Hoofdstuk 3: Lichaam en geest
Zoektocht naar de mens
Vroeger was de natuurwetenschappen de fysica en de levenswetenschappen was de biologie, nog
wel verwant maar toch ook hier en daar wat verschillend. Darwin heeft hier een einde aan gemaakt
en van de levenswetenschappen (en dus de biologie) echt iets eigens gemaakt. De
menswetenschappen en de sociale wetenschappen zijn pas eind 19 e / begin 20ste eeuw opgekomen.
De opkomst hiervan is zeker door filosofen argwanend bekeken, omdat deze wetenschappen hun
wortels hebben in de filosofie. “Wie/Wat is de mens?” ofwel “Wat is de kern van de mens?”. Dit
soort vragen houdt de filosofie al meer dan 24 eeuwen bezig; het is een centrale vraag in de filosofie
geworden. De meeste antwoorden op deze vragen houden in dat het typisch menselijke te maken
heeft met de menselijke geest/rede/ziel ofwel het totale menselijke leven. Maar wat is dan de relatie
van ziel tot geest? Of de relatie van rede tot geest? De mens wordt geïdentificeerd met de
geest/rede/ziel of iets wat hiermee te maken heeft. Echter, de geest/rede/ziel onderscheiden zich
van het lichaam, zij zijn niet hetzelfde (dualisme)!
Wij zijn geneigd de mens te situeren in zijn hoofd, met andere woorden: In het hoofd lokaliseren we
het mentale leven van de mens. Daarnaast zijn we geneigd te denken dat het mentale (denken,
emoties, …) ons maakt wie we zijn, met andere woorden: wij denken dat het denken en de emoties
die dingen zijn die ons speciaal maken en maakt wie we zijn. Maar wat is dat mentale? Een belangrijk
antwoord op deze vraag wordt gegeven door Descartes: “Het mentale leven is een substantie en die
substantie is te onderscheiden van de materiële substantie (alles wat we met de natuur- en
levenswetenschappen bestuderen) waartoe onder meer ons lichaam behoort.”
Descartes: Op zoek naar een eerste zekerheid
Om te achterhalen waarom Descartes is overtuigd van zijn antwoord, moeten we kijken naar zijn
beweegredenen. In de filosofie heb je eigenlijk geen vooruitgang meer sinds Aristoteles, zegt
Descartes. Zo’n vooruitgang (gestaag, soms revolutionair) ziet men wel in de wetenschap. Dit is te
wijten omdat we in de filosofie geen zekerheid hebben, waar we op kunnen verder bouwen. We
moeten dus op zoek gaan naar een eerste zekerheid, waaruit we weer andere zekerheden kunnen
afleiden. Hierdoor zullen we dan vooruitgang maken in de filosofie. De methode die Descartes
hiervoor gebruikt, is de twijfel: Als iets bestand is tegen de twijfel (dus wanneer het onbetwijfelbaar
is), dan is dit ook meteen een zekerheid, hierop kunnen we verder bouwen. Wanneer je aan een
normaal mens vraagt wat zich aandient als een mogelijke zekerheid, dan moet diegene deze
zekerheid zintuigelijk kunnen waarnemen (“ik wil het eerst zien voordat ik het geloof”). Dus, kan de
zintuigelijke informatie betwijfeld worden? Descartes zegt van wel: (1) Heel wat van de visuele
informatie die we binnenkrijgen, klopt niet. Bijvoorbeeld, in een collegezaal zijn de voorste stoelen
groter dan de stoelen achteraan. Wij weten allemaal dat dit niet klopt, dus zintuigelijke informatie
kan betwijfeld worden; (2) Deze twijfel kan zelfs nog dieper gaan: We kunnen betwijfelen of die
informatie komt uit de werkelijkheid waarin wij leven. Men kan denken dat wij in een droom, illusie
of hallucinatie leven en dat de informatie die wij binnenkrijgen dus niet van buitenaf komt. Descartes
zegt dat dit niet helemaal uitgesloten is. Het kan namelijk betwijfeld worden dat er een buitenwereld
is die de zintuigelijke indrukken veroorzaakt. Een belangrijke manier om deze twijfel recht te zetten,
is door middel van de wiskunde. Je kan namelijk meten hoe groot de stoelen zijn in de collegezaal, of
je kan berekenen wat de eigenlijke afmetingen zijn. De wiskunde is ook datgene in de wetenschap
waar men naar zo veel zekerheid heeft gezocht zegt Descartes. Maar, de wiskunde kan wel betwijfeld
worden! Descartes zegt dat het niet 100% kan worden uitgesloten dat er in de wiskundige
berekeningen fouten zijn gemaakt. Descartes betwijfelt de wiskunde door een gedachten
experiment: Een kwade geest zorgt ervoor dat ons denken bij wiskundig redeneren altijd weggeleid
wordt van de juiste conclusie. Bijvoorbeeld 2+2=4, maar Descartes zegt dat een kwade geest ervoor
zorgt dat wij worden afgeleid om 4 te zeggen, terwijl het juiste antwoord 5 is! De wiskunde kan dus
betwijfeld worden! Descartes kwam erachter dat alleen de twijfel zelf niet betwijfeld kan worden, hij
zegt: Als we twijfelen aan het feit dat we twijfelen, dan twijfelen we nog steeds! Dus, op het ogenblik
dat we twijfelen, is dat absoluut onbetwijfelbaar. Dit maakt van de twijfel de eerste zekerheid.
Pagina 1 van 5