Marketing
Hoofdstuk 9: Product-, dienst- en merkbeleid
9.1 Product
9.1.1 Wat is een product?
= geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of dienst.
Examenvraag wat is het verschil tussen product en dienst?
Product = alles wat onder de aandacht van de markt kan worden gebracht en wat voorziet in
een behoefte of een wens; Dit kunnen zowel materiële objecten zijn als diensten, personen,
plaatsen, organisaties en ideeën.
Diensten = avtiviteiten, benefits of vormen van behoeftebevrediging die te koop worden
aangeboden, ontatsbaar zijn en waarvan de consument geen eigenaar kan worden
9.1.2 Producten, diensten en ervaringen
Beleving en klantervaring wordt belangrijk om zich te onderscheiden. Klanten kopen niet
enkel voor producten of diensten maar kopen ook wat het aanbod voor hen betekent.
Bv. Miss Dior Coca Cola
9.1.3 Productniveaus
Waaruit bestaat een product?
1. Kernproduct (core product): wat koopt de klant? Probleemoplossende ‘benefits’.
Je koopt het product zonder de benefit ervan te kennen, je moet het product
ontdekken, voelen en ervaren = tastbaar. Het product als vervuller van een specifieke
behoefte van de afnemer.
2. Tastbaar product (tangible product): componenten die fysiek waarneembaar zijn.
voel en zie je, dit geeft een meerwaarde waardoor klanten bereid zijn om meer te
betalen. Hebben 5 kenmerken.
3. Uitgebreid product (augmented product): toegevoegde eigenschappen rond de
eerste twee niveaus. alles wat er nog extra aan toegevoegd wordt, aanvullende
diensten zodat je een verschil maakt met je concurrenties.
Oefening: wat is het core, tangible en augmented
product van een Apple iPhone?
1: het standaardproduct = de gsm
2: naam, onderdlen, stijl, functie, verpakking,…
3: muziek, camera, uitsraling, …
, Bv. Robotnaaier
1: kleren maken/ herstellen
2: alles wat je ermee kan doen
3: extra functies ontwerp printen, bleutooth
9.1.4 Productindelingen
Consumentenproducten Industriële producten
= Gekocht door de eindconsument = Voor verdere verwerking of voor
eigen voor eigen gebruik gebruik of om het te
verhandelen
Duurzaam Niet duurzaam
DCG (Durable Consumer Goods) FMCG (Fast Moving Consumer
Goods)
Duurzame producten = consumentenproducten die o ver een langere periode en/of keer op
keer gebruikt kunnen worden.
Niet-duurzame producten = zijn producten die een relatief korte levensduur hebben en
slechts eenmaal of enkele keren gebruikt kunnen worden.
!!! Verder onder te verdelen op basis van koopgewoonten (maakt makkelijk om te gaan
marketeren)
Convenience Goods zijn consumentenproducten waarvoor de consument zeer
weinig koopinspanning wenst te verrichten. Veelal gaat het om frequent en
routinmatige aangekochte producten. De consument koopt ze vaak, direct en zonder
veel vergelijking. Bv. Zeep, snoep, kranten en kant-en-klaarmaaltijden.
Shopping Goods zijn consumentenproducten waarvoor de consument berid is
enige moeite te doen voordat hij tot aanschaf overgaat. Het zijn productendie de
consument in een selectie- en koopproces vergelijkt op geschiktheid, kwaliteit, prijs
en stijl. Bv. Meubels, kleding en grote huidhoudelijke apparaten.
Specialty Goods zijn consumentenproducten met unieke kenmerken of speciale
merkindentiteit waarvoor een aanzienelijke groep klanten een bijzondere
koopinspanning heeft. bv. Speciale merken, automoddelen, fotografische
apparatuur, kleding van modeontwerpers, juridische advies en allerlei luxe goederen.
Unsought Goods of niet-gezochte
producten zijn consumentenproducten
die de consument al dan niet kent, maar
waarbij hij normaal gesproken niet
intrinsiek gemotiveerd is ze te kopen. Bv.
Levensverzekeringen en alarminstallaties
