1. Eerste situering
1. Inleiding
In het overgrote deel van West-Europa speelt gezin nog steeds centrale rol: hoeksteen samenleving
bevindt zich nog steeds op zijn plaats, alleen is deze hoeksteen behoorlijk van vorm veranderd.
- Maatschappelijke en culturele ontwikkelingen
- Klassieke/modale gezin (= gehuwd paar met 1 of meerdere kinderen) ruimt plaats voor alternatieve
gezinsvormen: eenoudergezinnen, ouders ongehuwd samenwonen, nieuw samengestelde gezinnen,...
In de HV pas halverwege de 20ste eeuw enige aandacht voor het gezin ontstaan.
-> Denkkader psychoanalyse, dat tot dan dominant was in de HV, volstond niet meer om het gedrag
en/of de problemen van individuen te begrijpen, verklaren en te ‘behandelen’.
-> Gezinnen worden volledig betrokken: oog voor interacties
= Nieuwe theorieën werden geboren en er ontstond nieuwe kijk op gezinnen.
- De Algemene Systeemtheorie van Von Bertalanffy
- De structurele theorie van Minuchin
- De strategische of communicatietheorie van Haley en Watzlawick
MAAR er is meer
-> De Hongaarse psychiater Ivan Boszormeny-Nagy zocht naar dit meer: het waarom van het gedrag
-> Zo ontstond de contextuele theorie
Het toenemend belang voor het gezin in de HV wordt ook verklaard door paradigmaverandering in de
orthopedagogiek: evolueren van een ‘zorgen voor’ naar een ‘ondersteunen van’ model.
-> Groter beroep op natuurlijk netwerk rond personen.
-> Inhoudelijke verschuivingen vind je terug in de wetgeving: 2014 Integrale jeugdhulp
- Mobiele begeleidingen, gezinsbegeleiding en contextbegeleiding etc.
Het model van family centered werken wordt dan ook toegelicht als model om ouderbegeleiding goed
op te bouwen, en om te begrijpen waarom ouderbegeleiding in de praktijk vaak “vierkant” loopt.
2. Het gezin: een poging tot definitie
-> Het is typisch aan gezinsstructuren dat ze steeds veranderen en evolueren.
Definitie volgens Van Dale: Het gezin = ouders met hun kinderen, vrouw of man en kinderen
- 2 generaties
- Bloedverwanten (bloedverwantschap moet niet)
- één-ouder gezin kan ook
Het belangrijkste in deze definitie is dat relatie tss personen belangrijke typering is voor gezin en dat
er verschillende mogelijkheden zijn: man(nen) en/of vrouw(en) en geadopteerd kind, pleegouders,
nieuw samengestelde gezinnen, stiefouders (of liever gezegd: plusouders), halfbroers en –zusjes,...
Ruimere definitie: Alle samenwerkingsvormen die een herkenbare sociale eenheid op microniveau vormen, met al dan
niet verwante personen die duurzame en affectieve banden hebben en elkaar onderling steun en verzorging verlenen
- Herkenbare sociale eenheid: ze horen zichtbaar bij mekaar (vb aan dezelfde tafel op restaurant)
- Al dan niet verwant: er hoeft geen bloedband te zijn, je hoort er gewoon bij
- Duurzaam en affectief: het kan tegen een stootje, blijft duren, gezinsleden hebben een gevoelsband
met elkaar; positieve gevoelens maar niet altijd rozengeur en maneschijn
- Onderlinge steun en verzorging: gezinsleden kunnen op elkaar rekenen en dragen zorg voor elkaar
1
,Tot slot definitie van gezin die gebruikt werd als basis voor ontwikkeling Family Quality of Life concept
‘Immediate family are those people who are closely involved in the day-to-day affairs of your household and who support each
other on a regular basis. Family members may be related by blood or by close personal relationship.’
-> Hier family ipv gezin
-> In het Engels is er geen onderscheid, daarom gebruiken ze ‘immediate’: nauw betrokken
3. De geschiedenis van het gezin
De geschiedenis bestaat niet. De ontwikkeling en het denken over het gezin is beïnvloed door religie,
politiek en maatschappelijke beeldvorming.
Over het algemeen onderscheiden we 4 periodes:
- 1875-1945 : Het gezin is de hoeksteen van de samenleving
Gezinnen zijn het fundament van de samenleving. Het Christelijk geloof bepaalt sterk het dagelijks
leven van en in gezinnen. Meneer pastoor had grote invloed op de gezinnen, hij is de baas. Ouders
gaven normen/ waarden over aan kinderen en zij gaven op hun beurt door aan hun eigen kinderen.
- 1945-1960 : Het gezin in wederopbouw
Na de oorlog. Veel gezinnen zijn arm. Er is een wederopbouw van de samenleving nodig waardoor er
aandacht kwam voor gezinsbeleid. Men wil arme gezinnen terug op het rechte pad krijgen. Voor hen
komt er gezinsgerichte hulpverlening. In die periode is er ook heel veel werk. Daardoor komen de
eerste gastarbeiders en dus eerste allochtone gezinnen naar ons land (wet op gezinshereniging)
De verzorgingsstaat kwam tot bloei: enkel goed functionerende gezinnen kunnen immers bijdragen
aan de wederopbouw van het land.
- 1960-1980 : Het gezin onder druk
Er ontstaan theorieën over gezinnen (opkomst systeemtheorie en wat later de contextuele) Er wordt
nagedacht over verschillende gezinsvormen. Gezinnen gaan op dat moment beginnen variëren. De
traditionele gezinsrollen worden overhoop gegooid (door o.a. emancipatie van vrouw en seksuele
revolutie). We spreken niet meer over traditionele gezinnen.
-> Het gezin was niet langer de hoeksteen van de samenleving.
- 1990-heden : Het gezin terug een hoeksteen?
Er bestaan heel veel alternatieve gezinsvormen. De hulpverlening gaat vaak het gezin gaan vervangen
(permanent of tijdelijk). De vraag ‘Moeten we niet terug naar het veilige kerngezin?’ laait op.
Lichte terugkeer naar idee dat gezin heel belangrijk is -> Vrijheid uit ‘60 is verdwenen
Vanuit politieke (maar ook maatschappelijke hoek) komt er ook terug aandacht voor het gezin,
omwille van een stijgende jeugdcriminaliteit en gewelddadige incidenten waarbij jongeren zowel
daders als slachtoffers zijn.
4. Gezinskenmerken
Socio-demografische kenmerken= SES: leeftijd, opleidingsniveau, aantal leden, woonplaats, inkomen,
Affectieve kenmerken: gevoelens die in het gezin spelen, hoe tonen ze aan mekaar dat ze elkaar graag
zien, de opvoedingsstijl, communicatiestijl, de risico en protectiefactoren
Cultuurpedagogische kenmerken: is er een cultuur van samen gezelschapsspelletjes spelen of van
speel maar op de iPad, wat doen ze, gaan ze wel eens naar een museum, de taal die wordt gesproken
= wat wordt er meegegeven en wat zijn de gewoontes
‘gezinskenmerken’ vaak als paraplubegrip gebruikt, niet altijd duidelijk is wat men juist zal bevragen.
2
,5. Gezinsvormen
- Kerngezin: ouders en kinderen = standaard in de Westerse samenleving na WO2
- Uitgebreid gezin: kerngezin aangevuld met minstens 1 verwant vb grootouders
- Eén-ouder gezin: breuk, onverwacht, overlijden, vrije keuze ‘BOM-moeder’
- Alleenwonenden: éénpersoonsgezin
- Ongehuwd samenwonenden: samenwonen zonder huwelijkscontract
- Living apart together (LAT): relatie met iemand maar niet hetzelfde onderdak delen.
- Living together apart (LTA): samenwonen zonder echte intieme relatie
- Nieuw samengesteld gezin: ouders met kinderen scheiden en vinden nieuwe partner: samenwonen met niet-biologische ouder van kind
- Holebi-/ homo-ouderschap: 2 mannen of 2 vrouwen die samenwonen
- Mikadogezin: meer gezinnen vallen uit elkaar, verschillende stukjes gezin komen samen en 1 stukje kan deel zijn van verschillende gezinnen
- Co-ouderschap: kind wordt opgevoed door beide ouders
-> Variant = Bird Nesting : het kind blijft in de huiselijke kring en de ouders verhuizen om de week (in plaats van het kind).
6. Gezins -en contextbegeleiding: what’s in a name?
6.1 Inleiding
HV wordt meer opgedeeld in clusters/ modules, waarbij het eenvoudiger is om tss de verschillende
clusters/ modules te schakelen: zo krijgt cliënt steeds die ondersteuning die hij nodig heeft.
Vroeger bestond dit niet -> Probleem lag bij kind = individu en symptoom gericht
Gezins- en contextbegeleiding worden dus “basisopdrachten” van een opvoeder/begeleider, of anders
gezegd: elke opvoeder/begeleider dient te beschikken over de competenties van een gezins- en
contextbegeleider. Het verschil tussen gezinsbegeleiding en contextbegeleiding zit ‘m in waar in de
begeleiding het accent op wordt gelegd
6.2 Gezins -en contextbegeleiding: poging tot omschrijving
Contextbegeleiding vooral een gezins- en opvoedingsondersteunende functie, de module
contextbegeleiding vaak kan gecombineerd worden met dagbegeleiding in groep of met verblijf.
De contextbegeleider wordt op die manier een “trajectbegeleider” van het kind en zijn gezin, die hen
volgt doorheen het volledige hulpverleningstraject binnen de organisatie.
Contextbegeleider Gezinswerker
- Praktisch pedagogisch advies en begeleiding - Permanente vraagverduidelijking & zorgafstemming
- Modelling - Expert i.v.m. gezinsondersteuning in team & beleid
- Ondersteuning van kind/jongere
- Inclusief ondersteunen -Administratieve regelingen: kostprijs, aanvragen
- Ondersteunen bij het toepassen van regelen, informatie en administratie sociale
vaardigheden in andere contexten voorzieningen
- info geven over impact beperking (ook GW) >> - Info geven over impact beperking (ook CB) >> hier
hier gericht op hoe ermee omgaan, jongeren accent op inspelen op beleving bij de ouders
willen weten waar ze aan toe zijn; sommige
jongeren sparen hun ouders
- Huiswerkbegeleiding, broer-zus relatie, stokloop - relatieprobleem ouders, contact budgetbegeleider
begeleiding met blind kindje, ritueel installeren - uitzoeken tegemoetkomingen, aanvraag hulpmiddel
= Focus kind = Focus ouders en gezin in zijn geheel
= Praktische en aflijnbare zaken = Versterken wederzijdse emotionele beschikbaarheid
In praktijk een grijze zonen: men moet overleggen!
Ouders opvangen nadat ze de diagnose van ASS bij hun zoon hoorden, is een taak van de gezinsbegeleider, en het
effect duiden van deze diagnose op zijn gedrag thuis is dan voor de contextbegeleider: overleg tussen de
contextbegeleider, de gezinsbegeleider en het team is dan ook uiterst belangrijk!
3
, -> Contextversterkend werken: zoeken naar en aansluiten op krachten binnen context kind om deze
om te zetten als middel om groei en ontwikkelingskansen van kind/jongere en zijn context te steunen.
-> Context: gezin, met aandacht voor hulp en stressbronnen in sociaal netwerk
-> Nadruk op bevorderen ouder-kind relatie
6.3 En wat dan met vroegbegeleiding
Vanuit Early Intervention in VS: onderwijskansen van kinderen uit zwak milieu optimaliseren
-> Nu ook voor kinderen met een ontwikkelingsachterstand.
-> DOEL: stimuleren van ontwikkeling van baby’s, peuters en kleuters met ontwikkelingsachterstand
= vroeghulp: slecht omdat er associatie was met kortdurende hulpverlening: nu vroegbegeleiding
= individuele, vroegtijdige, gestructureerde en lange termijn (thuis)begeleiding
-> Gestructureerd = alles in stapjes aanbieden ipv vanzelf aanleren normaal
3 peilers van alle diensten vroegbegeleiding
§ Ontwikkelingsgericht: vanuit mogelijkheden en rekening met kenmerken beperkign
§ Gezinsgericht: ouders gidsen in vaak onvoorziene periode, opbouwen stevig netwerk
§ Trajectgericht: samen kijken naar toekomst en haalbaar traject
4