Deze samenvatting is gemaakt voor het vak taalkunde2 van de lerarenopleiding Nederlands op het Windesheim College te Zwolle. De hoofstukken 1 tot en met 10 zijn samengevat.
Samenvatting H12 Woordvorming Taal en taalwetenschap - Taalbeschouwing 3.2 Spellingsdiscussies
Samenvatting Taal en taalwetenschap - Semantiek en pragmatiek
Samenvatting Taal en Taalwetenschap
Tout pour ce livre (36)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
HBO-Rechten
Lerarenopleiding Nederlands tweede graads
Tous les documents sur ce sujet (1)
7
revues
Par: mediant • 3 année de cela
Par: nesrin_bulduk • 5 année de cela
Par: jolindekroneman • 5 année de cela
Par: rvanhees • 6 année de cela
Traduit par Google
a welcome tool
Par: fritsvanderlep • 7 année de cela
Traduit par Google
This summary is very useful; not too short and certainly not too long.
Par: jo-anneoosterhof • 7 année de cela
Par: dijk1549 • 8 année de cela
Vendeur
S'abonner
DemiV
Avis reçus
Aperçu du contenu
Taal en taalwetenschap – Taalkunde2
Hoofdstuk 1: Van taal naar taalwetenschap
Taalgebruikers zijn in staat om te beoordelen of een zin wel of niet goed is op grond van hun kennis
van taal, niet uitsluitend op basis van hun geheugen. Deze kennis is niet bewust en vrij abstract,
veelal in de vorm van algemene regels, vandaar dat mensen meestal moeite hebben om uit te leggen
waarom een zin fout is.
Natuurlijke talen: door mensen gesproken talen die zich op natuurlijke wijze hebben ontwikkeld,
waarschijnlijk uit een soort primitief communicatiesysteem van onze voorouders.
Elke taal wordt gebruikt voor algemene communicatie.
Er zijn regels op te stellen waaraan de zinnen in een taal moeten voldoen; die regels vormen samen
de grammatica van een taal.
Het is bekend dat talen van elkaar verschillen wat betreft de regels waaraan de zinnen moeten
voldoen.
Roger Bacon schreef: de grammatica van alle talen is in wezen gelijk, al zijn er marginale verschillen.
Anoniem: iemand die de grammatica van één taal kent, kent tegelijkertijd, voor wat betreft de
essentie, de grammatica’s van alle talen.
- alle talen bestaan uit kleine elementen (klanken, handvormen);
- alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers;
- in alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen stellen en bevelen geven;
- alle talen hebben woorden voor zwart/wit of licht/donker.
Deze eigenschappen, die door alle talen worden gedeeld, worden universalia genoemd.
Het principe van compositionaliteit: woorden hebben elk afzonderlijk een bepaalde betekenis en
ieder woord is opgebouwd uit klanken die maken dat het woord onderscheiden kan worden van
andere woorden.
Complexe boodschap: woorden gecombineerd met andere woorden.
Recursie: het fenomeen waarbij talige eenheden van een bepaald type eenheden van hetzelfde type
bevatten.
Kenmerk van natuurlijke, menselijke talen: ze worden (door kinderen) verworven middels interacties
met de omgeving en zo van generatie op generatie overgedragen.
Dierentalen hebben weinig variatie in de mogelijke boodschappen. Dierentalen kennen geen
creativiteit; mensentalen wel. In mensentaal is er sprake van interactie, bij dierentaal komt dit niet
aan de orde. Mensentaal is spontaan, dierentaal niet. Mensentaal is onafhankelijk van het hier en nu
en mensen kunnen liegen. Dieren kunnen niet liegen en de taal is niet onafhankelijk. Tenslotte is
mensentaal grotendeels willekeurig of arbitrair wat betreft de relatie tussen vorm en betekenis,
dierentaal niet.
,Onomatopeeën: klanknabootsende woorden (kukeleku, niezen). De vorm weerspiegelt de betekenis
is zekere mate.
In gebarentaal is de relatie tussen vorm en betekenis niet altijd arbitrair. Bij veel dierentalen (zingen
van vogels) is de relatie tussen vorm en betekenis weer wel arbitrair.
Kunsttalen: talen die door mensen bewust ontworpen of geconstrueerd zijn. Om de problemen van
internationale communicatie op te lossen, of soms met het ideologische doel om volken dichter bij
elkaar te brengen, zijn er verschillende kunsttalen ontwikkeld (bekendste: Esperanto).
Kunsttalen hebben een aantal kenmerken die gelijk zijn aan de eigenschappen van natuurlijke,
menselijke talen, zoals het verschijnsel van compositionaliteit en de willekeurigheid van het
taalteken. Maar ze verschillen in tenminste de volgende twee opzichten van natuurlijke, menselijke
talen. Ten eerste veranderen ze over het algemeen niet in de loop van de tijd, terwijl natuurlijke
talen als het ware levend zijn. Het tweede verschil heeft te maken met het eerder gesignaleerde
gegeven dat kinderen een natuurlijke taal over het algemeen verwerven van jongs af aan in directe
interactie met hun omgeving. Dit is bij kunsttalen niet het geval.
Computertalen: de talen waarin computerprogramma’s zijn geschreven en waarin mensen instructies
aan de computer kunnen geven.
Het opvallendste kenmerk van computertalen is dat er een vaste één-op-één relatie bestaat tussen
vorm en betekenis. In een natuurlijke taal zoals het Nederlands kunnen woorden en zinnen
probleemloos meerdere betekenissen hebben (dubbelzinnigheid van taaluitingen).
Een minder in het oog lopend verschil tussen natuurlijke en formele talen is dat taalgebruikers in het
algemeen alles weglaten waarvan ze mogen aannemen dat toehoorders dat zelf kunnen aanvullen,
op basis van hun kennis van zaken.
In formele talen ontbreekt een dergelijke dimensie: alles wat we erin opschrijven wordt letterlijk
genomen, en niet als kleuring van hetgeen gezegd wordt.
Non-verbale communicatie: een taal waar geen woorden aan te pas komen. In de mondelinge
communicatie tussen mensen wordt immers vaak gebruik gemaakt van niet-talige middelen, zoals
handgebaren, lichaamshouding, gezichtsuitdrukkingen. Non-verbale communicatie is beperkter van
aard dan verbale. Het combineren van gebaren, zodat ze samen een andere betekenis krijgen, is niet
mogelijk; er is geen sprake van compositionaliteit. Zoiets als een grammatica/vaste structuur die
kenmerkend is voor menselijke talen, is er niet.
Talen kunnen we indelen in twee grote groepen: gesproken talen en gebarentalen. Een gesproken
taal wordt geuit door gebruik van de tong, lippen en stembanden en wordt gehoord door het oor.
Een gebarentaal maakt gebruik van een andere modaliteit, namelijk de visuele modaliteit. Het is
zeker niet zo dat de relatie tussen vorm en betekenis altijd iconisch is, maar de visuele modaliteit lijkt
iconiciteit in zekere zin te bevorderen. Het aantal gebaren met een heel duidelijke relatie tussen
betekenis en vorm is relatief klein. Ook als het gaat om andere aspecten zijn gebarentalen volledig
vergelijkbaar met andere natuurlijke, menselijk talen. Ze hebben bijvoorbeeld een bepaalde
structuur of grammatica. Ook verwerven dove kinderen een gebarentaal van jongs af aan in
interactie met andere gebaarders en kan in gebarentaal op elk moment over van alles iets worden
medegedeeld, gevraagd, verzocht etc.
, De geschreven vorm van een taal is afgeleid van e gesproken vorm en dus secundair. Door het
schrijven wordt een taal visueel maar ook veel duurzamer. Schrijven geeft de mogelijkheid om
informatie te bewaren zonder dat het geheugen daarmee belast wordt.
Talen die geen geschreven vorm hebben, worden in de meeste gevallen gesproken in technologische
of economisch minder ontwikkelde gemeenschappen. Daarom worden ze ook wel primitieve talen
genoemd.
Descriptieve grammatica: beschrijft de regels van alle varianten van de taal, dus van zowel de
standaardtaal als die van dialecten. Geen enkele variant wordt beoordeeld als slechter of beter dan
de andere. Tegenover de descriptieve grammatica staat een grammatica die niet beschrijft, maar
voorschrijft welke vormen van een taal goed zijn en welke niet. In zulke grammatica’s worden alle
veranderingen over het algemeen beschouwd als een bedreiging van de ‘pure’ vorm van de taal.
Deze prescriptieve grammatica’s zijn dus per definitie conservatief.
Taal is levend en verandert continu; het veranderingsproces is niet te stopen. De taalkundige
beschrijft in een descriptieve grammatica wat de sprekers van een taal doen, de prescriptivist schrijft
voor wat zij zouden moeten doen volgens de norm van een bepaald moment.
Diachrone beschrijving: wordt historische grammatica genoemd. De taal toen en nu; beschrijft de
veranderingen.
Synchrone beschrijving: geeft een beeld van hoe een taal er op een bepaald moment in de tijd
uitziet.
Pedagogische grammatica: leergrammatica. Het heeft meestal een prescriptief karakter.
Een wetenschappelijke grammatica van een taal bevat veel meer informatie dan een pedagogische
en is ook veel explicieter over alle regels en uitzonderingen. Verder is in een pedagogische
grammatica de informatie over een bepaald onderwerp vaak verdeeld over verschillende
hoofdstukken of blokken in verband me het feit dat leerlingen of cursisten de taal stapsgewijs
moeten leren.
Er zijn in feite twee mogelijk invalshoeken of benaderingen voor de bestudering van taal. Bij de
eerste gaat het om een bepaald thema van waaruit naar taal wordt gekeken, bijvoorbeeld de manier
waarop het menselijke taalvermogen functioneert. Bij de tweede invalshoek zijn de taal en haar
verschillende onderdelen of niveaus het uitgangspunt, bijvoorbeeld het niveau van de klanken in een
taal of dat van de zinnen en de zinsbouw.
Pragmatiek: de wijze waarop taalgebruik in interactie en in langere teksten is gestructureerd.
Syntaxis: zinsbouw.
Semantiek: betekenis.
Fonetiek: klanken.
Fonologie: klanken.
Morfologie: woordvorming.
Samenvatting hoofdstuk 1 op pagina 18
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DemiV. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.