Bij deze deel ik het document wat ik heb gemaakt ter voorbereiding op mijn tentamen van medische kennis. In dit document vind je een samenvatting van zowel de lesstof als, diapresentatie tijdens de les en gedeeld media. Verder heb ik gebruik gemaakt van de website en de belangrijkste begrippen hie...
Samenvatting Pathologie: Aandoeningen van het Voortplantingsstelsel
Samenvatting Pathologie: Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel
Tout pour ce livre (79)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Verpleegkunde
Medische Kennis
Tous les documents sur ce sujet (117)
Vendeur
S'abonner
danaedonker
Aperçu du contenu
Lesweek 1
Uitwerkingen leerdoelen:
- In eigen woorden weergeven wat de begrippen gezondheid en ziekte betekenen.
Ziekte: Belemmerd zijn, fysiek, emotioneel of sociaal in levensuitdagingen en deze dus niet kunnen
uitvoeren. Hierdoor meer klachten ervaren van een onvolledig leven. Afwijking van de normale
lichaamsstructuren en -functies, homeostase is ontregeld.
Gezondheid: het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen
om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren.
- Uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkracht-draaglastmodel.
Handhaven van gezondheid
Draagkracht → Draaglast
Wat je aan kunt? Wat je voor je kiezen krijgt
Draagkracht:
Dit wordt bepaald door onder andere:
o Aanleg (constitutie)
o Conditie
o Psychische en sociale factoren
- De factoren benoemen die de gezondheid kunnen verstoren c.q. ziekte kunnen veroorzaken. En
daarbij uitleggen wat endogene en exogene factoren zijn.
Etiologie = leer van de ziekteoorzaken.
Pathogenese = is het ontstaansmechanisme van de ziekte, de wijze waarop de oorzaak leidt tot de
anatomische en fysiologische veranderingen in het lichaam die uiteindelijk in ziekte resulteren.
Idiopathische = oorzaak van de ziekte is onbekend
Ziekteoorzaken kunnen worden onderverdeel in:
o Exogeen:
▪ Fysische (mechanisch, straling, thermisch)
▪ Chemisch = sigaretten, alcohol en medicijnen
▪ Microbiologisch = bacteriën, schimmels, virussen etc
▪ Immunologische = allergie, auto-immuunziekten, immuundeficiënties, leukemie en
lymfoom en andere hematologische aandoeningen
▪ Voeding = te weinig of te veel, ongebalanceerd
▪ Psychosociaal= stress
o Endogeen:
Endogene factoren zijn vanaf de bevruchting vastgelegd in de genen. De genetische
afwijkingen kunnen meteen bij de pasgeboren baby tot uiting komen of pas jaren later.
▪ Autosomaal recessief aandoening: bij deze vorm van erfelijkheid wordt alleen een
kind ziek, dat van beide ouders het afwijkende gen krijgt.
, • Cystic fibrose (taaislijmziekte)
• Phenyl ketonurie (phenylalanine in voeding wordt niet verdragen)
• Congenitale hypothyreoïdie (aangeboren schildklierhormoongebrek)
• Andrenogenitaal syndroom (groei van clitoris en fusie schaamlippen)
▪ Autosomaal-dominant: vorm van erfelijkheid veroorzaakt door één afwijkende gen
als ziekte:
• Familiaire hypercholesterolemie (te hoog bloedcholesterol)
• Ziekte van Huntington (onwillekeurige bewegingen en dementering)
• Polyposis coli (veel poliepen/gezwelletjes in de dikke darm
• Marfan syndroom (slappe bindweefsels)
• Neurofibromatose (huidvlekken en hersenafwijkingen).
▪ Geslachtsgebonden recessief: vorm van erfelijkheid zit het afwijkende gen op een X-
chromosoom. Alleen vrouwen zijn dan drager van dit gen, want ze hebben twee X-
chromosomen.
• Hemofilie A en B (bloederziekte)
• Spierziekte van Duchenne.
Multifactoriële aandoeningen: Aandoeningen door een optelsom van verschillende factoren.
Bijvoorbeeld: osteoporose= genetisch, voeding, leefstijl en leeftijd.
- Beschrijven welke mogelijkheden voor diagnostisch onderzoek er zijn. Met Daarbij specifiek de
beeldvormende technieken
o diagnostisch onderzoek kan worden onderverdeeld in:
▪ Anamnese: De medische anamnese is het ‘verhaal’ van de patiënt, familieleden of
andere betrokkenen.
• De zorgverlener begint vaak met open vragen om te exploreren welke
klacht(en) de patiënt heeft.
• Vervolgens wordt de hoofdklacht gericht uitgevraagd: de speciële
anamnese.
• Na de speciële anamnese zal de arts door middel van de algemene
anamnese vragen naar de medische voorgeschiedenis en psychosociale
omstandigheden van de patiënt.
• De familieanamnese is een onderdeel van de algemene anamnese en geeft
soms inzicht in het erfelijke risico op bepaalde ziekten.
• Aan het einde stelt de arts nog een aantal vragen over de orgaansystemen
die nog niet eerder tijdens het gesprek aan bod zijn gekomen: de
tractusanamnese.
• Voor het verzamelen van relevante informatie voor de zorg nemen de
verpleegkundigen op hun beurt ook een anamnese af: de verpleegkundige
anamnese.
• De verpleegkundige anamnese draagt bij aan het stellen van
verpleegkundige diagnoses.
▪ (medisch) lichamelijk onderzoek: Bij het (medische) lichamelijk onderzoek worden
verschillende technieken gebruikt:
• Inspectie: dit is het ‘bekijken’ van de buitenkant van het lichaam en van de
bewegingen en de houding van de patiënt, waarbij wordt gelet op
eventuele afwijkingen.
• Palpatie: dit is het aftasten van het lichaam met vingers of handen. Hierbij
kunnen de grootte, de structuur, het oppervlak, de plaats en de
gevoeligheid van de organen of lichaamsdelen worden onderzocht.
• Auscultatie: dit is het luisteren naar, met name, de longen, het hart en de
darmen. Er vindt een beoordeling plaats van de frequentie, de intensiteit en
de duur van de geluiden die het lichaam voortbrengt.
• Percussie: dit is het bekloppen van lichaamsdelen met de vingers, handen
of specifieke instrumenten. Hiermee kan de omvang, de ligging van organen
en de consistentie van de onderliggende structuren worden beoordeeld.
, o Laboratoriumonderzoek: dit is het onderzoek naar de samenstelling van urine, bloed,
keeluitstrijkjes feces, sputum of ander lichaamsmateriaal
o Beeldvormend onderzoek:
▪ Röntgenfoto: Eerste techniek om van buitenaf naar binnen te kijken, 1895, door
Wilhelm Röntgen. D.m.v. röntgen straling krijgen de botten een andere kleuren dan
de rest van het weefsel. Dit maakt röntgenfoto’s heel geschikt voor botonderzoek.
▪ EchograDe: Wordt al meer dan honderd jaar gebruikt in ziekenhuizen, m.b.v. hoge
geluidstonen (voor mensen niet hoorbaar) worden weefsels in beeld gebracht. De
echograDe maakt onderscheid tussen het harde en het zachte weefsel. Een echo
wordt gemaakt m.b.v. een transductor, een klein apparaat dat op de buik heen en
weer beweegt.
▪ CT-scan: Computertomogram, maakt ook gebruik van röntgenstraling. Hierbij lig je in
een buis en worden er rondom het hele lichaam foto’s gemaakt. Een computer
combineert deze foto’s tot een ttD-beeld. Hierbij zie je vooral botten. Door gebruik
van contrastvloeistof kunnen bloedvaten, maag en slokdarm ook zichtbaar worden
gemaakt op de scan. Voor het bekijken van de hersenen en longen wordt soms een
CT-scan gebruikt.
▪ MRI-scan: Magnetic resonance imaging, MRI-scan lijkt op een CT-scan; ook hierbij
ligt de patiënt in een buis en maakt de computer een ttD-beeld van het lichaam. MRI
werkt i.p.v. röntgenstraling met magneten en radiogolven. MRI wordt vaak gebruikt
bij onderzoek naar ontstekingen in de buik, bobbeltje in de borst, ernstige rugpijn of
hoofdpijn en schouderklachten.
▪ PET-scan: positrom emmie tomograDe (nucleaire geneeskunde) Wordt gebruikt voor
het onderzoeken van tumoren. Hierbij worden radioactieve stoffen ingespoten. Deze
stoffen gaan naar de tumor toe. Door de straling die de stoffen afgeven, is precies te
volgen waar uitzaaiing zit. PET wordt ook gebruikt om de hersenen, buik en longen
te onderzoeken.
PET, MRI en CT- scan, duren wat langer, tot wel 2 uur.
Combinaties:
Elke scanner geeft iets anders weer. Steeds vaker gebruiken artsen een combinatie van
technieken. Een PET-CT-scan kan je zowel de tumor als de botten erom heen zien, maakt
het beter plaatsen van de tumor mogelijk.
o Functieonderzoek: dit is het onderoek waarbij de werking van delen van het lichaam worden
getest, zoals het hart en de hersenen:
▪ Elektrocardiografie (het ecg of het hartfilmpje): bij dit onderzoek wordt de
elektrische hartactiviteit getest,
▪ Elektro-encefalografie (het eeg): bij dit onderzoek wordt de hersenactiviteit
inzichtelijk gemaakt.
o Pathologische – anatomische onderzoek: bij dit onderzoek wordt er onderzocht of er
afwijkingen zijn op cel- en weefselniveau.
- De kenmerken van een ziekte benoemen: symptomatologie en ziektebeloop.
Ziektebeloop: symptomen in tijde weergegeven
o Subklinische = je merkt het nog niet
o Manifest = duidelijk aanwezig
o Prodroom = voorteken
o Acuut – plotseling begin, doorgaans kortdurend en heftig
▪ Vaak: ‘self-limiting’ , gaat vanzelf over
o Chronisch
▪ Exacerbatie = wordt heftiger
▪ Remissie = wordt minder
▪ Recidief= wanneer een ziekte weken of maanden na een (schijnbare) remissie weer
de kop opsteekt
o Complicatie = ongunstige verwikkeling in het beloop → er komt bij de oorspronkelijke ziekte,
een ziekte bij
o Progressief: steeds in ernst toenemend
, o Terminaal = ongeneeslijke ziekte waaraan de patiënt binnen enkele maanden kan overlijden
Prognose = uitspraak die een arts over het verwachte verloop en de verwachte uitkomst van de ziekte
Therapie:
o Causaal: Gericht op wegenemen van de oorzaak
o Symptomatisch: (slechts) wegnemen van de verschijnselen
o Curatief: Bedoeld om te genezen (curatief ‘in opzet’)
o Palliatief: Gericht op verlichten van lijden, levensverlenging
o Operatief: M.b.v. operatieve ingreep
o Conservatief: Chirurgische, maar zonder operatie
- Uitleggen op welke 4 eiwitten farmaca kunnen aangrijpen.
De meeste geneesmiddelen grijpen aan op de eiwitten die zich meestal op en in het celmembraan
bevinden.
o Receptoren
o Ion kanalen
o Enzymen
o Transporteiwitten
Eiwitten zijn goede aangrijpingspunten omdat:
→ Er komen veel verschillende eiwitten voor in veel verschillende weefsels, zodat we veel
aangrijpingspunten voor onze geneesmiddelen hebben.
→ Eiwitten spelen een sleutelrol bij fysiologisch processen en door geneesmiddelen hierop te laten
aangrijpen, kunnen we deze fysiologische processen beïnvloeden.
→ Verschillende weefsels maken hun eigen, unieke eiwitten en geneesmiddelen kunnen dus op die
eiwitten aangrijpen en zo hun effect uitoefenen op de specifieke weefsels.
→ Sommige weefsels maken dezelfde eiwitten als de eiwitten in zieke weefsels waar op
geneesmiddelen aangrijpen en kunnen daardoor zelf aangrijpingspunt worden, met ongewenste
bijwerking tot gevolg.
Eiwit 1: receptoren
Homeostase is het constant houden van het intern milieu van het lichaam. Dit gebeurt doordat cellen
tegen elkaar aan liggen om weefsels met elkaar te laten communiceren. Al deze onmisbare
communicatie wordt mogelijk gemaakt door chemische boodschappers die worden afgegeven door
zenuwcellen, kliercellen en andere cellen. Deze chemische boodschappers binden zich aan receptoren
in en op andere cellen in het lichaam om een effect in die cel te sorteren.
Geneesmiddelen binden zich aan receptoren omdat de moleculaire (ruimtelijke) structuur van het
geneesmiddel bijna dezelfde is als die van de natuurlijk chemische boodschapper die het lichaam
maakt.
Eiwit 2: ionkanalen
Er zijn uiteenlopende soorten ionkanalen die verschillende taken vervullen in verschillende weefsels,
maar allemaal reguleren ze hoofdzakelijk de membraanpassage van ionen.
De spanningsafhankelijke ionkanalen openen en sluiten zich naarmate de elektrische activiteit in de
omgeving van het membraan veranderd. Deze spanningsafhankelijke ionkanalen worden vooral
gevonden op cellen die betrokken zijn bij het overbrengen van zenuwimpulsen (zoals neuronen
geleidingsweefsel in het hart)
Andere ionkanalen vormen een combinatie met een receptor. Deze ionkanalen worden op allerlei
plaatsen in het lichaam gevonden, maar vooral bij verbinding tussen neuronen. Als de
neurotransmitter van het ene neuron bindt aan een receptor op het andere neuron, gaat het
bijbehorende ionkanaal open.
Eiwit 3: enzymen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur danaedonker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.