INLEIDING TOT
FISCALITEIT
KU Leuven Campus Brussel
ACADEMIEJAAR 2020-2021
ROXANE VAN HAUWERMEIREN
,Inhoudsopgave
Inleiding.....................................................................................................................................................................2
Het begrip belasting..............................................................................................................................................2
Kenmerken............................................................................................................................................................2
Noodzakelijk karakter............................................................................................................................................2
Functies.................................................................................................................................................................3
De financiële functie..........................................................................................................................................3
De economische functie....................................................................................................................................5
De sociale functie..............................................................................................................................................5
Wie mag heffen?...................................................................................................................................................5
Grondwettelijke beginselen..................................................................................................................................6
Wettelijkheidsbeginsel......................................................................................................................................6
Eenjarigheidsbeginsel........................................................................................................................................6
Gelijkheidsbeginsel............................................................................................................................................7
Andere beginselen en kenmerken........................................................................................................................7
Indeling van de belastingen................................................................................................................................11
Directe belastingen.........................................................................................................................................12
Indirecte belastingen.......................................................................................................................................12
Administratieve inrichting...................................................................................................................................12
Deel 1: De directe belastingen................................................................................................................................13
Personenbelasting...............................................................................................................................................13
Inleiding...........................................................................................................................................................13
Onroerend inkomen........................................................................................................................................20
Roerend inkomen............................................................................................................................................34
Beroepsinkomsten..........................................................................................................................................39
Diverse inkomsten...........................................................................................................................................54
Berekening in de PB........................................................................................................................................61
Vennootschapsbelasting.....................................................................................................................................70
Toepassingsgebied..........................................................................................................................................70
Belastbare inkomsten......................................................................................................................................70
Vaststelling belastbare grondslag...................................................................................................................70
Tariefdaling vennootschapsbelasting..............................................................................................................76
1
,INLEIDING
HET BEGRIP BELASTING
Een belasting = heffing/ betaling die opgelegd wordt door een overheid volgens bepaalde rechtsregels, met het
oog op het verzamelen van financiële middelen die nodig zijn om uitgaven te doen in het algemeen belang
Doel: voorzien in nodige uitgaven door het verzamelen van fondsen
KENMERKEN
1. Dwingend karakter
- Als we ons niet kunnen houden aan de regels = sanctie. Dit kan de vorm aannemen van een
geldboete/ gevangenisstraf (fraude)/ beroepsverbod/…
2. Financieel doel
= hoofddoel
- Belastingen worden gebruikt om voldoende fondsen bijeen te verzamelen om uitgaven te kunnen
doen in het algemeen belang
- Belastingen zitten samen in 1 pot en worden gebruikt wanneer nodig bv. wegenonderhoud,
subsidiëring onderwijs, …
3. Geen onmiddellijk aanwijsbare tegenprestatie
- Er wordt niet meteen een voordeel behaald, geen onmiddellijke tegenprestatie tussen het betalen
van een belasting en voor wat dit wordt aangewend
Enkel wanneer deze kenmerken SAMEN worden voldaan, kunnen we spreken van een belasting!
Volgende zaken worden NIET beschouwd als een belasting:
A. Strafrechtelijke boetes
- Hoofddoel is hier geen financieel doel, maar veiligheid van burgers waarborgen
- Voorbeeld: boete bij te snel rijden. Is een dwingende boete, je kan er niet aan ontkomen.
Hoofddoel is hier de veiligheid waarborgen, dat er geld in de schatkist komt, is mooi meegenomen
maar is zeker niet het hoofddoel
B. Inkomgelden van bv. musea en zwembaden
- Zijn niet dwingend en verwachten bovendien een tegenprestatie: u betaalt en mag in ruil gebruik
maken van het zwembad
C. Aankopen van vervoerbewijzen van openbare vervoersmaatschappijen
- Niet dwingend, maar wel een tegenprestatie
D. Retributies (tolgelden, parkeerretributies, havenrechten, …)
- Worden vaak verward met belastingen
- Niet dwingend, maar wel een tegenprestatie
E. Parafiscale bijdragen
- Bijdragen die werknemers/ werkgevers moeten betalen aan de sociale zekerheid
- Dwingend karakter: op loonbrief zal RSZ afgetrokken staan (net zoals belastingen)
- Worden apart gehouden en komen niet terecht in 1 grote pot, komen terecht bij RSZ die dit zal
gebruiken om bv. vervangingsinkomen uit te keren
- Sociale bijdragen ≠ belastingen!
NOODZAKELIJK KARAKTER
Vrijwillige bijdragen lukken nooit en dat is de reden waarom de overheid moet werken met een
belastingsysteem = absolute nood
2
,2 redenen
1. In een moderne maatschappij zijn de productiemiddelen in handen van de burgers, zij willen dat deze
vergoed worden. De overheid doet dit ook, maar is hier te arm voor en werkt daarom met een
belastingsysteem.
2. Er zijn bepaalde taken die minder geschikt zijn om op privé-initiatief te organiseren. Zijn verlieslatend
en kosten heel veel geld. De overheid neemt deze rol op haar, maar moet hiervoor over voldoende
inkomsten beschikken. Lost dit op met belastingsysteem
FUNCTIES
DE FINANCIËLE FUNCTIE
= belangrijkste functie: voldoende fondsen verzamelen om te voorzien in nodige uitgaven
Principe: belastingen bestaan bijna uitsluitend uit bijdragen in geld om de overheidsuitgaven te helpen
financieren
Vroeger bestonden ook bijdragen in natura, nu gebeurt dit nog zelden
Voorbeeld van bijdrage in natura: erfbelasting. Je moet betalen wanneer je iets erft. Dit mag in geld, maar
mag ook via kunstwerken
België kent een hoge belastingdruk:
1. Relatieve belastingdruk in Europa wordt uitgedrukt in een percentage t.o.v. het BBP. BBP = de totale
omzet die in een land wordt behaald uit productie van G&D. Hoeveel van deze omzet belandt
uiteindelijk in de schatkist onder de vorm van een belasting?
- België op n°3 met 44,8% = per €100 omzet dat in België gerealiseerd wordt, gaat 44,8% naar de
overheid
- Dit is een vertekend beeld want percentage houdt rekening met parafiscale bijdragen. In België is
dit percentage hoog omdat 31% van de 44,8% sociale bijdragen zijn.
- In VS zijn er geen verplichte sociale bijdragen (= parafiscale bijdragen) waardoor het percentage
ook lager ligt. Zij werken op vrijwillige basis. Een rijk persoon kan dus zonder probleem zich privé
verzekeren, een arm persoon kan dit niet.
2. Belastingdruk op arbeid
- Percentage geeft het verschil aan tussen de totale kost voor de WG en het nettoloon van de WN,
houdt rekening met WG-/WNbijdrage
- België op n°1 met 52,2% voor een alleenstaande
- België op n°7 met 36,5% voor een gezin met 1 gemiddeld inkomen en 2 kinderen. De druk daalt
om 2 redenen: kinderen leveren een fiscaal voordeel op + huwelijksquotiënt
Kinderen verhogen de belastingvrije som
Huwelijksquotiënt: een deel van het beroepsinkomen van de werkende partner wordt
overgeheveld naar de andere partner en het deel dat normaal aan het hoogste tarief
belast werd, zal nu belast worden aan een voordeliger lager tarief.
- België op n°1 met 44,5% voor een gezin met 2 inkomens en 2 kinderen
1 gemiddeld inkomen en 1 lager inkomen
Voordeel van huwelijksquotiënt valt weg dus daarom is er een stijging
3. Vennootschapsbelasting
- Europees gemiddelde gaat de laatste jaren in dalende lijn
- KMO’s staan voor een belangrijke beslissing: zetten ze hun activiteit verder als zelfstandige of
worden ze een vennootschap? Zelfstandige activiteiten worden namelijk zwaarder belast
3
, Probleem: overhevelen van winsten in de vennootschap naar persoonlijk eigendom kost
ook!
- Opmerking: KMO’s betalen vanaf 2018 nog 20,4% vennootschapsbelasting op de eerste €100 000
belastbare winst
- Landen met een lagere vennootschapsbelasting trekken meer vennootschappen aan = positief
want zo innen we meer belastingen
4. Tarieven BTW
- Gemeenschappelijk stelsel in EU
- België op n°10
5. Successierechten en schenkingsrechten
- Op erfenissen en giften
- België op n°1
Normen van financiële techniek:
1. Belastingsysteem moet aan bepaalde voorwaarden voldoen = normen
2. Begroting wordt jaarlijks opgemaakt door de overheid
Raming van uitgaven
Zoektocht naar inkomsten om uitgaven te dekken
A. Geregelde belastingopbrengst
- Belastingsysteem moet voldoende stabiel zijn
Overheid moet kunnen vertrouwen op systeem, moet voldoende zekerheid hebben dat
ze jaarlijks over opbrengsten kan beschikken
- Inspelen op conjunctuur
Voorbeeld: btw-opbrengsten zijn afhankelijk van de conjunctuur. In hoogconjunctuur is
er meer consumptie en zal er bijgevolg meer BTW ontvangen worden. In laagconjunctuur
zal het omgekeerde gelden.
- Mix aan belastingen is belangrijk
Belastingen spreiden over arbeid, personen, …
B. Eenvoudig belastingstelsel
- Veel verschillende soorten belastingen: kennen elk eigen regels en bijzonderheden
- Stelsel verandert continu bv. door invloed van EU
- Niet het geval in België
C. Snelle inning
- Overheid kent grote uitgaven en wil daarom een snelle inning want anders moet ze lenen
- Voorbeeld: voorschotstelsel. Loon van 2020 wordt pas belast in 2021. Belastingplichtigen krijgen
dus veel tijd om dit te doen, maar dit duurt veel te lang voor de overheid. Daarom moet de WG
een deel van het loon afhouden (= bedrijfsvoorheffing), dit deel wordt doorgestuurd naar de
overheid die zij dan kan gebruiken voor haar uitgaven. Vaak is het voorschot hoger dan de
werkelijke belasting, daarom is er later een terugbetaling met het aanslagbiljet
D. Goedkope inning
- In België gaat minder dan 1% verloren aan inningskosten
E. Eerbiediging van de belastinggrens = max draagkracht belastingplichtigen
- Belastinggrens = relatieve belastingdruk die belastingplichtigen aankunnen
- Bij een overdreven hoge grens zullen belastingplichtigen geneigd zijn om belastingontduiking,
fraude, … uit te oefenen
- Vroeger waren er in omringende landen geen belastingen op coupons van obligaties terwijl dit in
België wel het geval was. Belgen gingen dan massaal naar het buitenland. Wanneer België het
4
, tarief verlaagde, had dit een positief effect en gingen veel Belgen hun inkomsten daadwerkelijk
aangeven. Dit duidde er dus op dat de grens overschreden werd.
DE ECONOMISCHE FUNCTIE
Belasting heffen heeft natuurlijk ook een invloed op de economie, en dit op verschillende manieren
1. Invloed op de prijsvorming
- Hoe meer belastingen, hoe duurder het product
Meer dan 80% van de beziende prijs ligt in handen van de overheid: accijnzen,
belastingen op deze accijnzen en directe belastingen op de winst van bedrijven
- Stel dat er een begrotingstekort is en er is dringend nood aan nieuwe inkomsten. Er zal dan
hoogstwaarschijnlijk een verhoging van accijnzen zijn (bv. alcohol, benzine, tabak, …)
2. Invloed op het spaarwezen
- Voorbeeld: pensioensparen
Fiscale aanmoediging d.m.v. belastingvermindering
Ingestoken geld kan niet opgevraagd worden voor 60 jaar, indien toch ervoor = hogere
taxatie (als straf)
3. Invloed op de consumptie
- Door bepaalde producten zwaarder te belasten, zal de vraag hiernaar afzwakken
- Voorbeeld: EU wil markt beschermen tegen invoer van producten uit derde landen. Zij zal haar
eigen markt aanmoedigen door hogere belastingen toe te passen op deze producten (zoals Trump
met Chinese producten)
4. Invloed op de investeringen
- Investeringen aanmoedigen via fiscale voordelen
- Voorbeeld: investeringsaftrek
5. Invloed op de tewerkstelling
- Hoge werkloosheid kan opgelost worden door
De parafiscale bijdrage te verlagen: WGbijdrage verminderen
Fiscale tegemoetkomingen bieden aan WG’s die bijkomend personeel willen aanwerven:
tijdelijke vrijstelling op winsten bij bijkomend personeel
DE SOCIALE FUNCTIE
1. Herverdeling van inkomens en vermogens d.m.v. belastingen
- Voorbeeld: personenbelasting. Is een progressieve belasting = hoe meer men verdient, hoe hoger
de belasting. Je moet dus meer afgeven naarmate je meer verdient
2. Familiale aanpassing van belastingen
- Voorbeeld: personenbelasting. Er wordt rekening gehouden met de gezinssituatie bv. aantal
kinderen, werkloosheid, handicap, …
3. Verlichting van BTW op levensnoodzakelijke goederen
- Het normale tarief bedraagt 21%, maar in sommige gevallen geldt er een tarief van 6%
WIE MAG HEFFEN?
Zie Grondwet – art.170
1. De staat (federale overheid)
- Uniforme werking voor hele land
- Voorbeeld: BTW, vennootschapsbelasting, …
2. De gemeenschappen en gewesten (regionale overheid)
5
, - Belastingen verschillen per gemeenschap/ gewest
- Voorbeeld: belasting op leegstand en verkrotting
3. Provincies en gemeenten (lokale overheid)
- Voorbeeld: ophalen van huisvuil
4. Bepaalde publiekrechtelijke instellingen (bv. polders en wateringen) (NIET vermeld in WB)
- Voorbeeld: beheer van dijken. Dit is om inwoners te beschermen, maar moet hier ook uitgaven
voor maken. Mag hiervoor zijn eigen belastingen opleggen = polderbelasting
5. Internationale instellingen (bv. EU) (NIET vermeld in WB)
- Voorbeeld: invoerrechten
GRONDWETTELIJKE BEGINSELEN
WETTELIJKHEIDSBEGINSEL
Zie art. 170 G.W.
Principe: geen wettekst = geen belasting
Ook wijzigingen kunnen enkel gebeuren a.d.h.v. een wettekst
Federale belasting = wet
Regionale belasting = decreet (ordonnantie in Brussel)
Lokale belasting = besluit van de Raad
Wettekst kan niet zomaar tot stand komen! Altijd toestemming nodig van volksvertegenwoordigers, dit is
een grote waarborg naar burgers toe
Een belasting is pas rechtsgeldig als erover beslist is door “een beraadslagende vergadering die
democratisch is verkozen”
Gevolgen van het beginsel voor de overheid:
1. Verplichting tot inning van de wettelijk verschuldigde belasting
- Elke belasting die wettelijk verschuldigd is, moet geïnd worden
- Voorbeeld: dochteronderneming heeft grote schuld bij de fiscus. Moeder is bereid om dochter te
helpen, maar wil in ruil dat 50% van de fiscale schulden wordt kwijtgescholden. Dit mag dus niet!
Zie legaliteitsbeginsel: alles wat de overheid doet, moet gebaseerd zijn op de wet + nieuwe
wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast.
2. Afwijkingen van de wet in commentaren zijn niet toegelaten
- Vloeit uit het legaliteitsbeginsel
- Vaak voorkomend bij nieuwe wetten
- Wet primeert boven alles
EENJARIGHEIDSBEGINSEL
Zie art. 171 G.W.
Principe: belastingen worden jaarlijks gestemd
De geldigheidsduur van belastingwetten, decreten en besluiten is 1 jaar = begrotingsjaar/ kalenderjaar. Dus
elk jaar worden de belastingen herstemd (vaak is dit een gewone verlenging)
Uitvoerende macht moet jaarlijks de bevoegdheid krijgen om belastingen te vestigen volgens de
belastingwetten
Bestaande wetten worden verlengd in Begrotingswet (of Financiewet, wanneer de Begrotingswet niet tijdig
wordt afgerond)
6