,M. Pyramidalis abdominis M. Rectus abdominis
Oorsprong: tussen symphysis en tuberculum pubicum. Oorsprong: 3 koppen van mediaal naar lateraal , opp.zijde van
Insertie: langs en op de middelijn linea alba. ribkraakbeen 5-7.
Inervatie: N. subcostalis, T12 Insertie: Tuberculum pubicum tot Symphysis pubica.
Verloop: Vezels vormen een kleine pyramide met tegenoverliggende spier. Inervatie: N. Intercost, T7-T11
Extra: Spier is inkonstant en zeer variabel ontwikkeld. Verloop: bundels lopen verticaal; spier wordt omgeven door de
Werking: spier spant de linea alba od middelijn. rectusscheden.
Extra: intersectiones tendineae → pezige onderbrekingen vd spier. Deze
zijn nooit totaal en minder talrijk dan het aantal betrokken myotomen.
Werking: anteflexie vd romp, compressie vh abdomen (ademhaling)
M. Obliquus internus abdominis M. Transversus abdominis
Oorsprong: Oorsprong: meervoudig→
1) pezig, vd rand vd facsia thoracolumbalis gericht, nd processus spinosi v 1) Vlezig, binnenkant vd zes laatste ribben (duidelijk afgezonderde
L4 en L5 en nd crista sacralis mediana. koppen).
2) vlezig, vh voorste 2/3 vd linea intermedia vd crista iliaca en van de 2) Pezig blad oh diepe blad vd fascia thoracolumbalis en indirect od
laterale helft vh lig. inguinale processus costarii.
Insertie: vlezig, od rand van de 4 onderste ribkraakbeenderen en als een 3) vlezig od ventrale ¾ vh labium internum vd crista iliaca ed laterale helft
lang pezig blad dat de ganse linea alba bereikt, vd symphyse eh tuberculum vh ligamentum inguinale.
pubicum af. Insertie: linea alba, vd processus xiphoideus tot de symphysis pubica en tot
Inervatie: Thoracoabdom T6-T11; N.Subcost T12; Nn. ilionguinalis & op tuberculum pubicum.
iliohypogastricus L1 Inervatie: Thoracoabdom T6-T11; N.Subcost T12; Nn. ilionguinalis &
Verloop:schuin n voor en boven, zoals de richting van de Mm. iliohypogastricus L1
Intercostales intimi. Laagste bundels verlopen meer horizontaal. Verloop: Horizontaal en kort ih costaal en iliacaal, iets langer ih lumbaal
Ligging: tss M. transversus abdominis en M. obliquus externus abdominis deel. Langste bundels verlopen boogvormig met concaviteit n caudaal, n os
Extra: Laagtse bundels bouwen falx inguinalis mee op, onderrand is pubis, tss het tuberculum en symphyse.
vervlochten met de M. transversus abdominis, fascia bouwt rectusschede Extra: neemt deel aan vorming vh dak vh liskanaal of Falx inguinalis. Pees
mee op. bouwt rectusschede op. Aan diepe zijde ligt de facia transversalis.
Werking: unilat. → ipsilat. rot. vd romp; ipsilat. lateroflexie Werking: compressie van het abdomen
bilateral. → flexie romp, buikpers
M. Obliquus externus abdominis
Oorsprong: buitenste zijde van 7of8 onderste ribben, volgens licht
golvende lijn die de axillairlijn kruist van v n a. de koppen zijn duidelijk
vlezig
Insertie: onderste-achterste bundels→ nemen vlezig insertie oh voorste 2/3e
vh labium externum vd crista iliaca
Hoger ontstaande bundels→ bereiken de tuberculum pubicum, symphyse,
linea alba tot op de processus xiphiodeus.
Inervatie: inn:Thoracoabdom T6-T11; N.Subcost T12
Verloop: achterste bundels schuin van achterboven naar vooronder, hoe
hoger de oorsprong en insertie nemen, i h verloop minder schuin, e wordt
zelfs helemaal hor. Ih bovenste deel.
Extra: onderrand en insertiepees vormen voorwand van het lieskanaal
evenals de bodem: h lig. Inguinale. Meest opp. buikspier, wordt door geen
andere spier overdekt.
Werking:
Unilat. → contralat. Rotatie vd romp, ipsilat. lat.flex.
Bilat. → flex. Romp, m deelname ad buikpers
,