Passé récent - Guides d'étude, Notes de cours & Résumés

Samenvatting van alles wat je moet kennen (grammaire) voor het examen! (verbes de mouvement en passé récent - futur proche ontbreken)

Uitgebreide weergave van de hoofdstukken 14 t/m 16 uit Grammaire Plus. Geschreven in het Frans.

Volledige samenvatting van het vak Français dans le monde de la communication 1 gegeven in het 1ste jaar communicatie aan de hogeschool pxl. Grammaire: - La phrase interrogative - La formation des modes et des temps simples+ le passé récent+ le futur proche Faites attention : Vous devez être capable de traduire les verbes du français au néerlandais ! - Les accords grammaticaux ( A ne pas connaître : Les chiffres et les nombres) Dossiers: vocabulaire - Faisons connaissan...

Samenvatting (schematisch overzicht) van de Franse tijden (les temps). Volgende tijden komen duidelijk aan bod: 1. Le passé composé 2. Le passé récent 3. L'imparfait 4. Le plus-que-parfait 5. Le futur simple 6. Le futur antérieur 7. Le conditionnel présent 8. Le conditionnel passé 9. Le subjonctif présent 10. Le subjonctif passé 11. L'impératif 12. Le gérondif Handig overzicht dat doorheen het volledige secundaire onderwijs gebruikt kan worden voor het vak Frans.

Alle tijden met uitleg + hoe te vormen + voorbeelden + uitzonderingen. Met uitleg in het Nederlands.

Dit document is een samenvatting van 'Les verbes; Le passé récent et le futur proche', uit het boek 'Branché 3D' voor het vak Frans in het GO! Onderwijs in de doorstroomfinaliteit/ASO.

Franse werkwoorden op -er in de volgende tijden: L’indicatif présent (.), L’indicatif futur proche (f.p.) L’indicatif imparfait (i.i.), L’indicatif passé récent (p.r.) L’indicatif futur simple (f.s.), L’impératif (imp.) L’indicatif passé composé (p.c.), Le conditionnel présent (.).

Zelfstandig naamwoord – geslacht, meervoudsvormen, uitzonderingen. Lidwoorden – bepaald, onbepaald, delend. Werkwoorden – être, avoir, aller, regelmatige en onregelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re, -oir. Tijden – présent, passé composé, imparfait, futur simple, plus-que-parfait, conditionnel. Voornaamwoorden – persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend, wederkerend, lijdend en meewerkend voorwerp, en/y. Vraagzinnen – intonatie, est-ce que, inversie. Ontkenningen – vormen en ...

Een samenvatting van de Franse werkwoorden die eindigen op -ir in de volgende tijden: L’indicatif présent (.), L’indicatif futur proche (f.p.) L’indicatif imparfait (i.i.), L’indicatif passé récent (p.r.) L’indicatif futur simple (f.s.), L’impératif (imp.), L’indicatif passé composé (p.c.), Le conditionnel présent (.)

In deze samenvatting van de Franse tijden vind je de volgende tijden terug: L’indicatif présent Le passé composé L’imparfait Le passé récent Le conditionnel présent Le futur proche Le futur simple Imperatif + de uitzonderingen de bij de meeste tijden horen