Handig alle belangrijke definities in één document? Dit is het bestand wat jou helpt bij je kennis voor het vak Consumentengedrag en Algemene economie.
Tentamen CE2
1.1 Destep
We kunnen de macro-omgeving als volgt onderverdelen:
de demografische omgeving;
de economische omgeving;
de sociaal-culturele omgeving;
de technologische omgeving;
de ecologische omgeving; en
de politieke (politiek-juridische) omgeving
Voor bedrijven is het dus van groot belang om de macro-economische ontwikkelingen op de voet
te volgen. Regeren is vooruitzien. Het is dus erg belangrijk voor ze om verwachtingen met
betrekking tot macro-economische factoren, zoals de economische groei, de werkloosheid et
cetera, te kunnen inschatten.
1.2 economische factoren
Factoren die van invloed zijn op de consumptie van individuele huishoudens (B2C):
1. de koopkracht (= het reële inkomen);
2. de rentestand;
3. het consumentenvertrouwen;
4. de vermogenspositie (spaargeld, aandelen, huis, pensioen)
5. de mogelijkheid tot lenen
6. Het nominaal inkomen is het inkomen uitgedrukt in geld (euro, dollar, enzovoort).
Bijvoorbeeld: het nominale inkomen van een werknemer bedraagt € 2.100.
- Inflatie betekent een stijging van het algemene prijspeil van goederen en diensten. Door de
prijsstijgingen daalt de waarde van het geld. Voor hetzelfde bedrag kan namelijk minder
worden gekocht.
- De koopkracht is de reële waarde van het nominaal inkomen, dat wil zeggen de hoeveelheid
goederen en diensten die met dat nominale inkomen kan worden gekocht. De koopkracht is
hetzelfde als het reële inkomen en is dus het nominale inkomen gecorrigeerd voor inflatie.
- De vraag naar goederen en diensten wordt beïnvloed door de hoogte van het reële inkomen.
Door bijvoorbeeld een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting zal het reële inkomen
stijgen, want huishoudens houden netto meer geld over. Als het reële inkomen van gezinnen
stijgt, zal de vraag naar de meeste goederen en diensten toenemen. Er zijn echter ook
goederen en diensten waarvoor geldt dat een stijgend inkomen leidt tot een dalende vraag.
We drukken het verband tussen de verandering van de vraag ten gevolge van een
verandering van het inkomen uit in de zogenaamde inkomenselasticiteit van de vraag.
De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de investeringen van individuele bedrijven
(B2B) zijn:
1. afzetverwachtingen;
, 2. de beschikbaarheid van risicokapitaal; en
3. de rentestand.
Een ondernemer kan pas investeren als er voldoende risicokapitaal beschikbaar is. Dit kan hij
genereren uit ingehouden winsten of uit geleend geld.
2.1 Bruto Binnenlands Product
Een lagere economische groei leidt tot een lagere groei van het inkomen.
Het omgekeerde geldt echter ook: lagere bestedingen leiden tot een lagere economische groei.
Daarbij gaan we ervan uit dat product = inkomen. Dat wil zeggen: de waarde van de productie
is precies gelijk aan het inkomen als beloning van de productiefactoren. Het reële bruto product is
dus gelijk aan het reële bruto inkomen.
De groei van het reële BBP noemen we de economische groei. Indien de economische groei
minstens twee kwartalen achter elkaar negatief is dan spreken we van een recessie. Een
recessie kan uitmonden in een economische crisis: bedrijven draaien slecht, er ontstaat veel
werkloosheid, de bestedingen vallen ver terug en het overheidstekort loopt op.
Het BBP wordt bepaald door de aanbod- en door de vraagkant van de economie.
2.2 Aanbodzijde van de goederenmarkt
De personen of instellingen die de productiefactoren leveren worden daarvoor
betaald.
De beloning van arbeid is loon.
De beloning van kapitaal is intrest en van kapitaalgoederen is huur.
De beloning van natuur (alle natuurlijke rijkdommen, grond- en delfstoffen et cetera)
is pacht.
De beloning van ondernemerschap is winst
- Als de omvang van de beroepsbevolking toeneemt, dan neemt de kwantiteit van de
factor arbeid toe en kan er meer worden geproduceerd.
- Als er meer geld wordt besteed aan onderwijs (scholing), dan neemt de kwaliteit van
de factor arbeid toe en kan er meer worden geproduceerd.
- Als de netto investeringen toenemen, dan neemt de kwantiteit/kwaliteit van de
productiefactor kapitaal toe en kan er meer worden geproduceerd.
- Door technologische vernieuwing neemt de kwaliteit van de productie kapitaal toe en
kan er meer worden geproduceerd.
2.3 Vraagzijde van de goederenmarkt
consumenten (C), bedrijven (I) de overheid (O), de export (E) en de import (M)
, De nationale bestedingen worden gevormd door C+ I + O; dat is inclusief geïmporteerde
goederen en diensten. De nationale bestedingen zijn de totale bestedingen van Nederlandse
ingezetenen (indien we spreken over Nederland), zowel bestedingen op de binnenlandse markt
als bestedingen in het buitenland (import M).
De effectieve vraag (EV) is de optelsom van de nationale bestedingen plus de export minus de
import van goederen en diensten, dus EV = C + I + O + E - M. De effectieve vraag geeft daarmee
aan in hoeverre de bestedingen zich richten op de binnenlandse productiecapaciteit. In de
componenten C, I en O zitten ook geïmporteerde goederen en diensten, maar door M ervan af te
trekken blijven de bestedingen gericht op de binnenlandse productiecapaciteit over. ‘M’ maakt
dus geen deel uit van de effectieve vraag.
We kunnen overigens aan dit voorbeeld nog een belangrijke conclusie verbinden. Als de
nationale bestedingen (C + I + O) lager zijn dan het BBP dan is er automatisch een
exportoverschot (E - M > 0). Dus als een land minder besteedt dan dat het produceert, dan wordt
er meer geëxporteerd dan geïmporteerd.
De belangrijkste factoren van invloed op de overheidsbestedingen zijn:
stimuleringsbeleid;
De overheid kan – met name in een periode van lage economische groei – de economie
stimuleren door zelf meer te besteden, bijvoorbeeld aan infrastructurele werken en
gebouwen. Ze kan de economie ook stimuleren door de belasting te verlagen, waardoor de
koopkracht van burgers en de winsten van bedrijven toenemen, waardoor die partijen meer
kunnen besteden.
begrotingstekort en staatsschuld;
Een andere reden waarom de overheid de economie niet eindeloos kan stimuleren is dat een
begrotingstekort de staatsschuld verder doet toenemen. De staatsschuld is immers de
optelsom van alle begrotingstekorten in het verleden. De staatsschuld wordt meestal
uitgedrukt als percentage van het BBP, de zogenaamde staatsschuldquote. De
definitieformule hiervan is: Staatsschuldquote = nominale staatsschuld / nominale
BBP
Los van de zestigprocentregel is een te grote staatsschuld ongewenst, want deze schuld
brengt grote rentelasten met zich mee. Deze bedragen jaarlijks miljarden euro’s. Een ander
negatief effect van een grote staatsschuld is dat een toekomstige generatie wordt
opgezadeld met een schuld van een voorgaande generatie, wat soms als erg onrechtvaardig
wordt ervaren.
automatische stabilisatoren.
Sommige regelingen van de overheid werken als automatische stabilisatoren. Dat wil zeggen
dat de conjunctuurbeweging wordt afgevlakt zonder dat er nieuwe maatregelen hoeven te
worden genomen. Bijvoorbeeld: werkloosheidsuitkeringen zorgen ervoor dat in een
laagconjunctuur de bestedingen nog een beetje op peil blijven; in een hoogconjunctuur geldt
dat de ontvangsten van inkomstenbelasting toenemen omdat burgers meer verdienen en dus
ook meer belasting betalen. Hierdoor worden de bestedingen enigszins afgeremd. De pieken
en de dalen worden dus minder sterk door automatische stabilisatoren.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jeipual. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,59. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.