Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst literatuurwetenschap Babel €9,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Begrippenlijst literatuurwetenschap Babel

 24 vues  0 fois vendu

Een volledige begrippenlijst voor het deel van Remco Sleiderink (literatuurwetenschap bij Babel) met definities erbij.

Aperçu 2 sur 6  pages

  • 22 janvier 2021
  • 6
  • 2019/2020
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (4)
avatar-seller
Uantwerpenstudent98
Babel: terminologie literatuurwetenschap (te kennen en kunnen gebruiken) 1


Aanspreking = ook apostrofe. Het aanspreken van iets of iemand door een ik-figuur. Typische vorm voor lyriek (type
poëzie)
ab ovo = het verhaal wordt vanaf het begin verteld (vanaf het ei)

Alexandrijn = een versregel die uit zes jamben bestaat, met een knikpunt/pauze na de derde. Als die zes jamben
worden gevolgd door nog één onbeklemtoonde lettergreep (bijvoorbeeld vanwege het gebruik van vrouwelijk rijm)
wordt er nog steeds van een alexandrijn gesproken. (2x jamibische trimeter = jambische hexameter = alexandrijn)

Allegorie = in een allegorie wordt de metafoor gedurende het hele verhaal of boek volgehouden; het is de bedoeling
dat je je van die dubbelzinnigheid/ambiguïteit bewust bent.


Alliteratie = wanneer medeklinkers aan het begin van een woord herhaald worden.
Allusie = of toespeling. Een stijlfiguur waarbij naar een algemeen feit, een bekende persoon, een bekende
gebeurtenis, een bekende tekst enz. wordt verwezen, met gebruikmaking van indirecte verwijzingen,
woordspelingen

alwetend (ook wel: auctoriaal) = ook auctoriaal. Een personage of een ik kunnen allebei een alwetende verteller zijn
in een verhaal (intern). Vaak is de alwetende verteller onzichtbaar en lijkt het als het ware buiten het boek te staan
(extern). Zo’n anonieme alwetende verteller wordt vertelinstantie genoemd.

Ambiguïteit = dubbelzinnigheid
Anafoor = wanneer een woord of woordgroep aan het begin van een regel, zin of strofe herhaald wordt.

Animalisering = niet-levende zaken worden voorgesteld als levend.
Antimetrie = afwijking in het metrum/woordritme (combinatie van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen)

Associëren = verbanden leggen

Assonantie = de herhaling van klinkers, klinkerrijm (a, e, i , o, u)

asyndetische vergelijking = een vergelijking zonder verbindingswoord (als, zoals,…)

Auteursportret = deel van de paratekst. Info over de auteur op de flaptekst van een boek.
Autonoom = bij close reading, de tekst nauwkeurig lezen, als autonoom object, zonder rekening te houden met de
buitenwereld.
Beeld = verwijst naar het vergelekene bij beeldspraak. Beeld is wat er letterlijk in de tekst staat.
Beeldspraak = wanneer iets figuurlijk bedoeld wordt. Iets aan de hand van een beeld in een ander licht zetten,
verduidelijken, belachelijk maken, gewicht geven.
belevend ik = personaal perspectief (ik kijk door de ogen van een (van de) personage(s) en krijg ook zijn gedachten
te lezen.
Betogend = verhalend, niet beeldend
Bewustzijnsrepresentatie = weergave van taal en denken van personages
bijvoeglijk naamwoord = beschrijvingen die je voor een de- of het-woord zet.
Binnenrijm = rijm binnen in de versregel
Briefgedicht = gedicht dat geschreven is in de vorm van een brief (ook rijmbrief)
Bron = waar men inspiratie van haalt


canon (ook wel: literaire canon) = wordt bepaald door culturele elite, niet door breed lezerspubliek. Historisch,
cultureel en institutioneel bepaald.

, Babel: terminologie literatuurwetenschap (te kennen en kunnen gebruiken) 2


Chiasme = gekruiste repetitio (zie gedicht 04)


Citaat = vorm van expliciete intertekstualiteit


close reading = nauwkeurig lezen, zonder rekening te houden met de buitenwereld. Begint doorgaans bij begin van
de tekst, geleidelijk zoeken naar samenhang.
Context = de tijd en achtergrond waarbinnen een verhaal gelezen kan of soms moet worden. Je hebt dan niet
genoeg aan de informatie binnen de tekst, je hebt informatie van buiten nodig. Of je die kennis hebt, hangt af van je
referentiekader.
Deel = onderdeel van layout van een werk, soort van hiërarchische structuur (deel, hoofdstuk, …)
definitie van poëzie = layout (wijkt af van proza), afwijkende interpunctie, ready made zorgt voor discussie over
definitie van poëzie
Dialoog = gesprek
directe rede = ‘ik zeg: ik ben geen inbreker’ Tsjitske Jansen
distant reading = term uit de digital humanities waarbij met behulp van computer heel veel werken tegelijk worden
‘gelezen’ en geanalyseerd.

dode metafoor = zo vertrouwd dat we niet meer doorhebben dat we met een metafoor te maken hebben.

Ellips = er wordt een deel uit het verhaal weggelaten
Eindrijm = woorden aan het einde van de regels rijmen op elkaar
Enjambement = regelafbrekingen. Je herkent ze aan plaatsen waar op de enterknop is gedrukt. Waar zinnen
afbreken.
Enumeratio = een opsomming
Essay = een tekstgenre
Evocatief = niet verhalend. Eerder beeldend, plastisch.
Exclamatio = emotionele vorm van uitroep
Fabel = het verhaal in zijn logische, chronologische volgorde.
Fictie = een roman is fictie, niet waargebeurd. Fantasie van de auteur.
Figuurlijk = niet letterlijk.
Flaptekst = deel van de paratekst, de achterkant van een roman.
Flashback = terugblik. Je ontdekt wat er gebeurde voor je erbij kwam.
flash forward = vooruitblik
flat character = personage met een simpel, onveranderlijk karakter.
focalisator (intern/extern) = standpunt waaruit het verhaal verteld wordt
Framing = beeldvorming over auteur door anderen
geïntendeerde lezer = lezer zoals Lidewijde Paris, niet oppervlakkig lezen.
gekruist rijm = abab
generische intertekstualiteit = Bij generische intertekstualiteit wordt niet zozeer naar een specifieke tekst verwezen
(specifieke intertekstualiteit) maar naar een heel genre.

Genre = tekstsoort
Genreaanduiding = deel van de paratekst. ‘roman’?
gepaard rijm = aabb
Halfrijm = alliteratie en assonantie, geen eindrijm
Hoofdstuk = onderdeel layout
Iconiciteit = vorm en inhoud vallen samen
Identificatie = wanneer de lezer meer sympathie krijgt voor een personage, zich meer in het personage kan plaatsen

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Uantwerpenstudent98. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67163 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€9,49
  • (0)
  Ajouter