lessen= leerstof examen, pdf heel nuttig maar gedetailleerder
Anatomie notities 1e les
Darmstelsel vleeseter is minder uitgebreid want verteert beter. Herbivoren: volumineuzer
spijsverteringsstelsel want moeten beroep doen op bacteriën die cellulose moet verteren van
plantaardig materiaal.
Rund -> tong die voedsel zijst en binnenbrengt
Carnivoren -> kiezen belangrijk, brede mondhoeken, vlees wordt gescheurd door
scheurkiezen
Alle zoogdieren: beweeglijke tong en lippen, anders nooit zuigen, melk opnemen, gesloten
gehemelte anders niet zuigen (vogel heeft spleet, moet water opscheppen, kunnen niet
zuigen)
Toch gespleten gehemelte -> fout in embryonale ontwikkeling, melk kan in longen terecht
komen, verslikkingspneumonie (verstikking in longen)-> stikken
Farynx (keel(holte)): belangrijk, scheiding tussen larynx en longen, om geen
verslikkingspneumonie te krijgen
Larynx/strottenhoofd: waar stembanden inzitten
Slokdarm (1 lange flexibele buis) kunnen we niet voelen, trachea (luchtpijp) wel
Herkauwers: voormagen complex, belangrijkste stuk, fermentatie(afbreking) van cellulose
gebeurt hier
Dunne darm: vertering en absorptie van nutriënten
Dikke darm: resorptie van water, als slecht functioneert -> diarree, water wordt niet goed
terug getrokken uit dikke darm
We starten met cloaca als embryo (spijsvertering, voortplanting en urinaire sappen)
Bij zoogdieren, nadien 2 aparte uitmondingen en buizen
Naad bij penis: versmelting naad (bij meisjes blijven openstaan), vulvalippen volledig
gesloten
duodenum: spijsverteringssappen in contact brengen met voedsel (na het voedsel uit maag
komt waar die door zoutzuur is opgedeeld) maar nog steeds geen aparte bouwstenen, wordt
in dunne darm gedaan, kan enkel met medewerking van de lever en pancreas, lever
produceert galzouten die essentieel zijn voor de oplosbaarheid van vetten; soms galblaas
(belangrijk voor oplossing van lipiden/vetzuren) door galstenen geblokkeerd door slechte
vertering -> braken
pancreas->suikers en eiwitten opdelen en insuline aanmaken (belangrijk voor
glucose/metabolisme), zowel endocrien orgaan (voor hormonen, insuline) en exocrien
orgaan (aanmaak enzymes voor vertering)
pancreas insufficiëntie of acute pancreatitis: ontsteking, koorts, braken
caecum of blinde darm: bacteriële fermentatie, klein bij carnivoren want niet echt nodig,
colon is belangrijker, zitten meeste bacteriën in
in ileum: lymfefollikels: gaat lichaamsvreemde partikels herkennen, bepaalde componenten
(allergie, bv glutenallergie)-> herkent als toxische partikels, gaat lymfefollikels maken die
antistoffen tegen deze partikels aanmaken (afweersysteem van de darm)
, Anatomie notities 2e les
rund: versmelting neus en bovenlip: nasolabiale vlakte
neusspiegel van rund kan je vergelijken met vingerprint van mens
lippen van rund zijn minder beweeglijk, geen probleem want gebruikt tong om voedsel op te
nemen
paarden: beweeglijke lippen en selectief qua voedselopname, tast eerst voedsel af en neemt
het dan pas op
carnivoren: mondhoeken bijna tot tegen kaakgewricht, kan goed gebruik maken van kiezen
voor het verscheuren van vlees (kiezen dus makkelijk te bekijken, bij paard moeilijker)
diastema paard: tand vrije zone, zowel bij bovenkaak als onderkaak (tussen snijtanden en
kiezen)
mondinspectie paard: hand in diastema, neem tong, plaats tong links of rechts tussen
bovenkiezen en onderkiezen (paard houdt dus mond open)
gebit runderen: bovenkaak geen snijtanden, enkel onderkaak
zoogdier: hard gehemelte (niet flexibel), stuk bot; dieper in keel: zacht gehemelte, (flexibel) -
> (palatum dure en mole)
versmelting naad (bij alle huisdieren): raphe palatini
epiglottis: strottenklep
plooi die keelwand aflijnt: plica palatopharigia = plooi van gehemelte naar keel
ostium intra pharyngeum (ruimte in keel): holte, gevormd met lucht
corpus lingualis: kan je uitsteken, voorste deel tong
radix lingualis: tongwortel, vast in mondholte
sulcus lingualis: groeve in tong, komt overeen met dieper gelegen septum, deelt tong in twee
helften; hond en kat kunnen goed water opnemen want tong creëert trechter door septum
bij rund: caudaal bij lichaam van tong: bobbel, heuvel op tong: torus lingualis, voor torus
lingualis: een put: fossa lingualis, een nadeel bij het rund, kan micromilieu veroorzaken,
soms bepaalde bacteriën (actinomyces) -> ontsteking
niet bij verschillende dieren de juiste papillen kennen, wel alle papillen kennen in algemeen,
niet weten welke wel en niet bij bepaalde dieren
papillae filiformes, heel duidelijk bij kat
mechanische papillen = tastpapillen
klieren zijn belangrijk voor het vochtig maken van het voedsel -> voor gemakkelijker
verteerbaar
klier lijkt op een boom, de stam en takken zijn afvoerwegen, bladeren zijn kliercellen die
speeksel aanmaken, stam mondt uit in mondholte
monostamatica: 1 uitmonding
glandula parotideus: oorspeekselklier: groot bij hond, eronder veel bloedvaten en zenuwen
glandula mandibularis ligt onder glandula parotis bij varken
lymfeknopen: waar antigenen gaan passeren en waarbij je de vorming van antistoffen gaat
reduceren -> lymfeknopen gaan opzetten
kleine huisdieren: melkkliertumoren frequent -> voelen aan liesplooi lymfeknoop -> mogelijke
mammatumoren/melkkliertumoren
ductus parotideus: uitmonding/afvoerweg van glandula parotis in bovenkaak ter hoogte van
eerste kiezen
,glandula sublingualis en mandibularis monden uit, vanvoor, net achter tandboog, in
binnenkant onder de tong -> trapeculae carneae: hongertepeltjes/vleestepeltjes (als je aan
iets lekkers denkt)
voorkamer, ruimte tussen lip en tandenboog: vestibulum oris
2 recessi sublingualis (=blindzakken) door frenulum (tongriem)
hongertepels liggen in 2 recessi sublingualis
onder oorspeekselklier: belangrijke leidingen; soms zal oorspeekselklier ontsteken -> zenuw
kan verlamd geraken
dag van de kanker: man rechterkant verlamd door het wegnemen van oorspeekselklier want
zenuwen waren geraakt
teken: lyme-desease, chronisch vermoeidheid syndroom, door bacterie die aanwezig is in
teek, als teek die bacterie heeft, gaat bloed zuigen en speeksel inspuiten in bloedbaan van
gastheer -> bacterie doorgeven, komt in circulatie, als er na een paar dagen cirkel vergroot
(na uitnemen van teek) -> antibiotica om vermijden dat bacterie de zenuwen gaat aantasten;
kan verlammingsverschijnselen veroorzaken ter hoogte van zenuwen bij oorspeekselklier
slokdarm: weinig gedifferentieerd
hiatus oesophageus: gat voor de doorgang van slokdarm, door het diafragma
slokdarm aan linkerkant, dorsaal van luchtpijp
begin duodenum: rechts
slokdarm komt toe in de maag
bij meeste dieren een cardia sfincter (sluitspier), bij paard is deze enorm stevig, paard kan
niet boeren of braken (nadeel) -> als paard (herbivoor) veel nat jong gras opneemt -> gisten
in maag -> kans voor gasophoping -> langs caudaal naar buiten -> veel gasophoping ->
koliek, heel veel gasophoping -> maagruptuur
fundus: want veel fundusklieren
pylorus of pars pylorica
waar pylorus overgaat naar duodenum: terug een sfincter (sluitspier) : pylorus sfincter
iemand met veel reflux (maagzuur), dan is cardia sfincter zwak -> voedsel moet niet van
slokdarm ineens naar duodenum gaan, moet eerst mengen in maag, dus sluitspieren
moeten goed werken
fundus, corpus en pylorus kunnen we van elkaar onderscheiden omdat er een duidelijke
hoek wordt gevormd: incisura angularis (hoek)
veel klieren -> veel bloedvaten, donkere delen
saccus caecus (blindzak) bij maag van een paard: bevat geen klieren
ventriculair diverticulum bij varken: uitstulping, niet zo geprononceerd bij het paard, komen
oorspronkelijk van het voormagendeel
voormagen complex bij rund: geen klieren; pens heeft veel bacteriën om voedsel te gaan
verteren
volle maag, enorm uitgezet
urineblaas leeg: lijkt op een peer, hard; als urineblaas leeg is: waterballon, wand wordt dun
pylorussfincter is flexibel, bij varken is het zo zwak en heeft bijkomende structuur nodig:
torus pyloricus (als bescherming voor voedsel tegen te houden)
bij kleine huisdieren: pylorus kanaal is te nauw -> voedsel kan amper passeren -> soms (vn
bij hond): pylorusstenose (AANGEBOREN)(=vernauwing van pylorus, voedsel kan slecht
passeren), als hond eet -> braken want voedsel kan niet weg uit de maag; ook als hond een
vreemd voorwerp opneemt, klein -> in ontlasting, te groot -> soms kan het de pylorus niet
, meer voorbij, als obstructie: alles overgeven; slechtste geval: open buikoperatie
(laparotomie), eerst bv olie laten drinken want heeft masserend effect
flexura duodeni cranialis: eerste bocht van duodenum, na duodenum pars cranialis
jejunum makkelijk onderscheiden van duodenum door plica duodeno colica (verbinding
tussen duodenum pars ascendens en colon descendens)
jejunum hangt vast aan heel lang mesenterium/scheil (ophangband)
ileum onderscheiden van jejunum want start met band die ileum met caecum verbindt: plica
ileo caecales
lege maag is normaal in de borstkas gelegen, volle steekt eruit -> milt is niet beschermd
door borstkas
milt bij hond is heel groot, na eten -> suikerrush -> lopen en rollen over grond, bij grote
honden, oppassen voor maagtorsie -> kunnen bloedvaten afsnoeren, snel bij zijn want hond
kan snel in shock gaan en sterven, als hond suf wordt na spelen -> beducht zijn voor
maagtorsie, als je snel bent: buik openen en maag terug draaien
bij sommige hondenrassen wordt de maag preventief gefixeerd zodat maag niet meer kan
draaien, probleem: kans voor spijsverteringsproblemen, meer braken
als hond gaat spelen en tegen scherpe hoek aan linkerkant (bij milt) -> kans scheur van milt,
grote bloeding -> hond in shock en kan sterven als er niet op tijd wordt ingegrepen
milt: stapel orgaan van rode bloedcellen (soms steken aan linkerkant bij grote inspanning:
miltcontractie, milt brengt meer rode bloedcellen in circulatie voor meer zuurstof te
produceren)
net gevuld met vet, rond darmen: omentum majus, dient als bescherming voor de darmen,
door al het vet
(!op examen: niet gewoon duodenum zeggen, moet specifieker zijn bv duodenum pars
descendens)
foramen epiploicum: gat waar darmen in kunnen komen en afgesnoerd kunnen geraken ->
darmen afsterven -> shock
Anatomie notities 3e les
(geen afbeeldingen bij theoretisch examen: inzichtsvragen (klinisch of functioneels) en korte vragen)
Fe: kat
Ca: hond
Omentum majus: eerste wat we zien, vast onderaan de maag, bedekt zo goed als alles
caudaal buiten de urineblaas; hangt vast onderaan de laag bij curvatura major; je kan het
vergelijken met een vuilzak: visceraal en parietaal blad
Milt aan linkerzijde, niet bedekt door omentum majus
colon descendens altijd aan linkerkant
duodenum pars descendens altijd aan rechterkant
caecum bij hond: varkensstaart; bij kat: verder gereduceerd