SPAANS TAALSTRUCTUREN B
H1: Las oraciones (de zinnen) à Las oraciones compuestas o complejas
à Las oraciones simples/ independientes 1. Las oraciones coordinadas (nevengeschikt met voegwoord)
1. Las aseverativas (mededelend) Y/E, O/U, NI, Pero/ Sino (que)
≠ partikel
ST: Que (stil hoofdwerkwoord) ¡Ook bij ondergeschikte zinnen!
Indicativo
2. Las oraciones yuxtapuestas (nevengeschikt zonder voegwoord)
2. Las interrogativas (vragend) ,/;
≠partikel
Qué, Quién(es), Cuál(es), 3. Las oraciones subordinadas (ondergeschikte zinnen)
Cuánto(-a, -os, -as), Cuándo, Dónde, Cómo
Indicativo a. Las subordinadas sustantivas
= sujeto, COD, complemento preposicional (el que)
3. Las exclamativas (uitroepend) Que
≠ partikel Si (in de betekenis van of)
Qué, Quién(es), Qué, Quién, Cuál, Cuánto, Cuándo, Cómo, Dónde
Cuánto (a, os, as), Cuándo, Dónde, Cómo (interrogativa indirecta / pregunta indirecta)
Menos mal que (gelukkig maar dat)
Indicativo b. Las subordinadas adverbiales
= tijd, oorzaak, eind, voorwaarde, modaliteit, opvolging
4. Las desiderativas (wensend)
Que + subjuntivo presente c. Las subordinadas adjetivas
Ojalá (que) + subjuntivo presente (realis) (con nexo, sin o con antecedente)
Ojalá (que) + subjuntivo imperfecto (potentialis) = Que, El Que, El Cual, Quien,
Ojalá (que) + subjuntivo pluscuamperfecto (irrealis) = Cuyo,
= Donde, Cuando, Como
5. Las dubitativas (twijfelend)
V + acaso, quizá(s), tal vez (misschien) = indicativo à Análisis oracional (zinsontleding)
Acaso, quizá(s), tal vez (misschien) + V = indicativo/ Acaso,
quizá(s), tal vez (misschien) + V = subjuntivo Nivel 0 = hoofdzin of OP = V1
(naargelang de mate van zekerheid/ twijfel)
Nivel 1 = ondergeschikt aan niveau 0 = V-2
A lo mejor (misschien) + indicativo Nivel 2 = ondergeschikt aan niveau 1 = V-3
6. Las imperativas (gebiedend) ¡OJO!
Mandato = imperativo/ subjuntivo Een ondergeschikte zin kan ook ondergeschikt zijn aan een andere
Prohibición = subjuntivo ondergeschikte zin.
ST: Que (stil hoofdwerkwoord) = subjuntivo 1
, Stap 3: V-2 en subjuntivo
à Las oraciones y el uso de los modos y los tiempos
V-1 relacionado con V-2 en subjuntivo
Tijd V-2 hagt af van: El presente S+P: subjuntivo presente
- Tijd V-1 A: subjuntivo perfecto compuesto
- De relatie tussen V-1 en V-2 El pasado S+P: subjuntivo imperfecto
A: subjuntivo pluscuamperfecto
Stap 1: tijd V-1
H2: El uso de los tiempos del pasado del indicativo
Relacionado con el presente …con el pasado (het gebruik van de verleden tijd in de indicatief)
Indicativo presente Indicativo imperfecto
Pretérito perfecto compuesto Indicativo pluscuamperfecto Basisregel:
Perfecto Imperfecto
Futuro simple Pretérito perfecto simple = voltooid = onvoltooid
Fututo compuesto
Condicional simple Acties worden van buitenaf in hun Acties worden van binnenuit
Subjuntivo presente Condicional compuesto geheel gepresenteerd gepresenteerd in hun
Subjuntivo perfecto compuesto ontwikkeling
Subjuntivo imperfecto Simple VS Compuesto
Imperativo Subjuntivo pluscuamperfecto
Helemaal in Deel van het
het verleden. moment van
Stap 2: relatie tussen V-1 en V-2
V-2 Niet deel van spreken
V-1
heden/
Anterioridad
V-1 moment van
V-2 spreken
Simultaneidad
V-1 V-2
Posterioridad
2
