Hoofdstuk 2 De belangrijkste stromingen in de organisatiekunde
§2.1 Uitgangssituatie
4 krachten die zorgen voor het functioneren van een organisatie in de 19e eeuw:
1. De protestants-christelijke ethiek ten aanzien van arbeid: in plaats van passief
betere tijden na de dood afwachten juist hun roeping op aarde waar maken door noeste
arbeid en onzelfzuchtige inzet;
2. Het kapitalisme en de opdeling van arbeid: basiselementen van het kapitalisme:
1. De meest efficiënte regulering van de stroom van middelen door de
maatschappij wordt bepaald door de natuurlijke wetten van vraag en aanbod en
vrije concurrentie;
2. Ieder individu zou vrij moeten zijn in het vergaren van rijkdom;
3. Ieder individu zou vrij moeten zijn in het hebben van eigendomsrechten;
4. De opdeling van arbeid leidt door specialisatie tot vergroting van de
productiviteit.
3. De industriële revolutie: door de uitvinding van de stoommachine werd
massaproductie mogelijk. De productiekosten verlaagde omdat machines efficiënter
werkten. De aanschafprijzen van machines waren dermate hoog dat mensen in grotere
verbanden moesten gaan werken dan voorheen.
4. Het productiviteitsprobleem: aan het begin van de 20ste eeuw ontstonden er
verschillende gedachten over technologieën, ondernemingsgrootte en werkmethoden,
waardoor de productiviteit achterbleef. In de VS werd deze ontwikkeling gezien als het
productiviteitsprobleem. Deze heeft 3 hoofdoorzaken:
1. Er was een algemeen gebrek aan managementmethoden en getrainde
managers.
2. Men had moeite met de implicaties van de nieuwe technologieën voor de
werkomgeving van de mens.
3. Men had moeite met het bepalen van de juiste grootte van de nieuwe
industriële organisatie om de juiste schaalvoordelen te bereiken.
De organisatiekunde ingedeeld in zeven stromingen
1. Klassieke organisatiekunde (1890)
2. Gedragskundige benadering (1930)
3. Revisionisme (1950)
4. Systeembenadering (1950)
5. Contingentiebenadering (1960)
6. Totale kwaliteitszorg (1980)
7. De lerende organisatie (1990)
§2.2 Klassieke organisatiekunde
Het scientific management van Taylor: managementtheorie die zich richt op de verbetering van de
efficiëntie van bedrijfsactiviteiten door systematische en wetenschappelijke studie van
werkmethoden, gereedschappen en productiviteitsstandaarden.
Het scientific management kent de volgende uitgangspunten voor de rol van het management:
, 1. Ontwikkel de beste manier van het uitvoeren van een taak door de arbeider.
2. Selecteer, train, onderwijs en ontwikkel iedere arbeider op wetenschappelijke wijzen.
3. Werk samen met de arbeider en lever een stimulans, waardoor de arbeider zijn taak
op de eerder bepaalde, enige juiste manier uitvoert.
4. Verdeel het werk en de verantwoordelijkheid gelijkelijk over het management en
arbeiders.
Taylors normstellingsmethode brachten productiviteitsverhogingen van 30% tot 40% tot stand.
Adam Smith gaf aan dat te ver doorgevoerde specialisatie leidt tot afstomping en verveling bij de
werknemer.
De algemene managementtheorie van Weber: ontwikkeling van het concept van bureaucratie.
Bureaucratie is een managementtheorie die de werkmethode die werkmethodiek loskoppelt van
personen. Weber koppelt gezag los van personen die het gezag voeren en koppelt in plaats daarvan
het gezag aan de functie die iemand bekleedt in een organisatie.
§2.3 Gedragskundige benadering
De klassieke stroming in de organisatiekunde richtte zich voornamelijk op het ontwerpen van ideale
organisatiestructuren en werkprocedures. Men vond dat er in de klassieke organisatiekunde te
weinig aandacht werd besteed aan de mens. Er ontstond daarom in de jaren ’20 een gedragskundige
humanrelationsbenadering. Dit is geen vervanging van het scientific management maar een
aanvulling. Een van de belangrijkste waarnemingen van de gedragskundige stroming is die van de
informele organisatie.
Maslow hielt zich bezig met de motivatie van werknemers. Maslow verklaarde het menselijk gedrag
aan de hand door een behoeftehiërarchie.
1. Fysiologische behoeften
2. Behoefte aan zekerheid en veiligheid
3. Behoefte aan acceptatie
4. Behoefte aan waardering en erkenning
5. Behoefte aan zelfontplooiing
§2.4 Revisionisme
In 1950 ontstond er een nieuwe stroming: het revisionisme, ook wel neoklassieke streefde naar een
herziening en samenvoeging van de klassieke en gedragskundige organisatietheorie.
McGregors X- en Y-theorie: het beeld dat managers hebben van de menselijke natuur bepaald hoe
zij omgaan met ondergeschikten.
Theorie X: directe sturing en controle, de manager vertelt de werknemer precies wat hij moet doen
en verwacht geen initiatief. Iemand die theorie X aanhangt is meer autoritair.
Theorie Y: dit betreft te aanname van mensen van nature graag werken, verantwoordelijkheid
zoeken en een hoog niveau proberen te bevredigen op werk. Hier wordt, door middel van
leidinggeven, het eigen initiatief van medewerkers bevordert.
Herzbergs tweefactorentheorie over motivatie: er zijn factoren die de werknemer motiveren tot
betere prestaties: satisfiers, en factoren die bijna geen motivatie opleveren maar bij het ontbreken
ervan wel gemist worden: dissatisfiers.
Satisfiers: scheppen tevredenheid. Bijv. erkenning en verantwoordelijkheid.
Dissatisfiers: werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, ze doen alleen kwaad als ze er niet zijn.
2
, §2.5 Systeembenadering
Bij de systeembenadering kijkt men vanaf een grote afstand naar de organisatie waardoor de
omgeving van de organisatie ook in beeld komt, de theorie ziet de organisatie en zijn omgeving als
een geheel.
Transformatieproces: om doelstellingen te halen moeten organisaties input veranderen in output
door middel van een transformatie.
Het transformatieproces in een organisatie (blackboxbenadering):
Opensysteem: in dit model gaat ervanuit dat een organisatie een systeem is dat niet in zijn eentje
kan functioneren en zijn omgeving daarvoor nodig heeft. Begrippen uit de systeemtheorie:
• Subsystemen: verschillende afdelingen van een organisatie (een organisatie is een
samenwerkend systeem van sociale, technische en economische subsystemen.
• Suboptimalisatie: een topmanager moet ervoor zorgen dat de subsystemen het
zelfde doel nastreven, bij suboptimalisatie streven subsystemen naar optimalisatie terwijl
uiteindelijk de onderneming als geheel niet optimaal functioneert.
• Synergie: een systeem als geheel levert meer op dan de som van afzonderlijke delen.
• Feedback: informatie over de geleverde prestatie. Feedback zorgt ervoor dat er kan
worden bijgestuurd in het proces.
• Feedforward: informatie die gebruikt wordt om een proces vooraf bij te sturen.
• De tweede hoofdwet uit de thermodynamica: volgens deze wet neigen alle
systemen naar chaos, perfecte efficiëntie wordt hierdoor slechts tijdelijk mogelijk. Ook
neigen alle systemen naar evenwicht met de omgeving en zal ooit opgaan in haar omgeving.
§2.6 Contingentiebenadering
Vanaf 1960 zagen mensen dat er niet 1 beste manier is om een organisatie te organiseren, maar dat
de beste manier afhangt van de situatie waarin de organisatie zich bevindt. Dit uitgangspunt vormt
de basis voor de Contingentiebenadering, wat staat voor ‘het hangt ervan af’.
§2.7 TQM-stroming (totale kwaliteitszorg)
De stroming totale kwaliteitszorg werd opgesteld in 1980. Kwaliteit is de maat waarin kenmerken
van het product of de dienst overeenstemmingen met de eisen en wensen van consumenten ten
aanzien van het product of de dienst. Kwaliteitsmanagement betreft alle activiteiten en beslissingen
die tot doel hebben de door de producent na te streven product- of dienstkwaliteit vast te stellen, te
bereiken en te behouden.
Een goed kwaliteitssysteem beziet het totale industriële proces. Afgekort ook wel TKW of TQM.
Totale kwaliteitszorg is een organisatiestrategie die kwaliteit tot verantwoordelijkheid van alle
medewerkers maakt. Dit betekent dat het managementkwaliteit als een lange termijn investering
moet zien. Totale kwaliteitszorg wordt vooral gezien als een factor waarmee de concurrentiestrijd
gewonnen kan worden door:
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur chinoukdaams1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.