INLEIDING SOCIALE AGOGIEK
PEDAGOGISCH HANDELEN
De essentie is pedagogisch handelen (van toepassing op alle leeftijdsgroepen).
Pedagogisch handelen:
= intentioneel tussenkomen in het socialisatieproces met als doel deze te veranderen.
o Intentioneel = doordacht, met een bepaald doel.
o Socialisatie = (on)bewust aanleren van gewoonten, waarden, normen en kennis van
een bepaalde groep of maatschappij.
Doel: welzijnsverhoging, ontplooiingskansen verhogen en gelijkheid bevorderen tussen
mensen onderling.
Vertrekt vanuit specifieke opvattingen over de samenleving en opvoeding.
Uitdrukking van de manier waarop binnen een samenleving gedacht wordt over relatie
tussen individuele ontplooiing en maatschappelijke verwachtingen.
Vb. in Afrika gaan ze anders pedagogisch handelen dan in België
Krijgt vorm binnen en geeft vorm aan het tussengebied tussen ‘privaat’ (individu, wat
mensen doen) en ‘publiek’ (maatschappij, wat maatschappelijk opgelegd wordt).
In dit tussengebied kan je als sociaal werker meerdere posities innemen.
Vb. mensen moeten veranderen of de maatschappij zit niet goed in elkaar
We vertalen sociale problemen naar pedagogische vraagstukken:
Waarom komen we tussen?
Ten aanzien van wie komen we tussen?
Met welk doel komen we tussen?
Hoe moeten deze interventies eruitzien?
Wat betekent dit voor de handelingsmogelijkheden van mensen?
Het pedagogiseringsproces:
is nooit neutraal: we komen niet zomaar tussen : we geven mee vorm aan sociale problemen
door de manier waarop je je organisatie opzet…
Vb. als je bij spijbelen het kindergeld afpakt zeg je onbewust dat spijbelen de schuld is van ouders. Moeten we niet werken aan
de schoolcultuur? Dit is dan een ander soort antwoord.
is een historisch-maatschappelijk proces en past zich aan aan de context en tijd.
Als sociaal werker is het belangrijk dat je je bewust bent van welke keuzes je maakt, ook niet
tussenkomen is een keuze. Hierbij is reflectie heel belangrijk.
Pedagogisch handelen is niet altijd positief, het kan mogelijkheden beperken of verruimen.
Hangjongeren worden van de straat weggestuurd waardoor dat ze minder kansen hebben om met leeftijdsgenoten om te gaan waardoor
dat jongeren hun uitgesloten voelen. Maatschappij krijgt negatief beeld van hangjongeren. Is het wegsturen wel effectief? Heb je de
maatschappij en individu dichter bij elkaar gebracht?
Bestraffend werken is in deze situatie negatief pedagogisch handelen, je kan je beter afvragen waarom ze hier zijn? Kunnen we in gesprek
gaan? Hebben ze nood aan een eigen plek?
Je moet in dialoog gaan met de mensen waarmee je werkt
,SOCIALE AGOGIEK
Sociale agogiek= wetenschappelijke studie van sociaal werk vanuit sociaal-pedagogisch
perspectief
Sociaal werk is
o Praktijk
o Job
o Wetenschappelijke studie
SOCIAAL WERK ALS PRAKTIJK
Sociaal werk is een verzamelbegrip voor
o Een diversiteit van praktijken (Jeugdwerk en jeugdzorg, gezin en opvoedingsondersteuning,
maatschappelijke dienstverlening, samenlevingsopbouw en buurtwerk, vorming en educatie)
o Een diversiteit van actoren: praktijkwerkers (Jeugdwerker, hulpverlener, straathoekwerker, bemiddelaar,
trajectbegeleider….) en beleidsmedewerkers binnen organisaties, politieke actoren
Actoren= mensen die vorm geven aan beleid in een van de contexten
Sociaal werk als praktijk in
o Publieke dienstverlening (OCMW, centra voor asielzoekers, gemeenschapsinstellingen,
bijzondere jeugdzorg… )
o Non-profit organisaties (Private vzw’s die erkend en gesubsidieerd worden door de overheid)
o Commerciële organisaties
-- > vermarkting van het sociaal werk? Zijn de organisaties wel bezig met de sociale
problemen of met de profit?
SOCIAAL WERK ALS BEROEP?
Eind 19de eeuw: start professionalisering sociaal werk
1920: Inzet van beroepskrachten
Ontwikkeling kennis en deskundigheid nodig voor uitoefening beroep
Eerste scholen voor maatschappelijk werk:
Erkend door Ministerie van Justitie
1945: wettelijke erkenning titel ‘maatschappelijk assistent’
Jaren 1960: sociaal-agogische opleidingen universiteiten
1974: opleiding sociale agogiek UGent
2004: invoering BAMA-structuur. Sociaal werk staat even hoog als andere opleidingen.
Professionalisering is voorwerp van discussie (Kunnen vrijwilligers doen wat beroepskrachten doen?
Vb; huisbezoeken):
Technisch vs normatief
specialisten vs generalisten
vrijwilligers vs beroepskrachten)
,De kracht van sociaal werk is dat het niet echt duidelijk omschreven is. We ons mee verhouden met
hoe de samenleving aan het ontwikkelen is. We proberen antwoorden te geven op de problemen dat
de samenleving ons stelt.
SOCIAAL WERK ALS VAKGEBIED
Vanaf 2014 is sociaal werk ook een academische discipline en niet enkel een beroep. Vrij recent
gegeven.
Sociaal werk is vormgegeven vanuit twee tradities
o Angelsaksische tradities
o Continentale tradities
Sociaal werk -- Angelsaksische traditie: hoe omgaan met tekorten, vertrekt vanuit individu
- Vertrekt vanuit moeilijkheden van het individu en kijkt waar het individu tekortschiet om deel te
worden van de samenleving.
Sociale pedagogiek -- continentale traditie: groep in de samenleving, gemeenschapsvorming
- Focust op de groep en zoekt manieren hoe het individu deel kan worden van de samenleving.
, SOCIALE KWESTIE
SOCIAAL WERK ALS OPVOEDINGSPRAKTIJK
Sociaal werk heeft zich doorheen de geschiedenis geleidelijk ontwikkelt. Dit hing sterk samen mer de
ontwikkeling van de moderne samenleving
Verandering in relatie tussen individu en samenleving.
Economisch: veranderende positie van arbeid
Cultureel: we kunnen de samenleving maken en individuen kunnen hier een rol in spelen
Opvoeding moet voorbereiden op functioneren in de samenleving
Individualisering: focus op individu als zingever
Belangrijk! De grenzen tussen de verschillende fasen zijn open: een fase is niet van de ene dag op de
andere dag veranderd. Er zijn ook elementen die blijven doorlopen tot op vandaag.
DE MIDDELEEUWEN (500-1500)
Voor de middeleeuwen: alles gebeurde binnen huiselijke kring.
Vanaf de middeleeuwen: wortels sociaal werk liggen in religieus geïnspireerd liefdadigheidswerk
(eigenbelang als arme moet je er blij mee zijn). Als goeie Christelijke had je je naastenliefde als
plicht omdat je er later de hemel mee kon verdienen.
Collectieve vormen van armen- en ziekenzorg door katholieke kerk. Materiële zorg en liefdadigheid
Vb. (geld, kledij, eten geven)
Er was geen aandacht voor de oorzaken van armoede. Het was de wil van God..
HUMANISTISCHE BENADERING (16 E -17 E EEUW)
Door het verdwijnen van de feodaliteit gaf leven aan het kapitalisme. Hieruit ontstond er een
proletariseringsproces. Nu waren er loonarbeiders i.p.v. agrarische arbeiders in eigen kring. Dit
zorgde voor een toename van armoede, bedelarij en landlopers.
Het humanisme zorgde voor een filosofie van maakbaarheid en maatschappelijke vooruitgang. Ze
geloofden dat ze de mens beter kon maken dan toen het geval was. Dit leidde ook tot een positiever
arbeidsethos: wie kan werken, moet werken.
De samenleving vraagt aan de lokale overheid om initiatieven rond armenzorg te ontwikkelen. De
motivatie hiervoor is vooral zelfbelang en angst. Het volk is bang dat de armen en daklozen de
maatschappij zullen verstoren.
Het gaat wel om een subsidiaire inzet t.a.v. gezin, familie en lokale gemeenschap. Pas wanneer de
directe omgeving niet kan ondersteunen/helpen, zal de overheid optreden als laatste hulplijn.
Ondersteuning vanuit de overheid is dus nog niet structureel aanwezig.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘goede’ en ‘slecht’ armen.
Voor de “slechte” armen die wel konden, maar niet wouden werken werden er verschillende
verboden en sancties uitgeroepen, zoals een straatverbod.
Voor de “goede” armen, die wel wouden maar niet konden werken, (onbekwamen, gehandicapten
en ouderen), werd er ondersteuning aangeboden.