College 1
Introductie van het vak en opfrissen
neuroanatomie
Literatuur
Hoofdstuk 1: The Brain Story & The Instruments of neuroscience lezen blz. 3 – 14, 19.
Hoofdstuk 2: Blz. 39-59 (blz. 64 en verder gaat over postnatale ontwikkeling dit komt aan de orde in
college 3)
Collegeslides
Hoofdstuk 1
1. Er staan twee dominante perspectieven over de functionele werking van het brein genoemd.
Beschrijf beide perspectieven: lokalistisch en holistisch (aggregate field theory).
Lokalistisch (phrenologisch) perspectief stelt dat de hersenen de locatie van de geest is en
specifieke gebieden verantwoordelijk zijn voor aangeboren functies. Alle hersengebieden
kunnen structureel en functioneel van elkaar gescheiden verklaard worden. M1 is volgens hen
verantwoordelijk voor bewegen.
Holistisch stelt dat er door het brein verspreid gebieden verantwoordelijk kunnen zijn voor
eenzelfde functie en dus de hele brein meedoet in gedrag. Er zijn dus geen onafhankelijke
funtionerende gebiedjes. Afhankelijk van samenhang en interacties van delen.
Aggregate field theory = Het hele brein doet mee aan gedrag van alle complexe psychologische
functies
2. Franz Joseph Gall kwam met de term anatomische personologie. Geef aan tot wat voor
praktijken dit idee leidde. Is hier sprake van een lokalistische of een holistische benadering?
Hierdoor ging men de schedel palpiteren en hiervan dingen afleiden. Dit was een lokalistische
benadering aangezien gebieden van de schedel beoordeeld werden en hier een specifieke
functie aan gegeven werd.
3. Wat is een topografische organisatie van de cortex? Is hier sprake van een lokalistische of een
holistische benadering?
Topografisch is meer lokalistisch, specifieke delen van de cortex (homonculus) zijn specifiek
voor verschillende lichaamsdelen.
4. Wie waren de eerste lokalisten?
Franz Joseph Gall en Johann Spurzheim rond 1810. Marc Dax was de 2 e golf lokalisten rond
1835. 3e golf lokalisten was John Hughlings Jackson die rond 1865/1870 topografische
organisatie beschreef. Paul Broca hoorde hier ook bij.
5. Wat zag Broca bij zijn patiënt Tan? Hoe heet deze aandoening? Welk perspectief op de werking
van het brein kreeg hierdoor weer de overhand?
Tan had afasie. Hij kon taal wel verstaan maar kon alleen het woord Tan uitspreken. Deze man
bleek een lesie te hebben in het linker-hemisferische inferior frontale kwab, ookwel het
Broca’s gebied. Dit ondersteunde natuurlijk weer het zichtsveld van Lokalisten.
,6. Brodmann introduceerde een breinkaart met nummers die nog steeds veel gebruikt wordt. Is
hier sprake van een lokalistische of een holistische benadering?
Dit is wederom een lokalisitische benadering. Alle gebieden hebben een specifieke
cytoarchitectoniek die toe te schrijven zijn aan functionele hersengebieden.
7. Met de ontdekking van de neuron en de synaps kwam ook het perspectief dat de interactie
tussen gebieden de basis vormt van gedrag. Zie ook de uitspraak van Claude Benard op blz. 11. Is
hier sprake van een lokalistisch of holistisch perspectief?
Dit is holistisch. Het gehele gebied staat in verbinding en dat er geen onafhankelijke gebieden
op zichzelf werken.
8. In college 1 (zie de slides) wordt het model van Luria besproken. Leg het model uit en geef aan
wat hij bedoelde met de “law of the hierarchical structure of the cortical zones” en de “law of
diminishing specificity of the hierarchically arranged cortical zones”. Is Luria een aanhanger van
de lokalistische of holistische benadering? Waarom is het model van Luria een over simplificatie?
Geef een voorbeeld wat het model niet ondersteund (slides college 1).
Het model van luria stelt dat complex gedrag opgebouwd is uit subcomponenten die
geïntegreerd worden. Hierbij had hij twee wetten. De law of hierarchische structuren stelt dat
er een hiërarchie bestaat binnen de hersenen en de specifiteit afneemt in de secundaire
gebieden. Luria is holistisch aangezien verschillende gebieden in het gebied samenwerken om
tot een uiteindelijk resultaat te komen. Dit model is echter te simpel omdat er geen
eenrichtingsverkeer is en er een oneindige communicatie bestaat. Het is een veel complexer
structuur.
9. Lees het deel over “The Instruments of Neuroscience” blz. 14-18, de technieken worden nog
uitgebreider besproken in college 2, zie de leervragen bij hoofdstuk 3.
10. Wat is het verschil tussen anatomische connectiviteit, functionele connectiviteit en effectieve
connectiviteit. Kun je ook al bedenken met welke breintechnieken je deze vormen kan
onderzoeken? (zie slides college 1)
Anatomische connectiviteit Witte baan verbindingen tussen gebieden (Tractografie)
Functionele connectiviteit Kijken of signalen/golven tussen gebieden matchen (EGG)
Effectieve connectiviteit Oorzaak-gevolg klopt. Kloppen de signalen met de resultaten.
11. Hoe beïnvloedt men met neurorevalidatie technieken de (overgebleven) neurale netwerken? (zie
slides college 1)
- Aspecifiek stimuleren
- Bevrijden van inhibitie door rTMS
- Top-down instructies door mentale inbeelding en richten van aandacht
- Bottom-up uit omgeving zorgt voor plasticiteit
,Hoofdstuk 2 – Deel 1
1. Wat bedoelt men in het kader van de connectiviteit met de termen convergentie en divergentie?
Convergentie = samenkomen van verschillende zenuwbanen
Divergentie = ontspringen van banen uit één baan.
2. Wat is een neuraal circuit?
Verbindingen tussen gebieden dat loopt via axonen, neuronen, synapsen, etc.
3. Teken een lateraal plaatje van een brein (met ogen) geef aan wat anterior, posterior,
ventraal, dorsaal, superior, inferior, rostraal en caudaal is.
4. Noem tenminste 2 functies van de hypothalamus.
Het controleren van de normale steady-state van het lichaam. Het stuurt ook
signalen die gedrag sturen zoals hongergevoel, vermoeidheid, etc.
5. Wat is grofweg de functie van de hippocampus (komt later uitgebreider aan de orde)?
Een systeem voor emotioneel gedreven gedrag
6. Noem 2 functies van de basale ganglia.
- Integreren sensorische en motorische informatie om motor-beslissingen te maken
- Beloning-gebaseerd leren en doel-gericht gedrag.
7. Teken een mediaal beeld van de cortex en teken het limbische systeem; geef aan waar de
volgende structuren liggen: hippocampus, cingulate gyrus, amygdala, hypothalamus, fornix.
8. Wat kan het functionele belang zijn van een breinorganisatie met gyri en sulci? Noem 2 punten.
- Meer corticaal oppervlak om binnen de schedel te hebben
- 3D-gezien liggen bepaalde gebieden dichterbij elkaar dan als ze uitgestrekt zouden zijn
, 9. Teken een plaatje van de cortex en geef de namen van de 4 hersenkwabben.
10. Brodmann introduceerde een breinkaart met nummers die nog steeds veel gebuikt wordt. Op
basis waarvan maakte hij een onderscheid tussen gebieden? Wat voor techniek gebruikte hij
daar voor? (zie ook vraag over Brodmann bij Hoofdstuk 1)
Brodmann maakte verschil tussen gebieden op basis van Cytoarchitectonische verschillen
11. Geef tenminste drie verschillende namen voor de primaire visuele cortex.
- area V1
- Calcarine cortex
- Striate cortex
- BA17
12. Noem de belangrijkste motorische gebieden in de frontale cortex.
M1 (BA4) met anterior twee associatie gebieden binnen BA6: premotor gebied (motorcontrole)
en de supplementaire motorcortex (planning en sequentie)
13. Beschrijf kort de corticale en subcorticale visuele banen (komt nog uitgebreider aan de orde in
college over visuele waarneming).
Retinogeniculostriate / primaire visuele pathway = retina optic nerve laterale geniculate
nucles van de thalamus V1
14. Met welke sensorische functie wordt Heschl’s gyrus geassocieerd? Waar ligt het?
De Heschl’s gyrus is de transverse temporale gyrus (BA41). Draagt bij aan perceptie van het
audio input.
15. Bekijk de kaart van Brodmann: Wat is gebied 1,2,3 en gebied 4, gebied 6, gebied 17, gebied
18/19, en gebied 41,42?
1 Gyrus Postcentralis (intermedia) Primaire somatosensibele cortex
2 Gyrus Postcentralis/Sulcus centralis (caudalis) Primaire somatosensibele cortex
3 Gyrus Postcentralis / Sulcus centralis (oralis) Primaire somatosensibele cortex
4 Gyrus Praecentralis / Sulcus centralis (gigantopyramidalis) M1 cortex
6 Gyrus precentralis/Sulcus precentralis/lobulus paracentros (frontalis agranularis) Premotor
cortex
17 Sulcus calcarinus/gyrus lingualis/cuneus Primaire visuele cortex
18/19 Gyrus lingualis/cuneus/gyrus occipitales Visuele associatieschros
41 Gyrus temporalis transversus anterior Primaire auditieve cortex
42 Gyrus temporalis transversus posterior Secundaire auditieve cortex
16. Wat is de associatie cortex? Waarom wordt het zo genoemd? Geef enkele gebieden die men zo
benoemt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jasperschaap1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.