Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Hoorcolleges Cognitieve Ontwikkeling deeltentamen 2 €3,99   Ajouter au panier

Notes de cours

Hoorcolleges Cognitieve Ontwikkeling deeltentamen 2

 15 vues  2 achats
  • Cours
  • Établissement

Hier een uitgebreide samenvatting van het vak Cognitieve Ontwikkeling hoorcolleges 5, 6, 7 & 8. De aantekeningen zijn goed en dekken alle college stof. Met het studeren van dit document heb je een goed cijfer te pakken.

Aperçu 3 sur 19  pages

  • 13 janvier 2021
  • 19
  • 2020/2021
  • Notes de cours
  • Sheida novin
  • Toutes les classes
avatar-seller
Hoorcolleges deeltentamen 2 CO 2020-2021

Hoorcollege 5. Perceptie, oriëntatie en aandacht (H4& artikel)

Visuele ontwikkeling (visus)
- Link van brein met rest van de wereld
Visuele informatie als input (primaire sensorische gebieden  andere netwerken)
- Bij baby’s gaat het volgen van stimuli (sleutelbos) stoterig, dit kan komen doordat de
baby de sleutelbos soms even niet ziet, geen aandacht voor sleutelbos
- Een pasgeboren baby ziet veel minder detail en kleur (contrast), dit kan van invloed
zijn op de manier van reageren (beweging anders zien)

Bedenk hoe visus (wat iemand kan zien) een IQ test kan beïnvloeden:
Welke subtests hangen af van visus?
- Blokdesign taak
- Plaatjesreeksen
-  Eigenlijk: alle visuele taken
- Maar ook: vergelijkingstaken (overeenkomst-verschil)
Invloeden perceptie op IQ test
- Hoe de test wordt afgenomen (positief/negatief) is ook van invloed op maken van de test
- Knikken en lachen als begeleider heeft invloed op uitvoering taak van het kind

Onderdelen visuele waarneming (visus); bespreken in dit college.
1. Basale waarneming: welke basale kenmerken van een afbeelding kan iemand zien?
2. Wat en waar: kan iemand identificeren wat en waar iets is
3. Oriëntatie aandacht en cognitie Waar kijkt iemand naar en wat kun je hieruit
concluderen?

Per onderdeel:
- Gedrag en hersenactiviteit in volwassenen
- Ontwikkeling
- Variaties tussen personen: stoornissen
Er is een relatie tussen de onderdelen

Deel 1. Basale waarneming
Basale kenmerken: ogen  thalamus  V1
Wat waar: V1  V2
Aandacht en cognitie: frontale en subcorticale gebieden
- Als er ergens iets mis gaat, bijvoorbeeld in V1  krijgen alle vervolggebieden ook
verkeerde informatie door (niet alleen basale kenmerken; maar ook wat/waar & aandacht)

Tentamen: Welke visuele kenmerken ontwikkelen eerst en welke daarna? (Artikel van den
Boomen)
- Precieze leeftijden en onderzoeken niet kennen
- Basaal verhaal: wat ontwikkelt eerst en wat daarna.

Basale visuele kenmerken
Welke basale kenmerken van een stimulus kan iemand zien?
- Kleuren
- Oriëntatie (welke richtingen lopen lijnen; horizontaal/verticaal/diagonaal
- Contrast
- Scherpte (spatiële frequenties (SF))
- Diepte
Vandaag richten op twee kenmerken: contrast en scherpte (spatiële frequentie)
Basale kenmerken worden in vroege visuele gebieden verwerkt
- Oog (kleur, scherpte en contrast)
- Thalamus/LGN  verwerkt visuele informatie en stuurt info door naar V1
- Vanuit V1  (basale kenmerken verwerkt en verstuurt naar rest brein)
Dit kan naar de
- Dorsale gebieden: (boven) lagere spatiele frequenties (= minder scherp), belangrijk voor
beweging  geen kleur, lage contrasten
- Ventrale gebieden: (onder) kleur, scherpte, hoge contrasten

,Wat zien volwassenen?
Kenmerk: contrast en scherpte (spatiele frequentie)
Onderzoek: zwart witte strepen met diverse breedtes ertussen
- Lage frequentie (globaal)
- Hoge frequentie (details): lijnen volgen elkaar sneller op
- Volwassenen hebben een grens tot waar ze contrasten waarnemen, bij lage en hele hoge
frequenties hebben we hoger contrast nodig om te kunnen zien.
Wat zien Kinderen?
Kinderen kijken naar waar wel iets te zien is in plaats van waar niks te zien is (zij zien eerder grijs
vlak  minder contrast). Als kind naar bepaalde kant kijkt duidt het op dat het kind daar wat ziet,
anders kijkt het weg (als er niets te zien is).

Bij geboorte: alleen lage frequentie kunnen zien  ontwikkeling sterk in eerste jaar en loopt door
tot 4-6 jaar  hoog frequenties zien hetzelfde als volwassenen.
- Bij geboorte kunnen ze lage frequenties dus wel zien, verfijnen tot 9-12 jaar. Dus pas
na basisschool kunnen ze even goed zien (globale informatie).
Hoe wordt de informatie verwerkt?
- Laag & hoog wordt anders verwerkt in het brein
- Hoge frequenties : V2  V4  temporele cortex = hoog contrast + veel scherpte, kan
lijken op pentekening
- Lage frequenties: via 2 paden: subcorticale gebieden  temporale cortex (objecten
verwerken zoals gezichten) (slaan V1 over) = laag contrast + weinig scherpte
& Gaan ook naar pariëtale cortex (wel via V1)
- Wat maakt dat uit? Nou: In de temporele cortex worden objecten verwerkt zoals
gezichten

Frequenties in gezichten
Baby’s zien dus vage gezichten als spatiële frequenties laag zijn en soort potloodtekeningen als
contrast laag is.
- Pasgeboren baby’s gebruiken lage spatiele frequenties om gezichten te herkennen (ze
kijken vaker naar die gezichten dan gezichten met hoog spatiële gezichten).

Gebruik van informatie voor emotieherkenning
Kijken naar gedetailleerde en globale gezichten.
Baby’s peuters (basisschool)  vooral kijken naar details (hoog spatiele frequenties)
(potloodtekeningen)
- Wat als er wat mis gaat? Peuters met autisme: details. Maar controle kinderen: soms ook
globale informatie.
Middelbare school/volwassenen  globale informatie




Deel 2. Wat en waar?
- Kan iemand identificeren wat en waar iets is?
- Intro: filmpje van hond die niks kan vangen.
- Andere voorbeelden: keeper (bal stoppen)
Hoe gaat die verwerking van wat en waar? Verschillende visuele paden in het brein.
Dorsaal: Waar: MT (beweging)  Pariëtaal kwab (Waar? Daar! Dorsaal) (boven) (vb. Volgen van
de sleutel)
Ventraal: Wat: V4 (kleur)  Temporaal kwab (Wat? Wat? Ventraal) (onder)
Er vindt wel interactie plaats tussen beiden.

, Beweging waarnemen (waar- dorsaal); hoe meten?
- RDK (global motion): Random Dot Kinematogram: meerdere puntjes, waar beweegt het
grootste deel zich naar toe?
- Stipje bewegen, welke kant gaat het op?
- Je kan ook een percentage een bepaalde kant op laten bewegen
- Waar ligt de drempel? Hoeveel percentage is nodig voor waarneming?
- 0-3 maanden baby: 60-80% moet dezelfde kant op bewegen voor waarneming
- Hoe ouder kinderen worden  hoe lager de drempel wordt.
- Hangt ook af van de snelheid van de stipjes.

Voor waarnemen van beweging:
Ervaring nodig om beweging waar te nemen (niet alleen groei brein)
- Sommige kinderen hebben geen ervaring gehad
Kinderen met Cataract = vertroebeling van de lens: wit vlekje op de lens
- Sommige kinderen worden hiermee geboren (congenitaal); kan ook in eerste jaar
ontwikkelen.
- Kan verholpen worden door lens te vervangen worden rond 1 e levensjaar
Kinderen missen dan een jaar aan visuele input  wat maakt dat uit?
- Eerste jaar is heel cruciaal voor zien beweging
- Kinderen met cataract hadden later veel hogere drempelwaarde op de RDK  zien van
beweging
- Lijkt zich later niet van zelf op te lossen (na kunnen zien na eerste jaar)

Wat: objecten waarnemen en herkennen
Grootste deel van het onderzoek binnen dit spectrum gaat over gezichten.
Gezichten in het brein: verwerkt in Fusiform Face Area (FFA), vooral rechterkant
Meer specifieke gebieden in het brein:
- Body area: meer lateraal in brein
- Parahippocampal Place Area (PPA): reageert op informatie over locaties &
landschappen
- LOC: objecten

Waar kijken baby’s naar?
- Voorkeur bij geboorte voor gezichtsachtige stimuli (betekent: plaatjes met bijvoorbeeld
3 stippen die lijken op een gezicht)
- Waarschijnlijk komt dit omdat baby’s nog weinig details zien
Gedurende de ontwikkeling: specialisatie
- Beter herkennen van mensengezichten dan apengezichten
- Baby’s van 6 maanden: zien nog wel verschil tussen twee apengezichten
- Baby’s 9 maanden & volwassenen: zien geen verschil
- Na 9 maanden: gevoeliger voor mensen van dezelfde etniciteit dan andere etniciteiten 
daarom kunnen wij in Azië mensen minder goed onderscheiden (lijken allemaal op elkaar)
Als de FFA niet functioneert
- Moeilijk gezichten herkennen  Prosopagnosia (vorm van agnosia)
- Aandoening waarbij men geen gezichten herkent
- Wat blijkt: mensen met prosopagnosia zitten maar iets boven kans niveau bij herkennen
gezichten. Dus mensen met prosopagnoasia herkennen maar moeilijk gezichten.

Nu: Veel onderzoek naar relatie tussen wat en waar (dorsaal/ventraal)
- Hoe zit de verwerking bij baby’s; ook al twee paden? Of in 1 pad verwerkt?
Onderzoek 1: gedragsstaak
Blokjes op scherm  uit blokjes komt een figuur
Bij tweede trial werd een fout gemaakt (violation t.o.v. wat eerder is gebeurd)
Fout 1: wat fout: anders object getoond t.a.v. baseline
Fout 2: waar fout: andere plek
 Kijken kinderen langer naar een foute trial, met de aanname: langer kijken wijst op
verbaasdheid, ze merken dat er iets niet klopt.
- Verschillende soorten objecten
A. Gezichten: Wat (ventraal)
B. Asteriks
C. Speelgoed: Waar (dorsaal)
Resultaten: In de wat fouten keken kinderen extra lang bij de gezichten, en niet bij het speelgoed
In de waar fouten  extra lang kijken naar speelgoed en niet naar gezichten

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophieleusink. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,99  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter