad was enkel toegankelijk via de 6 grote
poorten.
• Het lokte verkeerscongestie (= file) uit door smalle poorten.
• Er kwam een omkeer. Vanaf het midden van de 19e eeuw werden de straten steeds meer verhard en
verbreedt, gasverlichting kwam in het straatbeeld en voetpaden werden aangelegd.
• Er kwam een stadsuitbreiding in 1863. Vanaf 1864 verdween de oude stadsomwalling, waardoor de
stad kon worden uitgebreid.
* De oude wordt afgebroken waarbij nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd met monumentale
complexen, in het laatste kwart van de 19e eeuw wordt ook woningen bijgebouwd. Het materiaal
van de oude stadsomwalling wordt deels gerecupereerd, maar ook deels gebruikt om de grachten
rond de stad te dempen om plaats te maken voor infrastructuur.
* De poorten werden in eerste instantie nog bewaard, omdat ze een monumentale karakter hadden
en omdat er een toenemende aandacht is voor monumentenzorg in de 19e eeuw. Na een tijd beslist
de stad toch om deze af te breken, omdat ze letterlijk in de weg stonden van de nieuwe
stadsontwikkeling.
- Rechttrekking van de Scheldekaaien :
• In 1810 (1ste rooilijn) werd er een eerste keer grote werken uitgevoerd om de Scheldekaaien te
verstevigen waarbij de werf (= het oudste historische deel van de stad) werd afgebroken.
• In 1879 - 1884 (2de rooilijn) volgden er nieuwe plannen voor de rechttrekking, waarbij het oudste
historische gedeelte rond Sint-Walburgiskerk volledig wordt vernietigd.
• Het Steen is één van de weinig restante die het overleefde.
2
, 3.2 STEDELIJK PUBLIEK OPDRACHTGEVERSCHAP
= overheidsarchitectuur met een stedelijke functie en gebouwd in opdracht van de stedelijke overheid
3.3 PROTAGONISTEN IN HET BOUWPROCES
- Welke actoren zijn er bij betrokken?
1) Architecten
2) Ingenieurs
3) Aannemers (voor openbare werken)
- Een stad als Antwerpen had in de 19e eeuw sterke ambities om een eigen stedelijke identiteit te creëren,
daarom gaan ze specifiek in het begin van de 19e eeuw ervoor kiezen om een dienst van de bouwmeesters
op te richten. De uitvoering werd dan besteed aan externe aannemers. Dit was vrij nieuw omdat ze voor
het ancien regime (19e eeuw) werkte met eigen ambachtslui die effectief in dienst waren van de stad.
1) De vroeg 19e eeuwse stadsarchitect kreeg een nieuwe taak. Hij moest de werken niet alleen
controleren, maar ook ontwerpen. Vanaf 1819 was hij de man die Antwerpen op de kaart zette,
namelijk Pierre Bourla die later werd opgevolgd door Pieter Dens.
2) Stedelijke transformatie zorgt ook voor nood op technisch vlak, dus gaat men ook een stadsingenieur
aanduiden die georganiseerd zal zijn in de dienst van ingenieur. De eerste ingenieur was Theodoor
Van Bever die later werd opgevolgd door Gustave Royers.
➡ Op het einde van de 19e eeuw wordt er gekozen om de 2 diensten te laten samen gaan en krijg je 1
dienst voor openbare werken die wordt getrokken door de dienst van ingenieur en waar er ook de
stadsarchitecten onder vallen.
➡ Dat Antwerpen in de 19e eeuw koos voor een parallelle dienst van een stadsarchitect en -ingenieur, dus
2 diensten naast elkaar die elkaar moesten versterken, was bijzonder. Als je kijkt naar andere steden in
België, zie je dat er in eerste instantie werd gekozen voor een stadsarchitect en dat die stilaan worden
vervangen door ingenieurs wanneer er bijkomende vragen zijn.
➡ In ruil voor het belang vroegen ze aan hun stadspersoneel exclusiviteit, men moest exclusief voor de
stad werken als stadsambtenaar. Je komt anders in een situatie waarbij de stadsdiensten
bouwaanvragen van particulieren gaan moeten controleren die zelf die tekeningen hadden gemaakt en
op die manier een stuk partijdig zijn.
- Door een sterke toename van de bouwsector, laat de vraag naar onderwijs ook toenemen. De
nijverheidsschool gaat een technische opleiding geven voor leden uit de bouwsector. De school was niet
gericht op het bijbrengen van praktijk kennis, maar vooral theoretische kennis. Omdat veel van hun
studenten net uit de bouwsector kwamen, dus al in de praktijk actief waren.
- Naast onderwijs, was ook de beroepsorganisatie heel belangrijk. We hadden in Antwerpen al een
maatschappij der bouwmeesters, dus een vereniging voor architecten die in 1854 was opgericht. Stilaan
krijg je ook de vraag voor de oprichting van een vereniging voor aannemers (maatschappij van de
verschillige ambachten en bouwstielen). In het bestuur in 1874 gaan verschillende aannemersfamilies zich
gaan profileren om de beroepsbelangen te kunnen verdedigen. Ze gaan congressen organiseren, strijden
voor de wettelijke positie (wetgeving rond aannemers en aannemerswerken), maar ook onderwijs trachten
ze ook nauw op te volgen en zelf ook deels te organiseren. (2004 = Antwerpse Confederatie Bouw)
3