Proefwerk bio hoofdstuk 7 en 8
Hoofdstuk 7: Soorten en relaties.
Hoofdstuk 8: Ecosysteem en evenwicht.
7.1 Soorten
Biotische factor = invloed van een levend organisme op andere organismen.
Abiotische factoren = factoren uit de levenloze natuur zoals regen, wind, zonlicht,
temperatuur en de grondsoort.
Tolerantiegebied = dit gebied omvat alle waarden van een abiotische factor waarbij een
bepaalde soort kan overleven.
Tolerantiegrenzen = maximum en minimumwaarden waarbij individuen kunnen overleven.
Biotische en abiotische factoren beïnvloeden organismen. Voor abiotische factoren heeft
elke soort een eigen tolerantiegebied.
Wetenschappelijke naam = bestaat altijd uit twee delen, soms met een toevoeging.
1. Voorop, met een hoofdletter, staat de naam van het geslacht.
2. Na geslacht komt de soortaanduiding. Een soort is een groep organismen die zich
onderling geslachtelijk voorplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen.
Ondersoort = geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende
kenmerken.
Organismen --> soorten --> geslachten --> families --> ordes
De grotere groep boven ordes heet rijken en daarboven komen nog de domeinen.
De wetenschappelijke naam van een soort bestaat uit twee delen: de geslachtsnaam en de
soortaanduiding. De indeling van soorten loopt van geslachten naar domeinen.
7.2 populaties
Populatie = alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Populatiegrootte = het aantal individuen van de populatie.
Populatiedichtheid = het aantal individuen per eenheid van oppervlak, bereken je door
aantal individuen te delen het aantal m2 of hectares.
Draagkracht = de maximale populatiegrootte waarvoor in een gebied voldoende voedsel,
schuil- en nestplaatsen zijn zodat de populatie op peil blijft.
Plaag = als een populatie ongeremd groeit en de draagkracht overschrijdt.
Alle individuen van één soort in een gebied vormen samen een populatie. Groeit de
populatie boven de draagkracht van het gebied uit, dan is er sprake van een plaag.
, Exoot = een soort die in een andere, vreemde leefomgeving terecht is gekomen.
Levenscyclus = de verschillende fasen in groei en ontwikkeling van een organisme.
Chemische bestrijding = de plaag verdwijnt, maar de resten van de bestrijdingsmiddelen
blijven in het milieu achter.
Biodiversiteit = diversiteit aan levensvormen binnen een gebied.
Door onder andere een gebrek aan natuurlijke vijanden, vormen exoten gemakkelijk een
plaag. Monoculturen zijn vatbaar voor plagen. Dan is chemische bestrijding vaak de enige
oplossing. Kloneren is een vorm van ongeslachtelijke voortplanting.
7.3 Samenleven
Symbiose = langdurige relaties tussen organismen en van verschillende soorten.
Drie soorten symbiose:
• Mutualisme: wanneer beide soorten voordeel hebben van symbiose (+/+)
• Parasitisme: wanneer de ene soort voordeel heeft en het andere nadeel (+/-)
• Commensalisme: vorm waarbij een voordeel en de andere neutraal (+/o)
Bij symbiose gaat het om langdurige relaties tussen organismen van verschillende
soorten, waarvan minsten een van de beide afhankelijk is. De vormen van symbiose
zijn mutualisme, parasitisme en commensalisme.
7.4 Relaties
Mimicry = het nabootsen van een ander organisme, zoals de beweging van een takje.
Habitat = een leefomgeving met specifieke biotische en abiotische factoren.
Voedselrelatie = een relatie waarbij een soort zich voedt met een andere soort.
Ecosysteem = een afgegrensd gebied waar een wisselwerking is tussen de plaatselijke
abiotische factoren.
De leefomgeving van een soort met specifieke biotische en abiotische factoren is zijn
habitat. De ruimtelijke eenheid waar een wisselwerking is tussen de plaatselijke
abiotische en biotische factoren, vormt een ecosysteem. Alle ecosystemen op aarde
maken onderdeel uit van systeem aarde.
Bij de relatie tussen een prooidierpopulatie en een predatorpopulatie is het een kwestie
van eten en gegeten worden.
In het meest ideale geval houden predator en prooipopulaties elkaar in een dynamisch
evenwicht.
In een ecosysteem heerst een dynamisch evenwicht tussen populaties van verschillende
soorten. Populatiegroottes schommelen rond een gemiddelde. Door verstoringen
verdwijnt het bestaande dynamisch evenwicht.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joppewekamp. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.