Postmortale veranderingen
Postmortale veranderingen zijn belangrijk te herkennen, en zijn belangrijk om een schatting te doen
van postmortaal interval; tijdstip tussen overlijden en vaststellen van overlijden. Het onderzoek van
het lichaam gebeurt via een autopsie, en er is nergens een definitie te vinden van dood en daarom
gaan uitleggen aan de hand van elementen uit de wetenschap. Het overlijden is het moment dat het
stervensproces stopt en het ontbindingsproces start. De mens heeft aantal werkende functies;
bloeds-omloop, werking van de hersenen, en ademhalingstelsel. Op het moment dat 1 van deze 3
factoren gaat stilvallen, dan gaat het functioneel proces van lichaam stilvallen. Moleculair betekent
dat dat onze cellen geen zuurstof meer gaan krijgen; wij leven en bewegen via energie ten gevolge
van de zuurstof naar spieren en weefsel. Wanneer systeem stilvalt dan geen zuurstof meer naar de
cellen, en geen energie meer naar de cellen, en dan op dat moment gaan de cellen gaan afsterven.
De verschillende celen hebben verschillende hoeveelheden energie ter beschikking zodat ze een tijd
lang in afwezigheid van energie kunnen overleven (seconden-minuten). Ten gevolge van dat
zuurstoftekort gaan de cellen afsterven. Tussen het moment van zuurstoftekort en intreden van
lijkstijfheid, hebben we een periode; namelijk de supravitale fase en dat is een periode waarbij er nog
activiteit is op cellulair niveau, maar geen nieuwe aanvoer van zuurstof. Wanneer alle cellen
afsterven, dan spreken we van een moleculaire dood waarbij in vroeg stadium de zenuwcellen
afsterven en in later stadium de spiercellen afsterven. Wanneer dit vervolledigd is, zal
ontbindingsproces toenemen, en we hebben een vroege fase en een late fase, en die verschillende
periodes gaan verschillende kenmerken geven aan het lijk (postmortaal).
Als eerste fase is er de supravitale fase, de periode dat er geen nieuwe energie meer naar het
lichaam komt en het lichaam is afgestorven, maar er zijn nog wel energiepools aanwezig in de cellen
en deze pools kunnen nog uitgelokt worden. Dit geeft dan de supravitale kenmerken welke erop
wijzen dat het lichaam pas zeer kort is overleden. Een eerste methode is de activiteit van de
gestreepte spieren gaan controleren, en dat doen we bij die spieren welke het sterkst ontwikkeld zijn
en het makkelijkste met het blote oog herkenbaar zijn. Dit zijn bijvoorbeeld de biceps; wanneer we
vlak na de dood op de biceps gaan kloppen, dan gaan deze gaan samentrekken. We kunnen deze
contractie tot 5-8 uur na de dood gaan uitlokken, maar daarna stopt dat fenomeen (het Zsako
fenomeen). Dit is een reflex. We kunnen dit op alle spieren gaan toepassen, maar deze “grote”
dwarsgestreepte spieren zijn het makkelijkste toegankelijk hiervoor. We kunnen dat ook gaan doen
op het niveau van de gladde spieren, en dan is dat makkelijkste ter hoogte van de ogen (pupillen). In
leven kunnen de pupillen verwijden en sluiten, ten gevolge van de lichtsterkte. Dit gebeurt door
spieren rond de ogen, en ook deze kunnen we na de dood gaan activeren door farmaca toe te passen
welke enerzijds pupillen vernauwd of verwijd, door deze farmaca in te spuiten in de ogen. Dit kan
uitgelokt worden tot 12-15 uur na overlijden. Een 3 de methode die we kun en gebruiken, is
elektrostimulatie, voornamelijk ter hoogte van gelaat. We gaan elektroden plaatsen rond de ogen, en
dan “elektroshock” geven en dan gaat een grimas verschijnen in het aangezicht (contractie van de
spieren). Dit is detecteerbaar tot 5 uur na het overlijden. Deze zijn geen tekenen meer van leven,
maar zijn ten gevolge van de energiepollen welke contractie gaan geven.
Als we kijken naar de arm, dan s dat geen volledige contractie van
de arm, maar er is wel contractie. Als we dan gaan kijken nar het
gelaat, dan zien we in het begin contractie van ongeveer een half
gelaat, maar later zien we enkel nog contractie ter hoogte van oog.
Deze kenmerken wijzen niet op leven maar wel aanwezigheid
pools.
Verzeping is omgekeerde mummie; geen ontbinding en structuren ook behouden. Hier is het een vochtig
milieu.
, Naar mate we dan verder gaan, komen we in e volgende fase, en deze fase is de vroege
ontbindingsfase en dan gaan er andere fenomenen gaan optreden. We hebben hier te maken met
vroegtijdige alsook laattijdige kenmerken. De vroegtijdige kenmerken zijn het verschijnen van de
lijkvlekken, lijkstijfheid, en afkoeling. De laattijdige kenmerken zijn ontbindingsmechanismen welke
op verschillende niveaus kunnen optreden. Als eerste gaan we kijken naar de lijkvlekken. In een
normaal lichaam, beweegt het lichaam en is er circulatie van bloed doorheen de bloedcirculatie.
Wanneer de dood intreedt dan zal dat niet meer gebeuren; het bloed zal niet meer circuleren en zal
gaan uitzetten volgens zwaartekracht. Dit is dan afhankelijk van hoe het lichaam zich bevindt; buiklig,
ruglig, ophanging. Op die manier krijgen we dan opstapeling van het bloed in het lichaam volgens de
zwaartekracht en de ligging. Eenmaal dat dat bloed is afgezakt, krijgen we het neerslaan van
Hemoglobine (groot eiwit), en zich vastzetten in de weefsel, en op die manier krijg je de typische
lijkvlekken op de huid (rood-paars-bruin). Naarmate dood vordert, is er niet enkel de uitzakking van
het bloed, maar ook de bloedvaatjes gaan kapotgaan en het bloed gaat dan terechtkomen in de
spieren en vetweefsel, en gaat zich daar vastzetten tot lijkvlekken.
Er kan veel informatie gehaald worden uit deze lijkvlekken maar belangrijk om te weten is dat het niet enkel
postmortaal is. er kunnen ook lijkvlekken gevonden worden bij stervende personen (aantal tijd voor
overlijden); teken dat het heel slecht gaat ten gevolge van verminderde circulatie en bloed dat gaat
uitzakken. Lijkvlekken zijn dus niet typisch postmortaal, kunnen ook levend gezien worden; voorbeeld bij een
slecht hart.
De
intensiteit
van de
lijkvlekken
hangt af
van
verschillende factoren. Wanneer je weinig bloed hebt in het lichaam dan zullen de lijkvlekken ook
minder rood zijn (want minder Hemoglobine), en dat kan bij bloedingen. Als iemand neergestoken
wordt, verliest persoon veel bloed, en dan minder lijkvlekken. Ook bij een chronisch bloedtekort
(anemie) en bejaarden (want minder Hemoglobine), worden minder lijkvlekken terug gevonden en is
de intensiteit lager. Belangrijk is dat het ook weinig te zien is bij een verdrinkingsdood; een lichaam
dat verdrinkt ligt in water, en water beweegt, dus lichaam beweegt, en dus ook bloed gaat bewegen
doorheen lichaam, en daardoor dus verminderde verzakking van bloed, en zijn er minder of minder
opvallende lijkvlekken terug te vinden. Soms zijn deze lijkvlekken egaal, maar soms kunnen deze ook
puntig eruit zien (vibices), en deze ontstaan door hoge interne druk door bijvoorbeeld fenomeen van
tumorveranderingen. Mogen niet verward worden met petechiën (leven).
Naast de intensiteit van de lijkvlekken, is er ook de lokalisatie ervan. Deze lokalisatie is heel belangrijk
want daaraan kunnen afleiden wat de eindpositie was van het lichaam. Iemand die op zijn buik ligt,
die gaat lijkvlekken hebben ventraal, en iemand die in ruglig ligt, die gaat lijkvlekken krijgen dorsaal.
Ook zijn er uitsparingsplaatsen, en dat zijn plaatsen waar er een zware druk is. wanneer je ligt, dan
gaan je steunen op u schouder en billen, en dat zijn de zones welke uitgespaard zijn. Dit omdat de
bloedvaten daar niet kunnen uitzetten en tegendruk gaan geven door steun van het lichaam. Ook bij
spannende kledij ga je de indruk zien van bijvoorbeeld een BH of een riem, en daar zullen er geen
Verzeping is omgekeerde mummie; geen ontbinding en structuren ook behouden. Hier is het een vochtig
milieu.