Kinesitherapeutisch onderzoek: Wervelzuil
1 Inleiding
De wervelkolom dient voor 3 zaken: steun, stabiliteit en draagvermogen. Daarnaast is er een combo
van stabiliteit en mobiliteit, zijnde functionele stabiliteit. Je moet mobiel zijn voor te bewegen maar
ook een goede tonus voor recht op te blijven en tegen de zwaartekracht te kunnen werken.
2 Functionele anatomie
Er zijn 4 regio’s: cervicaal, thoracaal, lumbaal en sacraal. Deze 4 vormen een S en zijn
achtereenvolgens lordose, kyfose, lordose en kyfose respectievelijk. De lordose is convex naar
ventraal en de kyfose van convex naar dorsaal. De wervels bepalen de houding van het lichaam.
Verder is er ook proclief vanboven craniaal ventraal naar caudaal dorsaal en declief van craniaal
dorsaal naar caudaal ventraal. Het is het overgangspunten waarbij de raaklijn uiteindelijk verticaal
komt te staan.
,A Articulair
De wervelkolom bestaat uit 7 cervicale, 12 thoracale, 5 lumbale, 5 sacrale en 3/4 coccygeale wervels.
Zo een wervel bestaat uit een corpus vertebrae met dorsaal een arcus vertebrae. Daar zijn er
uitsteeksels naar achter (processus spinosus), naar de zijkanten (processus transversus), naar onder
(processus articulares inferiores) en naar boven (processus articulares superiores). De arcus bestaat
uit een lamina en een pedunculus. In het midden van de corpus is er een gat, het foramen vertebrae.
Alle foramen vormen de canalis vertebrae.
Het sacrum is verbonden en gesmolten met de 5
sacrale wervels.
,Facetgewrichten
De processus articulares inferiores van de bovenste wervel vormt met de processus articulares
superiores van de onderste wervel het facetgewricht. Zo heb je links en rechts telkens een
facetgewricht. De atlas gaat met de axis bvb. zo het atlanto-occipitaal gewricht vormen.
Discus intervertebralis
De tussenwervelschijf bestaat uit bindweefselringen, de annulus fibrosus,
met daarin de nucleus pulposus. Die is gelei-achtig en droogt voor het 30ste
jaar. De dikte hangt af van belasting en leeftijd en bestaat uit max 25% van
de lengte van de wervelkolom.
Ligamentaire structuren
De longitudinale posterius en anterius verbinden de wervels en disci. De
flava verbindt ventraal de lamina. De intertransversaria ligt tussen de
processus transversi. De interspinalia ligt tussen de processus spinosi en de
supraspinalia ligt dorsaal aan de spinosi. De supraspinalia worden op
cervicaal niveau de nuchae genoemd. Dit zorgt voor stabiliteit.
,B Myofasciaal
De spieren worden ingedeeld op functie, eigenschappen of anatomische functie.
Lokaal/globaal
Lokale spieren zijn vooral stabilisatoren waarbij de
spieren aanhechten op de wervels zelf, zowel oorsprong
als insertie. De globale spieren hebben wel de oorsprong
op de wervel maar de insertie is ergens verder weg
waardoor goed uitrekken en beweeglijk zijn. Die worden
wel eens de movement-spieren genoemd.
➔ Feedforwardmechanisme: arm bewegen, voordat je de arm beweegt, gaan de buikspieren al
opspannen voor stabilisatie
,
,
,De rectus abdominis is de sixpackspier maar met 8 blokjes eigenlijk. De obliquus externus rechts gaat
opspannen bij een lateroflexie naar rechts en een rotatie naar links. De obliquus internus rechts gaat
opspannen door een lateroflexie naar rechts en een rotatie naar rechts ook! Het ondersteunt de
buikwand en zorgt voor intrathoracale druk. De transversus abdominis is de diepste spier voor
stabiliteit en bescherming.
De quadratus lumborum bestaat uit 3 delen: rib 12-crista, processus tranversus-rin en processus
transversus-ilium.
,Tonisch/fasisch
Janda heeft hier veel over ontdekt. Hij maakte een indeling over de tonische en fasische indeling van
de spieren. De tonische spieren zijn de rode spieren en dienen als stabilisator. Ze dienen voor de
houding en hebben de neiging tot verkorting. De fasische spieren zijn de witte spierskeletvezels en
doen aan lange bewegingen. Ze gaan makkelijk verlengen en verliezen daardoor telkens meer en
meer aan kracht. Deze spieren zijn in staat snelle en krachtige bewegingen te doen.
C Neurogeen
Pijn kan komen van elk deel van de wervelzuil dat bezenuwd is. Daarom is het kennen van de
innervaties heel belangrijk om onderscheid in syndromen te maken. Het ruggenmerg is een structuur
dat bestaat uit een witte stof en een grijze stof. Het ruggenmerg komt voort van de medulla
oblongata en gaat caudaal naar L1-L2. De grijze stof bestaat uit een voorhoon met motorische cellen,
een laterale hoorn met viscero-motorische cellen en een achterhoorn met sensorische cellen die
sensorishe info geven aan de witte stof via zulke banen. Ook ontvangen via afferente banen van de
dorsale wortel/hoorn. De witte stof bestaat uit gemyeliniseerde vezels die in de lengte van het merg
liggen en zijn verdeeld in takken met een specifieke functie. Het ruggenmerg is omringd door vliezen.
Uit het ruggenmerg komen ook spinale zenuwen, dit telkens 1 paar per wervel, een samenstelling
van de perifere motorische neuronen van de ventrale hoorn en van de perifere sensorische
neuronen van de dorsale hoorn. Daaruit komen de ramus ventralis, dorsalis, meningeus en
communicans voort. De ventralis gaat plexussen maken.
,3 Klinische Biomechanica
Hier kijken we naar de beweeglijkheid van de wervelkolom. Die wordt bepaald door de
facetgewrichten, ribben, sternum, de discus intervertebralis, ligamenten en spieren. Ze kunnen veel
bewegen en doen flexie, extensie, rotatie en lateroflexie.
, Het atlanto-axiaal gewricht kan flexie, extensie, rotatie en lateroflexie. Het atlanto-occipitaal
gewricht kan enkel flexie en extensie. De rest is gering door de facetgewrichten. Thoracaal is beperkt