100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
College aantekeningen Recht van de Europese Unie (RGBEE10010) €4,49   In winkelwagen

College aantekeningen

College aantekeningen Recht van de Europese Unie (RGBEE10010)

 124 keer bekeken  5 aankopen
  • Vak
  • Instelling
  • Boek

Dit document bevat de college aantekeningen van het vak Recht van de Europese Unie (Europees Recht). Ik heb hiermee een 9 gehaald! Geschreven in 2020/2021. Alle jurisprudentie zeer uitgebreid meegeschreven en aangevuld waar nodig. Belangrijke artikelen zijn in geel aangegeven, de belangrijkste ...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 72  pagina's

  • 14 maart 2021
  • 72
  • 2020/2021
  • College aantekeningen
  • Lindeboom, van wolferen
  • Alle colleges
avatar-seller
COLLEGE-AANTEKENINGEN RECHT VAN DE EUROPESE UNIE
WEEK 1: BASIS EN GOEDEREN
Week 1A: Introductie tot de interne markt
De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van goederen,
personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen (art. 26 lid 2
VWEU). De interne markt hanteert een aantal waarden en beginselen. Zo zet de interne markt zich
in voor duurzame ontwikkeling van Europa, economische groei, prijsstabiliteit, sociale markteconomie
met groot concurrentievermogen, volledige werkgelegenheid, sociale vooruitgang, bescherming en
verbetering van de kwaliteit van het milieu, bevordering van wetenschappelijk en technische
vooruitgang, het bestrijden van sociale uitsluiting, discriminatie, bevordering van sociale
rechtvaardigheid en bescherming, gelijkheid van vrouwen en mannen, solidariteit tussen generaties
en bescherming van de rechten van het kind, bevordering van economische, sociale en territoriale
samenhang, solidariteit tussen lidstaten, eerbiediging van rijke verscheidenheid van cultuur en taal en
toezien op de instandhouding en ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed (art. 3 lid 3 VEU).

Het doel van de interne markt is het zijn van een nieuwe etappe in het proces van totstandbrenging
van een steeds hechter verbond tussen de volkeren van Europa (art. 1 VEU) en de vrede, haar
waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen (art. 3 lid 1 VEU).

Waaruit bestaat de interne markt?
1. Vrij verkeer van goederen: art. 30, 34 - 36 en 110 VWEU
2. Vrij verkeer van personen: werknemers (art. 45 VWEU) en zelfstandigen (art. 49 VWEU)
3. Vrij verkeer van diensten: art. 56 - 62 VWEU
4. Vrij verkeer van kapitaal: art. 63 - 65 VWEU
5. Unieburgerschap: artt. 20 en 21 VWEU
6. Een systeem van onvervalste mededinging: ucartt. 101 - 109 VWEU en protocol 27

Positieve en negatieve integratie
We weten dat we bovenstaande vrijheden hebben, maar hoe zorgen we ervoor dat dit ook
daadwerkelijk enig effect heeft? Daarvoor bestaan twee methodes:
1. Positieve integratie (harmonisatie): Dit is een vorm van secundaire wetgeving; het zit niet
in het verdrag zelf. Het zijn wetgevingsinstrumenten die het EU tot stand brengt op grond
van het verdrag. Het gevolg daarvan is dat de nationale regelgeving wordt vervangen door
die EU-wetgeving. Daarmee krijg je uniforme EU -standaarden.
● Nationale regelgeving wordt vervangen door uniforme EU-standaarden;
● Focus op EU-standaarden die het functioneren van de interne markt bevorderen.
2. Negatieve integratie: Dit betekent dat je als EU zegt dat lidstaten iets niet mogen doen; het
is een verbod. Vervolgens kun je dus gaan kijken of bepaalde nationale maatregelen al dan
niet in strijd zijn met zo’n verbod. Negatieve integratie vinden we in een aantal artikelen van
het VWEU t.a.v. goederen, diensten, personen, kapitaal.
● De Verdragen vertellen lidstaten door middel van de verboden wat ze niet mogen
doen;
● Focus op nationale regelgeving die het functioneren van de interne markt belemmert.

De relatie tussen positieve en negatieve integratie
Hoofdregels:
1. Geen harmonisatie? De verboden in de Verdragen vormen het beoordelingskader van
nationale regels.
→ Als je geen harmonisatie hebt, dan is het Verdrag het enige wat je kunt toepassen.
2. Harmonisatie? De Europese secundaire wetgeving vormt het beoordelingskader van
nationale regels.
→ Als er wel secundaire wetgeving is aangenomen, dan is die harmonisatie het relevante beoordelingskader.


1

,Constitutionalisering van de Verdragen
Constitutionalisering van de Verdragen betekent dat je de Verdragen niet alleen ziet als ‘een
afspraak’, maar dat je dit recht daadwerkelijk gaat zien als een onderdeel van je eigen
constitutionele, grondwettelijke identiteit. Tot aan het begin van de oprichting van de EEG faalde
het internationaal recht vooral (= het falen van internationaal recht in de voorafgaande decennia om
oorlog te voorkomen). Er ontstond de Tweede Wereldoorlog.

Het Hof van Justitie verzon iets anders (‘’integratie door recht’’, oftewel ‘’constitutionalisering’’ van de
Verdragen), namelijk: drie beginselen die centraal staan in de aard van dat wat de EU is:
1. Autonomie: De EU is niet een Verdrag, maar een autonome rechtsorde.
2. Rechtstreekse werking: Die autonome rechtsorde werkt rechtstreeks door in de nationale
rechtsorde. De regels van de autonome rechtsorde zijn als burger rechtstreeks inroepbaar bij
de nationale rechter.
3. Voorrang: De regels van de autonome rechtsorde hebben voorrang op het nationaal recht.

Essentieel hierin is de zogenaamde prejudiciëlevraagprocedure! Middels de
prejudiciëlevraagprocedure kon het Hof deze regels introduceren.

Prejudiciëlevraagprocedure
De regels omtrent de procedure zijn te vinden in art. 267 VWEU:
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, een
uitspraak te doen
a. over de uitlegging van de Verdragen,
b. over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen, de organen of de
instanties van de Unie.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der
lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van
haar vonnis, het Hof verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.

[Van Gend en Loos]: Het Verdrag is meer dan een overeenkomst welke slechts wederzijdse
verplichtingen tussen de verdragsluitende mogendheden schept. Dat de Gemeenschap in het
volkenrecht een nieuwe rechtsorde vormt ten bate waarvan de Staten, zij het op een beperkt terrein,
hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts deze Lidstaten, maar ook hun
onderdanen gerechtigd zijn. Dat het gemeenschapsrecht derhalve, evenzeer als het, onafhankelijk
van de wetgeving der lidstaten, ten laste van particulieren verplichtingen in het leven roept, ook
geëigend is rechten te scheppen welke zij uit eigen hoofde kunnen geldig maken.
→ De nationale rechters kunnen via een prejudiciële vraag hulp krijgen van het Hof van Justitie.
Deze procedure is belangrijk voor de autonomie van de rechtsorde, omdat het Hof in [Van Gend en Loos]
onder andere afleid uit het bestaan van deze prejudiciëlevraagprocedure in het Verdrag, dat er zoiets moet
zijn als rechtstreekse werking en autonomie. Het Hof van Justitie zegt: de bedoeling van de
Verdragsluitende Partijen is klaarblijkelijk om dit Verdrag een autonome rechtsorde te laten zijn. Het Verdrag
is niet zomaar een overeenkomst zoals we die kennen uit het internationaal publiekrecht. het is een nieuwe
rechtsorde ten bate waarvan de lidstaten hun soevereiniteit hebben begrensd en die autonome rechtsorde
geeft ook rechten aan de onderdanen (= individuen).
→ Wat is hier nou autonoom aan? Wanneer je zegt dat je een nieuwe rechtsorde bent, dan impliceert dat ook
dat jouw effecten niet afhankelijk zijn van de rechtsorden van de lidstaten. Welk stelsel een lidstaat
hanteert, monistisch of dualistisch, is niet relevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de
lidstaten.




2

,Autonomie en rechtstreekse werking
Autonomie
Monisme en dualisme zijn irrelevant voor de inroepbaarheid van het Unierecht in de lidstaten.

Rechtstreekse werking
Wanneer je als rechtsorde verplichtingen en/of rechten schept voor individuen, dan kunnen die
individuen hun rechten dus ook inroepen voor de nationale rechter. Het praktisch nut hiervan is dat
hierdoor de waakzaamheid van belanghebbenden op de verzekeringen van hun rechten en de
doelmatige controle van de bepalingen in het Verdrag wordt gevolgd. Volgens het Hof van Justitie kun
je het recht inroepen en daardoor zorgen we ervoor dat het EU-recht definitief wordt gehandhaafd.
Dit alles kun je vertalen naar de volgende definitie van rechtstreekse werking: een bepaling van
Unierecht kan door een individu worden ingeroepen voor de nationale rechter, als ware het nationaal
recht.

Je kunt niet alle bepalingen uit het Unierecht inroepen als burger. Uit [Van Gend en Loos] volgt dat
alleen die bepalingen van het Unierecht door individuen kunnen worden ingeroepen die
● voldoende duidelijk; en
● onvoorwaardelijk zijn.
→ Als handvat voor inroepbaarheid moet je kijken of de bepaling jouw een duidelijk recht geeft of er duidelijk
gesteld wordt wat de lidstaat moet doen. Dan weet je of je je als burger die bepaling kunt inroepen bij de
nationale rechter.


De bepalingen van het Unierecht kennen twee vormen van rechtstreekse werking. Dat betekent dat er
twee vormen zijn over de vraag tegen wie je een bepaling van het Unierecht kunt inroepen.
1. Verticale rechtstreekse werking: tegen de staat.
2. Horizontale rechtstreekse werking: tegen een ander individu.
→ Of er sprake is van horizontale rechtstreekse werking hangt af van de specifieke bepaling van het
Unierecht.

Autonomie en voorrang
Costa/ENEL: Dat het Verdragsrecht dat uit een autonome bron voortvloeit, op grond van zijn
bijzonder karakter niet door enig voorschrift van nationaal recht opzij kan worden gezet.
In [Costa/ENEL] is bepaald dat, zodra er een conflict is tussen EU-recht en nationaal recht, het EU-
recht voorrang heeft. Nationale rechters moeten alle nationale regels die conflicteren met het EU-
recht buiten toepassing laten. Je kunt zeggen dat er in art. 4 lid 3 VEU een zogeheten
loyaliteitsbeginsel staat. Dat beginsel brengt met zich mee dat lidstaten zich loyaal moeten
gedragen richting elkaar en de EU. Uit dit beginsel kun je de voorrangsregel trekken.

Dit betekent dat het EU-recht een enorm grote invloed heeft op individuen en lidstaten. De voorrang
van Unierecht is absoluut! Bovendien hebben lidstaten een plicht tot loyaliteit, die geldt voor alle
entiteiten van de lidstaten (nationale rechters, bestuursorganen, etc.).

Bevoegdheidsverdeling: attributie
In principe zijn er geen grenzen aan de voorrangsregels van EU-recht. De tegenhanger hiervan is dat
dat EU-recht alleen maar bestaat op die gebieden waar de EU een bevoegdheid heeft. Het
basisbeginsel ex. art. 4 VEU is dus: de lidstaten zijn soevereine staten en de EU heeft alleen maar
die bevoegdheden, die de lidstaten impliciet of expliciet, hebben overgedragen aan de EU. In dit
opzicht werkt de EU heel vergelijkbaar met de Verenigde Staten; een beginsel van attributie. Het
basisbeginsel van art. 4 VEU wordt uitgewerkt in art. 5 lid 1 en 2 VEU, waarin staat dat de EU pas
jurisdictie heeft als er een specifieke bevoegdheid is overgedragen.

Art. 4 lid 1 VEU: De EU heeft alleen de bevoegdheden die de lidstaten aan haar hebben toegedeeld.



3

, Art. 5 lid 1 en lid 2 VEU: De EU handelt slechts binnen de grenzen van haar bevoegdheden om de
daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.

Over welke bevoegdheden hebben we het dan precies? Het laat zich vertalen in drie ‘soorten’
bevoegdheden:
1. Exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU) (vb. gemeenschappelijke handelspolitiek tussen
de EU en andere staten in de wereld, economisch monetaire beleid)
2. Gedeelde bevoegdheden (art. 4 VWEU) (vb. interne markt, milieubeleid)
3. Ondersteunende bevoegdheden (art. 6 VWEU)

Bevoegdheidsverdeling: rechtsgrondslag
Dan hebben we bevoegdheden, zoals hierboven omschreven. Hoe weten we dan wat er mag
gebeuren? Dan moeten we terug naar de positieve en negatieve integratie. Als je het hebt over
negatieve integratie, dan hoeft er verder niets te gebeuren; die verboden staan immers al in het
verdrag. Daar hoeft de EU in principe niks aan te doen; die regels kunnen worden toegepast en de
lidstaten dienen zich daaraan te houden. De verboden in de Verdragen (negatieve integratie) kunnen
meteen worden toegepast op de maatregelen van lidstaten.

Voor positieve integratie daarentegen is wél nadere (secundaire) wetgeving van de EU nodig binnen
de grenzen van de bevoegdheidsverdeling. Secundaire wetgeving vereist een specifieke
rechtsgrondslag in de Verdragen. Een rechtsgrondslag is een bepaling die voorschrijft:
1. Welke nadere maatregelen de EU mag nemen (inhoud en doel);
2. Welke procedure hiervoor gebruikt moet worden.

Er zijn heel veel rechtsgrondslagen, omdat er heel veel beleidsterreinen zijn. Echter, niet elk
beleidsterrein is politiek gevoelig. Over het algemeen geldt: hoe politiek gevoeliger het beleidsterrein
is, des te strenger de procedure.

Hiervan zijn twee voorbeelden te noemen:
Art. 114 VWEU: Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone
wetgevingsprocedure [...] de maatregelen vast inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt
betreffen.
→ Dit artikel gaat over secundaire wetgeving ter harmonisatie van de interne markt.

Art. 192 VWEU: Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone
wetgevingsprocedure [...] de activiteiten vast die de Unie moet ondernemen om de doelstellingen van
artikel 191 te verwezenlijken.
→ Hierin staat dat het Europees Parlement en de Raad dingen kunnen doen om de doelstellingen van art. 191
kunnen verwezenlijken. Die doelstellingen zijn de doelen omtrent het Europees milieurecht.

Zulke artikelen zijn dus altijd noodzakelijk om een stukje secundaire wetgeving te maken. Art. 3, 4 en
6 VWEU zijn geen rechtsgrondslagen. Het is slechts een opsomming van de bevoegdheden die
de Unie heeft! Er staat immers niets in over welke procedures gevolgd moeten worden. Voor
rechtsgrondslagen moet er altijd een rechtsgrondslag genoemd worden.

Casus: positieve integratie
Tabaksreclamerichtlijn
De Unie wilde een richtlijn aannemen betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring voor
tabaksproducten. Deze richtlijn hield een (vrijwel geheel) verbod op reclame voor tabaksproducten in
(bijv. op affiches, parasols, asbakken). De richtlijn werd aangenomen op grond van art. 114 VWEU.
Je kunt de vraag stellen wat dit met de interne markt te maken heeft: gaat deze richtlijn wel over het

4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rechtenstudentje050. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 74534 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49  5x  verkocht
  • (0)
  Kopen