Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Osteologie en Arthrologie Cursus €5,49
Ajouter au panier

Notes de cours

Osteologie en Arthrologie Cursus

1 vérifier
 659 vues  5 fois vendu

Aangezien er van dit vak geen cursus aanwezig is heb ik besloten deze zelf te maken. Alles wat hier je moeten weten voor je examen staat hier in. Duidelijk beschreven inclusief plaatjes en tekeningen uit de les. Zonder herkansing dit vak gehaald!!

Aperçu 4 sur 53  pages

  • 20 août 2014
  • 53
  • 2013/2014
  • Notes de cours
  • Steven van cruchten
  • Toutes les classes
Tous les documents sur ce sujet (2)

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: kre8tive • 6 année de cela

Traduit par Google

Clear and clear course, definitely recommended for Embryo

avatar-seller
DiergeneeskundeAntwerpen
Osteologie en arthrologie
Les 1
zie regio’s splanchnologie
ledenmaten. Onder de pols (=carpus) en tarsus (sprong) = dorsaal. Daarboven = craniaal.

Studie van de beenderen
Je hebt 2 soorten beenderen
- Spongieus been: sponsachtig met een spinnenwebstructuur en is vaak rood
van kleur doordat het het rode beenmerg bevat.
- Compact been: dik en compact. Geen trabekels. Visueel gewoon één structuur.

We hebben 5 soorten beenderen:
- Lang been/ os longum: Vb: humerus (opperarmbeen) en femur (dijbeen).
- Kort been/ os breve: Vb: carpaalbeentjes (handwortelbeentjes). Gelijke dimensies  vierkant.
- Platbeen/ os planum: Vb: neusbeenderen bij een rund
- Onregelmatig been/ os irregulare: Vb: wervels
- Sesambeen/ os sesamoideum: Vb: patella (knieschijf). Ontstaan op plaatsen van wrijving in pezen.


Beenvorming bij lange beenderen:

- Enchondrale beenvorming: thv groeischijven. De overgang diafyse en epifyse = groeischijven
 kraakbeen. bindweefsel wordt kraakbeen, en kraakbeen wordt bot. Aanmaak van bot
door groeischijf naar diafyse toe  verlenging beenderen. = lengtegroei.
- Perichondrale/peristale groei: Periost = botvlies. Dit periost heeft 2 functies. Ten eerste
bevat het veel zenuwuiteinden en bloedvaten, zorgt dus voor de bloedvoorziening van het
compacte been en voor de gevoeligheid. Hierdoor pijn bij stoten van bijvoorbeeld
scheenbeen (bot zelf voel je niet, maar door het periost ga je pijn hebben). Ten tweede zorgt
het periost voor diktegroei van het bot.




Beenmerg voorzien van bloed door voedingsarterie = arteria Nutricia.

Tibia= scheenbeen
1: Compact been
2: Spongieus been met witte




~1~

,Door oestrogene invloed zullen de groeischijven bij meisjes eerder sluiten dan bij jongens. Dit
verklaart waarom jongens vaak langer zijn dan meisjes.

Dwerggroei: groeischijven sluiten verbenen sneller (normaal pas in de pubertijd)  veel minder
lengtegroei. Frequent bij de mens (met name jongens) maar ook bij de huisdieren (kalf)

Bij jonge dieren (met name kleine huisdieren) is soms op een foto een ‘breuklijn’ te zien. Dit hoeft in
dit geval geen fractuur te zijn maar kan ook de (nog niet verbeende) groeischijf zijn.

Proximale epifyse (bovenste epifyse  dicht bij het lichaam) en Distale epifyse (onderste epifyse)

Vogels: Hebben zeer weinig roodbeenmerg, is opgevuld met lucht (voor vermindering van gewicht 
vliegen) = luchtzakken.

Articulatio tarsi = het spronggewricht (articulatio = gewricht).

Één hoofdarterie voorziet de binnenkant lange beenderen van bloed = arteria nutricia, deze komt het
bot binnen door een foramen = foramen nutricium.
Het compact been wordt voorzien van bloed door het periost (grenst aan elkaar).

Korte beenderen: bv. Pols  carpus. hebben maar één ossificatiecentrum, dus gaat zich vormen
vanuit één centrum. Lange beenderen hebben 3 ossificatiecentra, nl. in het proximale epifyse,
diafyse en distale epifyse.

Platte beenderen: bv. Neusbeenderen en schedel van een rund. Secundair in die platte beenderen
kunnen luchtruimtes ontstaan  sinussen. Voor gewichtsvermindering. Nadeel: kans op ontsteking,
want ze zijn omgeven door een respiratoir vlies. Dit vlies kan gaan ontsteken = sinusitis, komt veel
voor bij bv. Paard en rund. De sinus frontralis loopt door in de hoorn, wanneer men gaat onthoornen
krijg je een ruimte die een toegang is naar de sinus. Hier kan een besmetting plaatsvinden en dit kan
verder gaan ontsteken tot in het voorhoofd.

Conchae nasales = neusschelpen. Kronkelingen hebben verschillende functies:

- Opwarmen koude lucht. Dit is van belang omdat je weerstand wordt onderdrukt door de lage
temperatuur. Wordt opgewarmd doordat hierin veel bloedvaten lopen.
- Reuk. Turbulentie door kronkelingen, hierdoor is er meer stimulatie van het reukepitheel.
Doordat de kronkelingen vaak sterk uitgesproken zijn bij carnivoren hebben deze een betere
reuk dan bv. Het schaap waarbij deze veel minder uitgesproken is.

Os irregulaire = onregelmatige beenderen (hebben uitsteeksels, kunnen niet in andere groepen
geplaatst worden). Bv. De wervels. Ook bij wervels kunnen we te maken hebben met groeischijven
die er misschien als breuklijn uit kunnen zien.
Voorbeelden van uitsteeksels zijn die van de lenden,
deze beschermen de nieren (dorsaal). Dit is nodig
aangezien de ribben daar al zijn opgehouden.

Ossa sesamoidea. Onstaan door wrijving. Zijn vaak klein
maar hebben vaak een belangrijke functie, bv. Patella =
knieschijf. Bv. Bij het paard: Proximaal sesambeentje

~2~

,(2X), haakbeentje, en distale sesambeendje (1x). AAANDOENING. Door het proximaal sesambeentje
kan het paard staand slapen, dit zorgt voor een passieve manier van staan.

Varken: os rostrale = snuitbeen. Deze ontstaat door wrijving als gevolg van het wroeten.

Je kan verbening/botvorming krijgen door wrijving. Als je denkt aan schoudergewricht kan er
gewrichtsmuis ontstaan, dit is een stukje bot of kraakbeen dat in gewricht terecht komt. Hij gaat dan
migreren in het gewricht en wrijven tegen bepaalde structuren. Dan kan je osteofyten krijgen
(beenderige uitsteeksel die ontstaan door die wrijving).

Rund: Ossa cordis. Hartbeentjes, te vinden bij aortaklep. Worden groter naarmate de dieren ouder
worden. Bij Radiografie te zien als witte structuur (is dus normaal).

Hond (en bij andere carnivoren): Os penis = penisbeentjes.

Uniek bot: wordt eerst aangemaakt en vervolgens weer afgestoten (doordat de bloedvaten gaan
afsterven  breuklijn. De bloedtoevoer is gestopt waardoor ook het been zal afsterven). Bv. Bij een
gewei, er vindt bastvorming plaats wat secundair verbening gaan krijgen.

Soorten beenverbindingen:

- Diarthrose (beweeglijk) = synnoviaal gewricht. Bv. Elleboog. We hebben te maken met een
gewrichtholte wat gevuld wordt met vocht.
- Synarthrose (onbeweeglijk). Is een verbinding tussen bot met bindweefsel (Syndesmose),
kraakbeek (synchondrose) of been (synostose). Bv. Radius-ulna of schedelbeenderen (synostose).
- Amfiarthose (weinig beweeglijk). Bv. Een verbinding bekkenbeen en heiligbeen = ilio-sacraal en
de carpo-metacarpaal.

Tussen 2 beenderen zit een ruimte, deze wordt afgesloten door de gewrichtskapsel  bestaat aan
de buitenkant uit collageenbindweefsel = erg stevig, aan de binnekant wordt afgelijnd met een vlies =
synoviaal vlies. Deze maakt synoviaal vocht aan (gewrichtvocht). Bij opzwellen van de voet is hiervan
een overmatige aanmaak van dit vocht. Dit vocht werkt als glijmiddel tussen de 2 beenderen maar
gaat ook het gewrichtskraakbeen voeden. In sommige gevallen kan het gewrichtskraakbeen los
komen en gaat werken al gewrichtsmuis en kan leiden tot irritatie (ontsteking, hoge vochtproductie).

Hoe groter het dier, hoe minder de beweeglijkheid van de gewrichten.
Bij wervels alleen over elkaar schuiven van de wervels (voor flexibiliteit), bij een andere beweging
krijg je problemen met het ruggenmerg.

Les 2
asskelet = de wervels van de wervelkolom.
Colomna vertebralis = wervelkolom:

 Vertebrae cervicales = halswervels
 Vertebrae thoracicae = rugwevels
 Vertebrae lumbales = lendenwervels
 Vertebrae sacrales (meestal vergroeid tot os sacrum = heiligbeen)
 Vertebrae caudalis (= coccygeae) = staartwervels

~3~

, Costae (ribben) gaan vasthechten aan de wervels met terminale (disale) uiteinde vasthechten aan
het sternum (borstbeen).




Opbouw wervels:

- (Nr. 1) Wervellichaam (= corpus)
- (Nr. 6)Arcus (= wervelboog) = hierin ligt het ruggenmerg.
- (Nr. 8)Processus transversalis (= dwarsuitsteeksels). X2
- (Nr. 7) Processus spinosus (= spinaal uitsteeksel)
- (Nr. 9 & 10) Processus articularis (= gewricht uitsteeksels). Rusten op de achterste van de
volgende wervels  alliatie van de wervels. 2x craniaal + 2x caudaal.
- (Nr. 2) Extremitas (uiteinde) cranialis = craniale uiteinde wervel
- Extremitas (uiteinde) caudalis = caudale uiteinde wervel
- (Nr. 3)Crista ventralis = een kam ventraal op het wervellichaam
- (Nr. 4 & 5) Crista dorsalis = een kam dorsaal op het WERVELLICHAAM
- (Nr. 14 & 15) Inkeping aan de overgang van het lichaam naar de wervelboog. Zowel craniaal als
caudaal. = incisura vertrebralis cranialis en caudalis. = een doorgang van de spinale zenuw.
- Foramen intervertrebrale = toegang voor de spinale zenuw, gevormd door de incisura.
- (Nr. 11) Processus mammilaris (= tepeluitsteekseltje) .
- (Nr. 12) Processus accessori (=caudale uitsteekseltjes, thv tepeluitsteekseltje). Komen bij bv.de
rund en het paard niet voor. Bij carnivoren alleen op de laatste ruggenwervel en lenden.
- Spatium interarcuale = ruimte tussen de wervelbogen van verschillende wervels. KLINISCHE:
Hierdoor kan je een naald inbrengen! Dit is bij sommige wervels beter mogelijk dan bij andere
wervels ( grootte van de spatium).

Tussen de wervellichamen liggen de tussenwervelschijven = discus intervertebralis. Deze bestaat uit
2 delen:

1. Een fibreuze ring = annulus fibrosus. Deze houdt een gelachtige massa bij elkaar
2. Nuculeus pulposis = de kern bestaande uit voorgenoemde gelachtige massa. Dit zorgt voor
demping wanneer 2 wervels tegen elkaar komen. Bij een discus hernia, drukt de discus tegen het
ruggenmerg.




~4~

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DiergeneeskundeAntwerpen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

50843 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  5x  vendu
  • (1)
Ajouter au panier
Ajouté