Gedragstherapie 2020-2021
Professor Chris Schotte
1
,Gedragstherapie: Deel 1 (NL/VL traditie)
1. Het gedragstherapie-effect = som van 3 factoren
1) Common-sense factoren: factoren die bij iedereen zouden helpen zoals een goed
gesprek, aandacht, …
2) Common factors: therapeutische alliantie, setting, patiënt variabelen à aspecifieke
factoren
- Werkrelatie, verstandhouding, vertrouwensrelatie waarbinnen zelfonthulling
mogelijk is
- Specifieke veilige ‘healing’ setting
- Wederzijdse gedeelde kennis: over probleem, denkkader, interventies
- Treatment procedure waarin patiënt en therapeut geloven
- Evenwicht in relatie vertrouwen/afstand
- Gekwalicifeerde, competente therapeut die mandaat heeft
3) Schoolspecifieke factoren: vooral nodig bij ernstige problematieken
2. Specifieke factoren voor de VL/NL traditie
1) GT als toepassing van experimenteel geverifieerde leerprincipes
2) GT als toepassing van wetenschappelijke, experimentele methode op klinische
problemen
- Maatwerk bij individu, niet bij stoornis (N=1 experiment)
- Komt voort uit gedragstherapeutisch proces
3) Steeds een verificatie van de effectiviteit van de therapeutische interventies en
programma’s
3. Behaviorisme als wetenschapsfilosofie
2 leerparadigma’s: Pavlov, Watson & Skinner
Foute basisparadigma’s die geleid hebben tot fouten in toepassingen en interventies:
- Objectieve methodologie: enkel het observeerbare telt (S-R psychologie, black
box van cognities)
- Darwiniaans perspectief: bevindingen bij lagere diersoorten zijn uit te breiden
naar de mens
- Tabula Rasa: alles is nurture (aangeleerd)
- Ozparadigma’s: Klassieke en Operante Conditionering
4. De gelaagdheid van het gedragstherapeutisch proces (= niet-specifieke factoren):
2 basishoudingen waartussen therapeut schakelt (complementariteit van de 2!)
- JOIN: rechtstreekse, directe benadering, congruent
o Ordening van cliënt volgen, nuanceren en werkbaar maken
o Direct, rechtstreeks op probleem richten en bewerken
o ACTIVEREN ‘vb. doe iets ipv slapen’
- JUDO: indirecte benadering, incongruent
2
, o Bij weerstand: niet trekken aan cliënten, er gebruik van maken
o Paradoxale interventies: interventie waarbij we de klacht van de persoon
gaan voorschrijven, aanmoedigen of tolereren
§ Gebruik bij anticipatieangst, weerstand, vermijding, machtsstrijd
§ Methode:
• Doel: ongewenst gedrag doen evolueren naar beter te
controleren gewenst gedrag
• Centraal: cognitieve heretikettering van ongewenst gedrag
waarbij positieve of copingsaspecten benadrukt worden
• Cliënt ervaart het advies als congruent en logisch
• Nauwkeurig gedragsvoorschrift: frequentie, wijze, …
• Toevoeging van andere elementen: humor, overdrijving, …
• Resultaat: mengeling van paradoxale en congruente
elementen
5. Fasen van het gedragstherapeutisch proces
Het gedragstherapeutisch proces (N=1 experiment) bestaat uit 6 fasen die niet strikt af te
bakenen zijn:
1) Taxatiefase:
o Therapeutische en psychiatrische diagnostiek: FA, BA, HT
o Kennismaking: motivering en relatievorming
2) Behandelplan
o Strategie inhoudelijk en interactioneel bepalen
o Keuze eerste probleemgebied
o Voorstellen therapieplan
3) Registraties
o Gebeuren in de loop van de therapie
§ Kwalitatief: info taxatiefase
§ Kwantitatief: effectiviteit van therapie
o Structureren van de behandelingssessies en impact geven van de therapie
4) Interventies
o Twee classificaties: S-R en leertheoretisch onderbouwd op grond van BA
en FA
5) Evaluatie
o Met meetinstrumenten of vragenlijsten
6) Afsluiting
6. Taxatiefase: wat, doelen
Doelstellingen:
- Kennismaking: “a two-way assessment”!
- Therapie-institutionalisering: uitleggen wat therapie inhoudt, verwachtingen, regels,
afspraken, deontologie, prijs, frequentie, …
- Diagnostiek: beschrijvende en therapeutische diagnostiek
o Beschrijvend: DSM referentiekader
§ Ziekte herkennen
§ Communiceren met andere hulpverleners
§ Richtlijn voor psychotherapie
3
, o Therapeutisch: Model-eigen diagnostiek (hypothesen)
§ HT (probleemtheorie): ordening probleemgebieden volgens onderlinge
causale relaties en functionele identiteit
§ FA en BA
§ Topografische analyses dat probleem omschrijft als een keten van
situaties, gedrag, gedachten, gevoelens en gevolgen (delictketens of
misbruikketting)
- Beslissen tot therapie of niet
o Geen psychotherapie:
§ Niet psychologisch probleem
§ Organische oorzaak probleem (tumor ipv depressie)
§ Opvang door sociaal netwerk is beter
§ Weerstand te groot
o Doorverwijzing:
§ Problematiek ligt de therapeut niet of meer systemische invalshoek nodig
§ Problematiek te ernstig voor psychotherapie
§ Klikt niet
- Afstandsregulatie: nabijheid/afstand bepalen
Taxatie van het probleem gebeurt in de eerste 3 sessies:
- Inhoudelijke concretisering van het probleem
- Historiek klachten
- Oorzaken en aanleidingen voor problematiek
- Ernstinschatting
- Antecedenten en consequenties
7. De holistische theorie
= Ordening van de probleemgebieden volgens functionele identiteit (onderkenning) en
onderlinge causale relaties (verklaring)
- Individueel, op maat
- Vorm: verhaal/narratief, ondersteund door schema
- Casusconceptualisatie: algemene probleemtheorie waarbinnen klachten begrepen
kunnen worden
- Functionele identiteit:
o Voorgeschiedenis
o Persoonlijkheidskenmerken/kwetsbaarheden
o Levensomstandigheden/stressoren
o Klacht
- Verklaring: iemand met bepaalde voorgeschiedenis heeft bepaalde
persoonlijkheidskenmerken en kwetsbaarheden ontwikkeld. Door in contact te
komen met levensomstandigheden en stressoren ontwikkelen zich klachten.
Belangrijke analyse: waarvoor?
- Referentiekader
- Theoretische onderbouwing
- Probleemgebieden bestaan uit transdiagnostische factoren, niet uit diagnoses
- HT à probleemgebied selecteren à BA en FA
4