Samenvatting Werken in gedwongen kader, ISBN: 9789088506581 Minor Werken in gedwongen kader
109 vues 0 fois vendu
Cours
Minor Werken in gedwongen kader
Établissement
Hogeschool Rotterdam (HR)
Book
Werken in gedwongen kader
Social work
Minor werken in gedwongen kader
jeugd & criminologie en macht
Werken in gedwongen kader
Methodiek voor het forensisch sociaal werk
Menger, Krechting, Bosker
Samenvatting Criminologie - toets Minor Werken in het gedwongen kader
Jeugd minor WIGK
VIGK. 9 gehaald a.d.h.v. deze samenvatting!
Tout pour ce livre (34)
École, étude et sujet
Hogeschool Rotterdam (HR)
Bachelor Social Work
Minor Werken in gedwongen kader
Tous les documents sur ce sujet (5)
Vendeur
S'abonner
LizaS20
Avis reçus
Aperçu du contenu
Werken in gedwongen kader hoofdstuk 5, 6, 9, 12 en 33
Hoofdstuk 5 Theorieën over ontstaan en ontwikkeling van delinquent gedrag
§5.1 Inleiding en relevantie voor de praktijk
Dit hoofdstuk beschrijft criminologische theorieën over ontstaan en ontwikkeling van
delinquent gedrag. Goede theorieën zijn relevant voor de praktijk. Ze helpen (nieuwe) kennis
toegankelijk te maken en zinvol te ordenen. Ze kunnen ook handige terminologie bieden. En
ze kunnen behulpzaam zijn bij discussie over onderlinge verschillen in handelen. Nieuwe
theorieën worden meestal opgesteld vanuit onvrede met eerdere theoretische aannames.
§5.2 Hele kleine geschiedenis van het onderzoek naar en theorieën over delinquent gedrag
Vermogensdelicten, geweldsdelicten en vernieling vormen samen de categorie
veelvoorkomende criminaliteit. Aan het eind van de 19e eeuw verklaarden wetenschappers
delinquent gedrag vooral uit (biologische) verschillen tussen mensen. Uit diezelfde tijd
dateren ook de eerste sociologische verklaringen voor delinquent gedrag waarbij juist veel
aandacht was voor de invloed van armoede, uitzichtloosheid en gebrek aan status. De
varianten uit de 20e eeuw gaan ervan uit dat delinquent gedrag ontstaat als mensen tekort
hebben en/of als zij gefrustreerd zijn omdat zij minder hebben dan anderen, en vervolgens
geen mogelijkheid tot verandering daarin zien (dit wordt strain genoemd). Delinquent gedrag
ontstaat volgens de Chicago School of Criminology aIs gewone mensen opgroeien en leven
in ongunstige omstandigheden.
Hoewel deze samenhang tussen armoede, slechte buurten en criminaliteit nog steeds
erkend wordt, is er steeds ook discussie over de verklarende kracht ervan. In reactie op deze
kritiek ontstond in de eerste helft van de 20e eeuw een nieuwe theoretische stroming met als
kern het idee dat delinquent gedrag ontstaat vanuit een leerproces in de omgang met ‘foute
vrienden (Sutherland, 1947).
Een ommekeer in het nadenken over delinquent gedrag kwam in 1969 met de publicatie
van het boek Causes of Delinquency van Travis Hirschi die ervoor pleitte om te zoeken naar
verklaringen waarom mensen niet delinquent worden. In zijn opinie wordt de mens asociaal
geboren, en kan dit alleen bedwongen worden via sociale controle die ontstaat vanuit sociale
bindingen aan bijvoorbeeld ouders en via conventionele activiteiten als werk of school. Een
lage zelfcontrole leidt niet alleen tot delinquent gedrag, maar ook tot een antisociale
levensstijl. Grootste kritiek op deze nieuwe theorie was dat de age-crimecurve hiermee niet
verklaard kan worden. Een ander kritiekpunt was dat zelfcontrole in veel onderzoek wordt
gemeten door de mate van criminele gedragingen te scoren.
In diezelfde tijd bliezen Sampson en Laub (1993) de socialecontroletheorie van Hirschi
(1969) nieuw leven in met hun invloedrijke boek Crime in the making. Belangrijke
gebeurtenissen in een mensenleven kunnen hier grote invloed op hebben, afhankelijk van de
levensfase waarin die gebeurtenissen plaatsvinden. Vernieuwend was daarnaast dat zij de
aandacht verlegden van een verklaring voor het ontstaan van delinquent gedrag naar het
proces van stoppen met delinquent gedrag (desistance).
De kennis heeft dankzij deze longitudinale studies een grote vlucht genomen. De huidige
discussie gaat echter nog steeds over de vraag of het nu de maatschappelijke of juist de
psychologische factoren die de grootste invloed hebben. Ook biologische factoren worden
daarnaast een steeds belangrijkere plaats toegedicht.
,§5.3 Drie modellen voor ontstaan en ontwikkeling van delinquent gedrag
Het driepadenmodel van Loeber benadrukt het belang om onderscheid te maken in het
type gedrag, met name in confrontationeel gedrag (zoals fysieke agressie) en heimelijk
delinquent gedrag (zoals vermogensdelicten). Het tweepadenmodel van Moffitt
onderscheidt twee typen daders op basis van leeftijdsverloop en oorzakelijke factoren
(persisterend delinquent gedrag begonnen in de vroege kindertijd versus in de adolescentie
begonnen delinquent gedrag dat meestal weer stopt). Het antisociaal-potentieelmodel van
Farrington laat zien waarom het handig is onderscheid te maken in de factoren die de
algemene geneigdheid tot delinquent gedrag tussen mensen verklaren, naast factoren die
verklaren waarom iemand op een bepaalde tijd en plaats een delict pleegt.
§5.3.1 Het driepadenmodel van Loeber: typen delicten
Het driepadenmodel van Rolf Loeber beschrijft de ontwikkeling van typen delinquent gedrag
bij jongens. Het model is gevisualiseerd als een piramide. Met de vorm wordt aangegeven
dat de meeste jongens zich op de onderste treden begeven (relatief lichte vergrijpen) en dat
steeds minder jongens de weg naar boven afleggen (ernstige criminaliteit).
De onderste en middelste treden horen bij het pad over opstandig gedrag en conflicten met
autoriteit, gedragingen die in de puberteit niet zo zeldzaam zijn. In dit model gaat het om het
vertonen van dit gedrag (ruim) voor het 12e jaar. Hierbij kan het gaan om het linkerpad van
openlijk delinquent gedrag (zichtbaar: verkrachting, mishandeling, moord) en het
rechterpad van heimelijk delinquent gedrag (stiekem: brandstichting, fraude, inbraak). Uit
de longitudinale studies blijkt dat jongeren de meest zorgwekkende prognose hebben aIs zij
zich op beide paden begeven en zowel openlijke als heimelijke delicten plegen.
§5.3.2 Het tweepadenmodel: typen daders
In het tweepadenmodel van Moffitt worden twee typen daders onderscheiden op basis van
het verloop van de periode waarin delicten worden gepleegd, en de achterliggende oorzaken
daarvan. Het onderscheid begint met de levensfase waarin het antisociale of criminele
gedrag start. In de kindertijd is childhood-onset of vroege starters genoemd, in de
adolescentie is adolescence-onset of late starters genoemd.
De verklaring voor het criminele gedrag van de kleine groep vroege starters wordt binnen dit
tweepadenmodel gelegd in de combinatie van individuele kenmerken van een kind en
kenmerken van de omgeving waarin dat kind opgroeit. Vanaf jongs af aan vertonen zij al
meer antisociaal gedrag. Als een kind met dergelijke gedragsproblemen opgroeit in een
omgeving die daar helemaal niet goed mee om kan gaan, ontstaat een negatief
socialisatieproces.
Het andere type dader begint niet in de kindertijd, maar in de adolescentie (met name op de
middelbare school) met delicten plegen. Daarbij gaat het niet om jongeren die af en toe
regels overtreden en niet zulke ernstige delicten plegen, maar het gaat specifiek over
jongeren die in de adolescentie de vroege starters evenaren qua ernst en frequentie van het
plegen van een delict.
Volgens het tweepadenmodel vertonen deze jongeren delinquent gedrag uit (onbewuste)
onvrede met hun onvolwassen maatschappelijke status terwijl ze doorgaans al wel
biologisch volwassen zijn, want in staat tot voortplanting (dit wordt de maturity gap
genoemd). Wanneer jongeren ouder worden, neemt de verwarring rond de eigen identiteit af
en omdat zij in de kindertijd een relatief normaal socialisatieproces hebben doorlopen,
hebben ze meer mogelijkheden om met het ouder worden te kiezen voor een legitieme
loopbaan.
, Een belangrijk oorzakelijk verschil tussen beide typen is dat omgevingsfactoren, zoals het
aantal delinquente vrienden, vooral invloedrijk zijn bij de late-starters en dat biologische
invloed nadrukkelijk aanwezig is bij de neurocognitieve gebreken van de vroege starters. Het
model weerspiegelt gemiddelde resultaten uit onderzoek. De individuele werkelijkheid is altijd
complexer dan een model en een model is met deterministisch. Dat betekent dat een kind
dat overeenkomsten vertoont met de beschrijving van een vroege-starter niet per se zal
doorgroeien tot een persisterend delinquent.
§5.3.3 Het antisociaal-potentieelmodel
Het intisociaal-potentieelmodel maakt onderscheid in de factoren die bijdragen aan de
verklaring waarom mensen daders worden en de verklaring waarom een delict wordt
gepleegd. Het antisociaal-potentieelmodel onderscheidt lange termijn en korte termijn
antisociaal potentieel. Lange termijn antisociaal potentieel (LTAP) verklaart waarom
mensen dader worden. De aanwezige hoeveelheid korte termijn antisociaal potentieel
(KTAP) helpt verklaren waarom een delict wordt gepleegd. Wanneer het KTAP toeneemt,
wordt de kans op een delict groter.
De belangrijkste situationele factoren die bijdragen aan LTAP zijn antisociale ouders en
vrienden en andere antisociale rolmodellen, opgroeien en leven in moeilijke omstandigheden
(armoede, werkeloosheid, criminele buurt) en inadequate opvoedingsmethoden met veel
instabiliteit, wat leidt tot gebrekkige hechting en socialisatie. De belangrijkste individuele
factoren in dit model zijn hoge impulsiviteit en lage angst.
Het KTAP helpt bij het verklaren waarom een delict op een bepaald moment wordt gepleegd.
KTAP gaat niet over verschillen tussen mensen maar meer over verschillen binnen mensen.
KTAP verschilt van moment tot moment en daarop zijn factoren van invloed als emoties
(woede of frustratie), groepsdruk, maar ook of iemand alcohol of drugs heeft gebruikt.
De gelegenheidstheorie stelt dat de verklaring voor delinquent gedrag ook gestuurd wordt
door de aanwezigheid van de gelegenheid tot het plegen van delinquent gedrag – een te
stelen buit of een slachtoffer. De routineactiviteitentheorie stelt dat wie of wat slachtoffer of
dader wordt heel erg afhankelijk is van vaste patronen.
§5.4 Basisprincipes over risicofactoren voor het ontstaan van delinquent gedrag
Voor een goed begrip van risicofactoren en ter aanvulling van de besproken modellen,
volgen nu een aantal basisprincipes over risicofactoren voor het ontstaan van delinquent
gedrag.
Er zijn verklarende en niet-verklarende risicofactoren niet-verklarende
risicofactoren, zoals ernstig agressief gedrag in de kindertijd of eerdere
veroordelingen, zijn symptomen van delinquent of antisociaal probleemgedrag op een
eerder moment in de tijd.
Risicofactoren werken altijd in op elkaar en op de context risicofactoren (die de
kans vergroten) en beschermende factoren (die de kans verkleinen) hebben invloed
op het ontstaan van delinquent gedrag.
Het is niet mogelijk delinquent gedrag te voorspellen op individueel niveau
De invloed is meestal groter als risicofactoren van jongs af aan aanwezig zijn
risicofactoren die van jongs af aanwezig zijn, hebben vaker een langdurige of zelfs
permanente invloed omdat ze de ontwikkeling van een kind beïnvloeden.
Het aantal risicofactoren is belangrijker dan de aard van de risicofactoren diverse
onderzoeken hebben laten zien dat het vooral de opeenstapeling van risico- en
beschermingsfactoren is die de grootste invloed heeft op de ontwikkeling.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LizaS20. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.