BEDRIJFS- EN
ONDERNEMINGSSTRATEGIE
Pagina 1 van 167
,INHOUDSOPGAVE
0. Intro en management begrippen: context…………………………… …………3
1. Het concept strategy…………………………………………………………………………8
2. Analyse van een “industry”…………………………………………………………… . 21
3. Middelen en capaciteiten……………………………………………………………… … 36
4. De aard en bronnen van competitief voordeel…………………… ……… . . 51
5. Industrie-evolutie en strategische verandering……………………………65
6. Technologie gebaseerde industrieën en het beheer van
innovatie………………………………………………………………………………………… . 82
7. Corporate strategy………………………………………………………………………… . 97
8. Globale strategieën en de multinationale onderneming…… ………117
9. Strategie realiseren………………………………………………………………………137
10. Huidige trends in strategisch management……………………………… . 155
Pagina 2 van 167
,0 INTRO EN MANAGEMENT BEGRIPPEN: CONTEXT
Notie:
“corporate” = de gehele groep
“business” = kan een divisie, eenheid, … zijn
→ Tussen deze 2 neem je verschillende beslissingen voor strategie
1. Introductie en doelstellingen
1.1 Management sleutel concepten
• Organisaties = mensen die samenwerken en hun acties coördineren om specifieke
doelen te bereiken.
• Doel = een gewenste toekomstvoorwaarde die de organisatie wil bereiken.
o Dit kan zeer variërend en verschillend zijn → je moet steeds vertrekken vanuit
de doelstelling om strategie te bepalen
• Management = het proces van het gebruik van organisatorische middelen om de
doelen van de organisatie te bereiken door... plannen, organiseren, leiden en
controleren.
• Middelen = zijn bedrijfsmiddelen en omvatten:
o Mensen,
o Machines,
o Grondstoffen,
o Informatie, vaardigheden,
o Financieel kapitaal
• Managers = zijn de mensen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het gebruik
van de middelen van een organisatie om haar doelen te bereiken.
1.2 Organisatorische prestatie
Meet hoe efficiënt en effectief managers middelen gebruiken om klanten tevreden te stellen
en doelen te bereiken.
• Efficiëntie = een maatstaf voor hoe goed middelen worden gebruikt om een doel te
bereiken. (Gewoonlijk moeten managers proberen de input van middelen te
minimaliseren om hetzelfde doel te bereiken).
o Zo weinig mogelijk
• Effectiviteit = een maatstaf voor de geschiktheid van de gekozen doelen (zijn dit de
juiste doelen?), en de mate waarin deze worden bereikt.
o Gericht naar de juiste doelstelling
Pagina 3 van 167
, 1.3 Drie levels van management
Top management:
• Verantwoordelijk voor de prestaties van alle afdelingen en hebben
afdelingsoverschrijdende verantwoordelijkheid (de gehele organisatie).
• Stellen organisatiedoelen vast en houden toezicht op de middle managers.
• Het “C-niveau” (CEO, Chief, …) of “M” en “M-1”
• Wie bepaalt wie de topmanagers zijn? Verschilt van sector, bv in bank zijn het de
financiële managers, in marketing is het de marketing, …
Middle managers:
• Begeleiden de eerstelijnsmanagers.
• Zij zijn ook verantwoordelijk voor het vinden van de beste manier om de middelen van
de afdeling in te zetten om de doelstellingen te bereiken (staat in voor afdeling).
• Bv. financieel manager – “M-2, M-3, M-4, …”
First-line managers (eerstelijnsmanagement):
• Verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken.
• Zij houden toezicht op de mensen die de activiteiten uitvoeren die nodig zijn om het
goed of de dienst te leveren (de gewone werknemers).
• Nemen vaak korte termijn beslissingen (<1 jaar)
1.4 Leidinggevende functies
Henri Fayol was de eerste om de vier managementfuncties te beschrijven toen hij eind 1800
de CEO van een groot mijnbouwbedrijf was.
Fayol merkte managers op alle niveaus op, die in een profit of non-profit organisatie werken.
Ze moeten elk van de functies uitvoeren:
• Plannen
• Organiseren
• Leiden
• Controleren
Pagina 4 van 167