Fylogenie
- Polytoom: er ontspringen drie of meer takken aan één voorouder
Gevolg van onvoldoende informatie om de dichtotome splitsingen “op te lossen”
(zachte polytomie)
- Harde polytomie: drie soorten tegelijkertijd ontstaan zijn uit 1 vooroudersoort
- Interne takken en terminale takken leiden naar taxon (lineages)
Lineage volgt het bestaan van een vooroudersoort vanaf splitsingsmoment tot
volgende splitsingsmoment
- Fylogram: mate van evolutionaire verandering weergegeven in de lengte van de tak
- Cladogram: taklengte heeft geen betekenis
Alleen verwantschappen getoond
- Groepen die takken vormen voor basis classificaties: lagere taxa worden alleen
samengevoegd tot hogere taxa wanneer ze een monofyletische groep vormen (clade)
- Niet-monoyletische groepen zijn para- en polyfyletische groepen
De gebruikte gegevens
- Betreffen erfelijke eigenschappen of kenmerken van de soorten die we in de boom
willen plaatsen
- Kenmerktoestanden worden gerangschikt van meest primitief (of plesiomorf) tot
meest afgeleid (of apomorf), naar vroeger of later in de fylogenie zijn ontstaan
- Polariteit pas bepaald nadat de fylogenie is gereconstrueerd
- Grootste vijanden van bedrijven van fylogenetica: convergente en parallelle evolutie
Gezamenlijk homoplasie genoemd
Zelfde kenmerk, geen gemeenschappelijke voorouder
- Andere vijand: evolutie
Wanneer evolutionaire snelheden sterk verschillen tussen lineages kunnen
sommige lineages sterk gedivergeerd zijn, maar toch nauw verwant
- Methoden ontwikkeld om aan al deze risco’s het hoofd te beden
Kwantitatief werken: homoplasie en ongelijke evolutiesnelheiden spelen rol in
de minderheid
Informatieve kenmerken hebben de boventoon
Alignment maken: wanneer DNA-sequenties
, Iedere positie in de sequentie van ene soort boven een homologe positie in
de sequentie van de andere wordt geplaatst
Geconserveerde delen vormen de verankering van de sequentie
Het bouwen van een boom
- Kenmerken worden in een kenmerkmatrix geplaatst
- Algoritmes verschillen in hun aanpak, hun bewegelijkheid en hun geschiktheid voor
morfologische cq
- Netwerk bepaald: boom zonder wortel
Neighbour-joining (NJ)
- Maakt geen gebruik van afzonderlijke kenmerken maar van een afstandsmaat die over
alle kenmerken wordt berekend
- De kenmerkmatrix wordt dus eerst omgerekend tot een afstand matrix die voor ieder
paar taxa aangeeft hoe groot het verschil is
- Eerst wordt het paar soorten gezocht met de kleinste onderlinge afstand
Met tak aan elkaar verbonden
- Op basis van de rest van de afstandsmatrix: berekend worden waar de tak van de 2
buren hun gemeenschappelijke voorouder zich bevindt
- Gemeenschappelijke voorouder wordt gebruikt als nieuwe taxon in een kleinere
matrix waarin soorten 1 en 2 vervangen worden door hun voorouders
Maximum Parsimony (MP)
- Te danken aan Willi hennig (1913-1976)
- Kenmerken afzonderlijk bekeken
- Mate van conflict tussen de kenmerken zo klein mogelijk gehouden
- Door alle mogelijke manieren om de taxa te groepen te evalueren en steeds te kijken
hoeveel noodgrepen moeten worden uitgevoerd kan het meest parsimone (zuinigste)
of optimale netwerk geselecteerd, waarin het kleinste aantal van zulke homoplasieën
moet worden verondersteld
Maximum Likelihood (ML)
- Alleen toegepast op DNA-gegevens
Vereist “evoluiemodel”
Set regels die zegt hoe waarschijnlijk het is voor de ene kenmerktoestand om
in de andere kenmerktoestand te veranderen
- Transities komen vaker voor dan transversies
- Wordt berekend welk netwerk tussen een set DNA-sequenties het meest waarschijnlijk
is gegeven een bepaald moleculair evolutiemodel
Wortelen
- Leesrichting van een netwerkt wordt achteraf bepaald
- Extra informatie nodig
- Meestal eerst in de analyse een outgroup-taxon meegenomen waarvan zeker is dat het
fylogenetisch weinig verwant is met andere taxa
, Voortplanting en evolutie
- Diersoorten die vastgehecht leven of weinig beweeglijk zijn meestal mannelijk en
vrouwelijk (hermafrodiet)
Voordeel: wederzijds bevruchting altijd mogelijk met twee willekeurige individuen
- Bij meeste zaadplanten levert 1 individu zowel mannelijke als vrouwelijke gameten
Zelfbestuiving mogelijk zodat het gunstig effect van de geslachtelijke voortplanting
gedeeltelijk verloren gaat
Endosymbiose theorie
- Waarbij een cel in een andere cel of organisme leeft met voordeel voor meestal beide
organismen
- Archaeplastida ontstaan door primaire endosymbiose
Cyanobacterie gedeeltelijk bestaan in cel en gedraagt zich als chloroplast
- Vermoedelijk zijn eukaryoten ontstaan door symbiose van verschillen prokaryote
organismen
- Mitochondriën en chloroplasten
Gedeeltelijk genetisch autonoom
Bezitten eigen DNA (zonder histonen)
Ribosomen
- Secundaire endosymbiose: veronderstelling dat alle wieren met complexe
chloroplasten zouden ontstaan
- Eukaryote cel te beschouwen als chimeer van prokaryote organismen die onderling
met elkaar gecoördineerd werden
Onderscheid tussen planten en dieren
- Planten zijn autotroof
Bouwen hun organische stof op vanuit eenvoudige anorganische stoffen: Co2,
H2O en klein beetje anorganische zouten uit bodem
Groene planten zijn foto-autotroof
Sommige bacteriën zijn chemo-autotroof: kunnen organische stoffen
synthetiseren
- Alle dieren heterotroof
Organische stoffen nodig als voedsel
- Planten over het algemeen in bodem verankerd en weinig beweeglijk
Openspreiden van bladeren voor autotrofe levenswijze vergt talrijke
steunelementen
Planten blijven groeien en nieuwe organen vormen tot hun dood (open
groeisysteem)
Planten zijn sterk modulair gebouwd: dezelfde delen worden herhaald
- Dieren zijn zeer beweeglijk met complexere lichaamsstructuur
Spijsverteringsstelsel, spieren, zintuigen, zenuwen
Gesloten groeisysteem
Fungi en slijmzwammen (Unikonta)
- Lange tijd werden alle schimmelachtigen samen gegroepeerd
Myxomycota (slijmzwammen)
Oömycota (waterschimmels)
Chytridiomycota
Zygomycota
Ascomycota
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marisamangal. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.