Wat zijn media-effecten?
Meest algemene betekenis
‘Social or psychological responses occurring in individuals, dyads, small groups, organizations, or
communities as a result of exposure to or processing of or otherwise acting on media messages.’
Sociale of psychologische responsen niet altijd als buitenstaander waarneembaar,
inwendige processen.
Effecten kunnen op verschillende niveaus plaatsvinden.
Blootstelling of verwerking een boodschap moet niet altijd verwerkt zijn om een effect te
hebben.
Kennis
Kennis door ervaring = empirie.
o Beschouwd als betrouwbaar (omdat je het zelf meegemaakt hebt).
o Veel trial and error trage vooruitgang.
o Veel gebruikte techniek om oordelen te vellen over media-effecten.
o Niet geschikt om algemene, feitelijke kennis te bekomen.
Kennis door autoriteit.
o Vertrouwen door achtergrond.
o Te veel vertrouwen? Doortrekken naar iedereen/ doortrekken naar andere
domeinen?
Een dokter kan niet correct oordelen over de economie, hij heeft hier geen
studie over gedaan.
o Wie is te vertrouwen over media-effecten?
Kennis door wetenschap.
o Systematische observatie casual observatie. Meerdere observaties bij hetzelfde
fenomeen om juiste informatie te krijgen.
o Science works, dankzij wetenschap zijn er al veel oplossingen voor bepaalde
problemen gevonden.
o Ook nadelen, blijft een bezigheid van de mens, de mens maakt fouten.
Doelen van wetenschap
Voorspellen
o = Zeggen wat er in de toekomst gaat gebeuren.
o Mensen baseren hun gedrag daarop.
o Media-effecten bv. voorspellen welke kinderen vatbaar zijn voor geweldeffecten.
o Beperkingen: voorspellingen op lange termijn zijn minder/niet zeker.
Verklaren
o = In bredere context plaatsen.
o Worden voortdurend verder opgebouwd, extra onderzoek zorgt voor meer
specificatie.
o Media-effecten bv. verschillende verklaringen voor geweld effect.
Begrijpen
o = De volgorde kennen van causale gebeurtenissen.
o Komt voort uit een goede verklaring.
o Media-effecten bv. welke verschillende stappen zijn er tussen blootstelling en
gedrag?
Controleren
o = Gevolg van voorspellen, verklaren en begrijpen.
Kennis gebruiken om gedrag in de toekomst beter onder controle te kunnen
houden.
1
, o Media-effecten bv. rating systemen films of games.
o = De bredere context van wetenschappelijk onderzoek.
Hoe worden de doelen van wetenschap bereikt?
Theorie
o The chicken & the egg
o Theorie versus idee:
Meer dan 1 statement, theorie is veel diepgaander.
Kernconcepten bepalen en hun relaties.
Hypotheses – voorspelling van wat er gaat gebeuren – die getest kunnen
worden.
Wisselwerking tussen theorie en data.
Falsifieerbaarheid
o Je moet op voorhand kunnen zeggen welke bevindingen ervoor zorgen dat een
hypothese fout is.
Creativiteit
o Theorie wordt door mensen gemaakt, die ook ooit studenten waren.
o Mensen zijn meer geneigd ze ernstig te nemen als ze ook logisch lijken.
Generaliseerbaarheid
o Wetenschap zoekt naar algemene patronen.
o Zo weinig mogelijk variabelen om te verklaren.
o Case studies zeggen weinig over algemene patronen.
o Die algemene patronen als kennis verspreiden helpt veel meer.
Objectieve waarheid ontdekken
o ‘Er is geen objectieve waarheid.’
o Media heeft een invloed op kinderen, of media heeft geen invloed op kinderen.
o Betekent niet dat die invloed op alle kinderen hetzelfde is.
Sceptisch blijven
o Altijd mogelijkheid tot controversies.
o Er zijn geen definitieve conclusies.
o Maar consensus groeit met meer onderzoek te doen.
De geschiedenis van media-effecten onderzoek
Aantal centrale gebeurtenissen die bezorgdheden over effecten van massa-media hebben doen
toenemen:
Spaans-Amerikaanse oorlog
Newspaper publisher Wiliam Randolph Hearst: publiceerde een negatief beeld over Amerika
veranderde publieke opinie. President werd onder druk gezet om oorlog te starten.
Propagande WOI
George Creel
Wartime propaganda (‘We want you’)
Film als ontspanning
Werd razend populair, omdat mensen nog geen andere ontspanningsmogelijkheden in huis
hadden.
Maar wat zijn mogelijke effecten op attitudes? Wat met kinderen?
o Steeds meer onderzoeksinteresse sinds 1920.
o Payne fund studies.
Payne fund studies:
o Onder leiding van Edgar Dale.
2
, o Inhoudsanalyse in grote thema’s: children, comdey, crime, history, love, mysterie,
sex, travel, social, propaganda & war.
o Meer dan 75% in 3 categorieën: crime, love & seks.
o Volgende stap: emotionele impact?
Gebruik van fysiologische electroden om te achterhalen hoe kinderen en
volwassensn reageren op bepaalde inhoud.
o Verschillen tussen jonge en oudere adolescenten.
o Volgende stap: impact op gedrag?
Bv. onderzoek van Blumer: vragenlijsten en interviews bij kinderen en
jongvolwassensn: hoe denken ze dat media hun gedrag beïnvloed.
o Verschilpunt: deze techniek zou veel kritiek krijgen vandaag:
Foute inschattingen over zichzelf?
Wat met onbewuste processen?
o Na de payne fund studies: legacy of fear.
The invasion from Mars (1930s)
Dominant medium in vs: radio.
War of the worlds: narratief fictief verhaal verteld door Wells.
o Aliëns van op Mars zouden de aarde overvallen.
Nog nooit zo een grote invloed op publiek geweest.
Men dacht dat mensen zouden doorhebben dat het fictief was, maar dat was niet zo.
Grootschalige paniek.
Onderzoek door Princeton University:
o Analyse van kranten, surveys, en persoonlijke interviews.
o Belangrijkste verklaring: Amerikanen hebben veel vertrouwen in radio.
o Goede technieken die bijdragen tot realiteitsgevoel.
o Missen van aankondiging dat het een verhaal was.
o Individuele verschillen niet interpreteert hetzelfde.
Media kan wereldwijd intense respons oproepen bij het publiek.
De eerste theorie rond media-effecten: Magic Bullet Model.
o Onderzoek was tot dan toe: case-onderzoek, exploratief, zonder theorie en
hypotheses.
o Sommige onderzoekers omschreven het als ‘hypodermic needle model of mass
communication.’
Het idee dat de media fungeert als een krachtige kogel/naald die de mensen
injecteert en zo krachtige processen kan activeren.
o Maar weinig aandacht voor verschillen in responses.
The People’s choice studym: nieuwe perspectieven op media-effecten
Onderzoek in teken van presidentsverkiezingen (1940): Willkie vs Roosevelt.
Onderzoek Columbia University: hoe en waarom beslissen mensen om te stemmen?
Longitudinale panel studie met grote controlegroepen.
o Longitudinaal: op meerdere momenten gemeten.
o Panel: vaste onderzoekseenheden.
Belangrijkste bevinding: geen significante verschillen tussen panelgroep en controlegroep
longitudinale methode werkte goed.
Resultaten:
o Weinig verandering in intentie om te stemmen op kandidaat = conversie.
o Versterking van bestaande intenties = reinforcement.
o Media heeft slechts beperkte effecten.
The decatur study: two-step flow of communication
Mogelijke verklaring: media-effecten zijn er niet direct?
3
, Two-step flow: opinieleiders.
Grootschalige studie Katz & Lazarsfeld om dit te testen (1945).
Interviews met vrouwen op twee verschillende momenten over verschillende onderwerpen
en met wie ze daarover praatten.
o ! Berust op zelfbeschrijvingen, niet helemaar betrouwbaar.
Was er een overgang van de ene vrouw naar de andere?
Resultaten: bevestigd, MAAR:
o Media-effecten zijn complexer dan gewoon directe invloed van een boodschap.
World War II movies:
o Duitsland veel gebruik van propaganda in vorm van films.
o US reageert met Hollywood om terug te slaan: publiek overtuigen dat Duitsland de
duivel is.
o Experimenten om na te gaan of ze de gewenste effecten hadden.
o Resultaten:
Meer kennis over de feiten van de oorlog.
Weinig verandering in motivatie om soldaat te worden.
Ceiling effect? Het feit dat er een ‘plafondniveau’ bereikt was. Mensen die
kwamen kijken, hadden al een hoge motivatie en hadden dit plafond bereikt,
vandaar geen extra motivatie.
o Idee van limited-effects voor media blijft overeind.
Limited-effects perspective:
o Selective exposure aan media.
o Joseph Klepper.
o Publiceerde boek in 1958: media-effecten zijn heel klein tot verwaarloosbaar.
o Bevestiging hoe theorieën rond media-effecten kunnen veranderen.
The evils of comic books (1950s)
Onderzoek van Frederich Wertham.
Selectieve analyses stripverhalen, aangevuld met interviews.
Resulaten:
o Stripverhalen verstoren het gedrag van adolescenten.
o Aanzetten tot crimineel gedrag.
Ondanks vele methodologische problemen – hij koos zijn strips bv. zelf – geloofden veel
mensen deze theorie.
The dawn of television
Vanaf 195°-1960s: overheden bezorgdheden over grote hoeveelheden geweld op TV
maken geld vrij om hier onderzoek naar te doen.
1960-1970s: nieuwe stroom aan onderzoek rond media-effeten met nieuwe technieken zoals
labo-experimenten.
Vandaag: veel soorten media-effecten
Media-effecten zijn complexer dan het Magic Bullet Model of het Limited-effects
perspective.
Verschillen op basis van boodschap, publiek, type effect, medium etc.
Indeling in media-effecten door McLeod & Reeves:
o Micro level (individueel niveau) versus marco-level (binnen een grote groep)
effecten.
o Content specific (heel specifieke inhoud) versus diffuse-general (algemeen
onderzoek).
o Verandering op gebied van attitudes versus gedrag versus cognities (of alle drie
tesamen).
4