Hoofdstuk 1: De doorbraak van de
burgerlijke parlementair-constitutionele
staat
“Burgerlijke”: rijke burgerij
“Constitutionele”: geschreven grondwet
Breuklijnen die aan bod komen in dit hoofdstuk:
• Sociaaleconomische breuklijn
• Levensbeschouwelijke breuklijn
• Communicatieve breuklijn
1.Inleiding
1830-1848= overgangsperiode; landbouwmaatschappij (kerk en staat belangrijk en had de meeste
macht, Ancien Régime) naar een industriële maatschappij (bankiers en advocaten aan de macht, 19e E)
In 19e was Willem 1 aan de macht hij was een verlicht despoot. In deze eeuw verliest de Kerk haar
bezittingen en komt “la patrie”, de bevolking, op tegen de koning. Ze krijgen meer macht en werden
gedreven door ideologie (verlichting).
Belgische revolutie eindigt lang niet in 1830. Pas in 1848 werd het herstel van vrede met de buurlanden,
de totstandkoming van de grondrechten, de onderdrukking van de interne oppositie tegen de nieuwe
staatstructuur en een plaatsje in de van Europese mogendheden werkelijkheid. Zo kunnen we besluiten
dat niet 1830 een keerpunt was, maar eerder deze hele periode een overgangsfase was van het ancièn
régime naar een modernere tijd.
2.Ancien Regime
Eindigt in 1795 na de Franse annexatie, maar men blijft terugkijken naar het AR (zeer kenmerkend voor
1830-1848). (Bv vorst blijft ook inde 19e eeuw regeren samen met drie standen).
Macht<vorst<God
! Maar! Vorst regeert met drie standen (Statenvergaderingen), er heerst een confederaal systeem (alle
provincies regeren onafhankelijk). Voor Frankrijk waren de gebieden dus niet 1. Vreemde situatie op
internationaal vlak: eerst geregeld uit Madrid dan uit Wenen
Schoonmoeder regime VRAAG
Alles vindt basis in beroep op God
,3. Frans Regime
België was in 1795 een deel van Frankrijk. Onder het Franse regime werd de feodaliteit afgeschaft en de
code civil werd opgesteld (=code Napoléon), nieuw juridisch systeem met rechtbanken en wetboeken,
advies van Raad van State (allemaal heel leuk als je rijk was). Er werd ook een openbare verkoop van de
goederen van de Kerk gehouden.
==> SOCIAAL ECONOMISCHE BREUKLIJN!
Ondertussen vindt Napoléon een heel slimme manier om toch samen te werken met de Kerk: Kerk geeft
hun geld af, maar er komt een concordaat; priesters worden betaal door staat (Weddes) en kerken
werden een deel van de staat omdat zij een sociaal nut hadden. (Kerkfabrieken)
4. 1815: Verenigd koninkrijk der Nederlanden
Congres van Wenen 1814-1815
VK der Nederlanden wordt bufferstaat voor Fr met een leger aangevoerd door de koning: Willem 1. Dit
is goed nieuws voor het huis van Oranje, want hun eigendom wordt uitgebreid. Département Réunis.
Er wordt ook in 1815 een grondwet opgemaakt voor het VKDN;
• Macht gaat uit van de vorst, maar er is wel een parlement (Staten-Generaal; 50zuid-50noord)
• Bicameraal
• Tienjarige begroting
• Er is eigenlijk geen ministeriële verantwoordelijkheid, Willem 1 beslist ==> basis voor opstand
De revolutie van 1830
Context:
Industrie doet het goed onder Willem 1, maar landbouw blijft het belangrijkste. Er ontstaan toch twee
oppositiegroepen enerzijds de middenklasse die eist dat de bevolking het recht moet hebben de
machthebbers te kiezen (volkssoeverniteit) anderzijds ook een parlementair regime en tot slot ook een
ministeriële verantwoordelijkheid die de regering controleert, maar ook rechtsbescherming. Zij werden
uitgesloten uit de macht, maar deden wel mee aan de revolutie.
Aan de andere kant hebben we de clerus en de adel die de macht terug willen en terug willen naar een
tijd zonder een alleen heersende koning en een standenmaatschappij. Ze willen ook vrijheid van
godsdienst, want dat is goed voor kerken, zij betalen scholen. Dus adel en kerk is tegen de
onderwijspolitiek van Willem 1.
Ook de lagere burgerij had problemen met Willem 1; zij werden uitgesloten uit de stemming ook al
waren dit ambtenaars, onderwijzers, intellectuelen...
Deze standen vormen samen een monsterverbond tegen het regime van Willem 1
,Enkel de conservatieven, ook wel organisten genoemd, waren voorstander van Willem, niet te
onderschatten, want zij waren wel een grote groep.
Hoe verloopt de revolutie
De massa ontevreden paupers of armen veroorzaken relletjes op straat. De middenklasse verspreidde
met hun actiegroepen poster, artikels en startten petities.
Er wordt een voorlopig bewind gevormd die de onafhankelijkheid afkondigt. De koning verliest gezag en
Nederland durft niet te reageren, want hij weet uit vorige gebeurtenissen in Frankrijk dat als je een
opstand probeert te onderdrukken dat het fout loopt.
België wordt dan uiteindelijk een koninkrijk, omdat een republiek een slechte naam draagt. Er mag geen
Franse koning gekozen worden, want dan zou ze niet meer als bufferstaat kunnen dienen. Engeland en
Frankrijk steunen België indien zij belooft neutraal te blijven. (Conferentie van Londen).
Het nationaal congres en de grondwet
De grondwet een compromis
Met compromis wordt bedoeld dat er voor de liberalen gematigde hervormingen zullen gebeuren en
voor de conservatieven blijft wel de machtsstructuur van voor de Franse revolutie behouden. De
tolerante houding van de liberalen was een teken van het vroeg liberalisme.
Het nationaal congres werd nu gekozen adhv een rechtstreekse verkiezing (slaat op wie verkozen wordt
komt ook effectief aan de macht) met kiescijns (die zelfs iets hoger lag dan bij Willem 1). VRAAG
Hierdoor werden enkele groepen uitgesloten voor te kiezen:
• Kleine burgerij: de intellectuelen
• Democraten/ republikeinen
Zij kregen enkel capacitiar stemrecht = kiesrecht bij voorleg van een diploma, dit gaf dus ook stemrecht
aan pastoors.
! Let op! In grondwet: nationale soeverniteit, geen volkssoeverniteit: de verkozenen zijn soeverein, niet
het volk (ondertussen is dit fictie, want de partijen worden verkozen)
Het nationaal congres
Twee belangrijke groepen: adel en de intellectuelen
• Er waren meer conservatieven/gematigde katholieken dan antiklerikalen
• Meer conservatieven/gematigden, dan republikeinen
• Meer unionisten dan niet- Belgischgezinden
Maar hun gemeenschappelijk punt: het aan banden leggen van de vorstelijke macht zoals Willem 1. Ook
de adel en de clerus deden mee omdat ook zij tegen de vorstelijke macht waren. Wat ze nog eisen is:
dus een koning gebonden aan de grondwet, een scheiding der machten, ministeriële
verantwoordelijkheid en contraseign. Over het algemeen was het een liberale grondwet met wetten
zoals persvrijheid, de vrijheid van godsdienst en de vrijemeningsuiting.
, Er ontstaat ook politieke vrijheid omdat de grondrechten dit beschermt. Het parlement moet
garanderen dat deze nageleefd worden en bewaakt deze vrijheid. Het houdt dus toezicht top de staat en
ook staat het in voor rationeel discussiëren.
De rol van de overheid wordt het beschermen van eigendom en zorgen voor veiligheid
De rol van de politieke vrijheden wordt het recht op vergaderen en op vereniging en persvrijheid.
Het Belgisch vroegliberalisme was echter niet democratisch en niet revolutionair. De verzetsgroepen
gebruikt bij de revolutie van 1830 zwakken af, zijn in de minderheid. De vroegliberalisten distantiëren
zich nu dus ook van de verzetsgroepen. Door zich op sociaal vlak conservatief te uiten viel België beter in
de smaak bij de bondgenoten.
Er werden dus verschillende maatregelen genomen om een volksdemocratie tegen te gaan. Het congres
opteerde dus voor een gematigde constitutionele monarchie met Leopold van saksen-coburg (1831) die
uit Duitsland kwam en dus gene machtsspel creëerde tussen Engeland en Frankrijk. Hij had bovendien
veel relaties met banken en kreeg de steun van Engeland en kreeg ook de meerderheid van de stemmen
op het nationaal congres.
Schijndemocratie
Hij voerde een tweekamerstelsel in waarbij de senaat een conservatieve tegenhanger vormde omdat
daarin enkel de allerrijksten konden zetelen. En de andere kamer is natuurlijk de kamer van
volksvertegenwoordigers. De kiescijns voor de senaat lag op 1000 en voor de kamer op 20. Er gold geen
passieve cijns dus iedereen kon verkozen worden. Er gold ook een plurinominiaal meerderheidsstelsel
(als er drie zetels waren kon men drie keer stemmen)
Er waren ook beperkte politieke vrijheden: er gold een coalitieverbod, de kiescijns in de kamer lag in de
realiteit hoger, dus maar 1% kon stemmen (differentiële cijns: er waren veel meer kiezers op het
platteland.). Er was geen echt persvrijheid. Men moest het dagbladzegel betalen.
Om deel te nemen aan de verkiezingen moet men geld hebben, vandaag de dag is reclame veel
belangrijker dan geld. Zoals gezegd lag de cijns voor de senaat extreem hoog. Dit omdat men
veronderstelde dat als je veel geld had en niet moest werken je veel tijd had om na te denken en dan
dus zo slimmere keuzes zou kunnen maken. Er waren dus beperkte verkiesbaren. De kandidaten zijn
zowel kandidaat inde stad als op het platteland. Er werd gewerkt met een systeem van eliminatie.
Het decreet van le chapelier maakte ook een einde aan de corporaties/ gilden waar je moest inzitten
om te kunne stemmen. Bovendien was het illegaal om lonen te bespreken en om samen te spannen
tegen de werkgever. De zwakken worden dus niet beschermd.
De Kerk, comfortabel in de grondwet
Dit had niet te maken met juridische dingen, de kerk zorgde er namelijk voor dat de gelovigen braaf
bleven. Onderwijs zorg en eredienst zijn van de kerk en de kerk wordt gefinancierd door de staat (dat ze
waren verloren onder het frans bewind). De liberalen waren hier niet blij mee en in de grote steden
konden zij hun mening uiten.
Consolidatie: militair, diplomatiek, financieel