Inleiding forensische psychiatrie en psychologie (RGBUSTR009)
Instelling
Universiteit Utrecht (UU)
Boek
Leerboek forensische psychiatrie
Het document bevat zowel boeksamenvattingen als aanvullende (bb) literatuur samenvattingen voor het vak inleiding forensische psychiatrie en psychologie. Het is geschreven in het Nederlands.
Inleiding forensische psychiatrie en psychologie (RGBUSTR009)
Alle documenten voor dit vak (1)
8
beoordelingen
Door: UUpsychology • 11 maanden geleden
Door: ambers2002 • 1 jaar geleden
Door: bentecoolen • 1 jaar geleden
Door: demiklomp • 1 jaar geleden
Door: marilenebrandwijk • 1 jaar geleden
Door: gerrrie • 1 jaar geleden
Door: cathelijne-wisman • 2 jaar geleden
Veel spel- en formuleer fouten. Soms rare zinnen, waardoor het lastig leest. Voelt wel alsof alle informatie die er in staat nuttig is.
Bekijk meer beoordelingen
Verkoper
Volgen
Emm1002
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
Samenvattingen
Hoofdstuk 15 – relevante psychische stoornissen in de strafrechtspleging (leerboek)
Strafrechtelijke relevantie en aanvaardbaarheid van psychische stoornissen
Het criterium dat de wet stelt, is of de dader lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van de geestvermogens. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft
betrekking op de problemen en/of stoornissen in de sociale, emotionele, cognitieve, seksuele of
persoonlijkheidsontwikkeling en de ziekelijke stoornis betrekking heeft op psychiatrische
aandoeningen en een psychiatrisch toestandsbeeld. De functie van het onderzoek en de rapportage
is te verhelderen of een psychische aandoening aanwezig is en zo ja: of deze het ten laste gelegde
delict kan verklaren.
Het legaliteitsbeginsel (geen strafbaar feit zonder een daaraan voorafgaande strafrechtelijke
bepaling) vormt een fundamenteel uitgangspunt in het strafrecht voor de kwalificatie
beslissing door de strafrechter.
Psychotische stoornissen en schizofrenie
In de literatuur over empirisch onderzoek naar psychische stoornissen en geweld vinden we
hoofdzakelijk drie typen studies:
1. Studies van ongeselecteerde geboorte cohorten in de samenleving die het mogelijk maken
gewelddadig gedrag bij individuen met en zonder een psychische stoornis te vergelijken.
2. Studies over de prevalentie van major mental disorders (MMD) bij veroordeelde daders in de
gevangenis. Major mental disorders zijn: schizofrenie, affectieve stoornissen, paranoïde
toestandsbeelden en andere psychosen.
3. Follow up studies van psychiatrische patiënten na ontslag uit het ziekenhuis.
Dit onderscheid is belangrijk omdat het verband tussen een psychische stoornis en delinquent gedrag
sterker zal zijn in de twee laatste typen van studies in vergelijking met studies naar prevalentie die in
de samenleving worden uitgevoerd.
Hodgins (1993) wees op het belang van het onderscheid tussen twee groepen van daders met een
MMD:
1. Vroege starters (eerste veroordeling vóór de leeftijd van 18 jaar), die een delict plegen vóór
het begin van de psychiatrische symptomen.
2. Late starters (eerste veroordeling na de leeftijd van 18 jaar), die een delict plegen nadat de
psychische stoornis al duidelijk aanwezig was.
In het bijzonder verhoogde het middelenmisbruik in de puberteit de kans op delinquent gedrag bij
patiënten met een MMD.
Verder onderscheidde onderzoek van Hodgins en collega’s (2014) drie fenotypen bij schizofrene
patiënten die delicten plegen:
1. Individuen met het begin van een gedragsstoornis in de kindertijd, die zowel voor als na het
begin van de schizofrene stoornis antisociaal en agressief gedrag vertonen.
2. Individuen zonder geschiedenis van een gedragsstoornis, die agressief gedrag vertonen zodra
de stoornis begint.
3. Individuen die na vele ziektejaren een ernstig fysiek agressief delict plegen.
Delinquent gedrag bij volwassen schizofrene patiënten zonder voorgeschiedenis van
gedragsproblemen voor aanvang van stoornis, gevolg is van de veranderingen in de hersenen die
optreden bij het begin van de stoornis en van de veranderingen door comorbide condities (zoals
,middelenmisbruik), maar ook door progressieve veranderingen in de hersenen tijdens het beloop van
de stoornis en van het gebruik van anti psychotische medicatie.
Ander onderzoek toont aan dart psychotische delinquenten altijd onderzocht moeten worden op een
comorbide persoonlijkheidsstoornis, zij plegen meer gewelddadige delicten na ziekenhuisontslag.
Daarnaast hebben schizofrene patiënten die alcohol of drugs misbruiken een gorter aantal
veroordelingen en een grotere kans op een strafblad. De combinatie van middelenmisbruik met een
persoonlijkheidsstoornis vergroot de kans op een terugval in psychose bij schizofrene daders. Dus:
altijd comorbiditeit onderzoeken, enkel psychotische stoornis behandelen is onvoldoende.
Autismespectrumstoornissen op volwassen leeftijd
DSM-5 criteria zijn als volgt:
A. Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende
situaties.
B. Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten (stereotype bewegingen bv
of hardnekkig vasthouden/fixeren op iets).
C. Symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege ontwikkelingsperiode.
D. Lijdensdruk/beperkingen in functioneren.
E. Stoornis kan niet beter worden verklaard door verstandelijke beperking.
ASS heeft comorbiditeit op volwassenleeftijd, met name: angstklachten, ADHD, OCD,
stemmingsstoornissen en stoornissen in gebruik van een middel.
Er zijn vier typen van delicten die hoofdzakelijk voorkomen, waarvan de eerste TWEE kenmerkend
zijn voor patiënten met ASS in de forensische psychiatrie:
1. Eenmalig gepleegd ‘’bizar’’ delict, dat geruime tijd en zeer gedetailleerd werd voorbereid. De
dader heeft vaak geen justitiële voorgeschiedenis. De omgeving beschrijft hem/haar al een
eenling, los functionerend van de sociale omgeving.
2. Heftige woedeuitbarsting doorgaans op basis van allang bestaande irritaties.
3. Delict voortkomend uit een starre en onredelijke opstelling.
4. Een seksueel delict dat een uiting is van een preoccupatie.
Uit onderzoek blijkt dat ASS daders in vergelijking met antisociale persoonlijkheidsstoornis daders,
minder geïntoxiceerd ten tijde van het delict waren en minder vaak messen of wapens gebruikten.
Concluderend kan gesteld worden dat de oorsprong van delinquentie bij een patiënt met een ASS
vooral verband houdt met:
- Tekortkomingen in de Theory of Mind met een neiging tot egocentriciteit. Het resultaat
hiervan is een gebrek aan het besef van de invloed op slachtoffers en van wat verkeerd is in
de sociale en emotionele context.
- Tekortkomingen in de sociale wederkerigheid die tot seksuele delicten kunnen leiden.
- Beperkte, repetitieve interesses, de bv kunnen leiden tot brandstichting of tot bizarre en
soms persisterende delicten zonder een begrijpelijk motief.
- Wraak ten gevolge van gepest voorden, gevoeligheid voor uitbuiting en gedwongen
deelname aan criminele activiteiten.
Kleptomanie – discruptieve impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen
A. Een recidiverend onvermogen om weerstand te bieden aan de impulsen om voorwerpen te
stellen die niet nodig zijn voor eigen gebruik of vanwege de geldelijke waarde ervan.
B. Een toenemend gevoel van spanning vlak voor het plegen van de diefstal.
, C. Gevoelens van lust, voldoening of opluchting tijdens het plegen van de diefstal.
D. Het stelen gebeurt niet als een uiting van boosheid of wraak en is geen reactie op een waan
of hallucinatie.
E. Het stelen kan niet beter verklaard worden door een normoverschrijdende gedragsstoornis,
een manische episode of een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Kleptomanie komt relatief zeer weinig voor. Uit gebrekkig onderzoek blijkt dat deze stoornis 2 a 3
keer vaker bij vrouwen dan bij mannen wordt vastgesteld.
Pyromanie
Over het algemeen hebben brandstichters een hoge prevalentie van ten minste één psychiatrische
diagnose gedurende hun leven. Specifieke psychischse stoornissen die vaak voorkomen onder
brandstichters zijn persoonlijkheidsstoornissen, stoornissen in het gebruik van alcohol, affectieve
stoornissen, schizofrenie en andere psychotische stoornissen. Het is in geval van brandstichting
veelal niet zo moeilijk om te voldoen aan de inclusiecriteria, maar de exculiecriteria werpen juist een
hoge drempel op, waardoor in NL zelden de diagnose pyromanie wordt gesteld. Dit zijn de
diagnostische criteria voor pyromanie:
A. Opzettelijk en doelgericht brandstichten bij meer dan één gelegenheid.
B. Spanning of affectieve opwinding voorafgaand aan de daad.
C. Fascinatie met, interesse in, nieuwschierigheid naar, of aangetrokken worden tot vuur en
alles wat ermee te maken heeft (zoals gebruiksvoorwerpen).
D. Lustgevoelens, voldoening of opluchting tijdens het brandstichten of bij het kijken naar de
brand of deelnemen aan de nasleep ervan.
E. Het brandstichten gebeurt niet om geldelijk gewin.
F. Brandstichten kan niet beter worden verklaard door een normoverschrijdende
gedragsstoornis, een manische episode of een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Onderzoek naar opzettelijk brandstichting leeft dat het een typisch wraakdelict is. Strikt genomen
hoef je niet sterk en ook niet slim te zijn. Echter geldt voor pyromanie en kleptomanie conform de
DSM-5, dat wraak een uitsluitingscriterium is.
Pseudologia fantastica
Een groep aandoeningen draait rondom fantastische leugens die ontwikkeld zijn in complexe
systemen van misleiding of bedrog. Termen gebruikt voor deze stoornissen omvatten o.a.
pseudologia fantastica, mythomanie en pathologische leugenaars. Klinische kenmerken van deze
stoornis zijn de volgende:
A. Uitgebreide en grootse fantasieën.
B. De inhoud en de uitgebreidheid van de leugens zijn dispoportioneel ten behove van een
persoonlijk voordeel.
C. De leugens misleiden niet alleen de feitelijkheden, maar pogen een nieuwe en valse
identiteit van de leugenaar te creëren.
D. De patiënt lijkt ingehaald te worden door zijn eigen fantasieën, die een eigen leven gaan
leiden en waarin hij of zij zelf eventueel lijkt te geloven.
E. Het liegen is een centraal en persisterend kenmerk in het leven van de patiënt; de
mytohologie verdringt geldige herinneringen.
De graad van zelfmisleiding bij de patiënt maakt het soms moeilijk deze patiënten te onderscheiden
van patiënten die lijden aan een waanstoornis. Healy en Healy (1915) stelden voor een onderscheid
te maken tussen een primaire vorm (zonder psychische stoornis) en een secundaire vorm, waarbij de
leuges een direct gevolg zijn van een onderliggende stoornis of er deel van uitmaken. Tenslotte een
typologie van pathologische leugenaars:
, 1. De professionele imitator die doet alsof hij een dokter, priester of advocaat is.
2. De zwendelaar die doet alsof hij erg rijk is en/of een belangrijke zakenman is.
3. De diep verontwaardigde vrouw die beweert dat ze het slachtoffer is geworden van een
aanranding.
4. De biechtvader die beweert een ernstig delict te hebben gepleegd.
Volgens Gunn en collega’s (2014) kan hier nog een vijfde type aan worden toegevoegd: de gewone
fantast die vaker voorkomt dan de vorige typen. Hij/zij vertelt een reeks van schijnbare zinloze sterke
verhalen in een alledaagse context.
Munchausen-by-proxy syndroom
In de DSM-5 spreekt men over de nagebootste stoornis opgedrongen aan iemand anders. De criteria
zijn als volgt:
A. Het voorwenden van lichamelijke of psychische klachten bij een ander, waarbij aantoonbaar
sprake is van misleiding.
B. De betrokkene presenteert het slachtoffer tegenover anderen als ziek, gehandicapt of
verwond.
C. Het misleidende gedrag is evident, ook als duidelijk externe beloningen ontbreken.
D. Het gedrag kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis zoals een
waanstoornis of een andere psychotische stoornis.
Het betreft meestal moeders waarbij eenzaamheid en isolement de rode draad zijn in dergelijke
zaken. Voorgeschiedenis van daders vaak: misbruik als kind, belangrijk verlies, middelenmisbruik,
automutilatie, huwelijksproblemen etc.
Extended suicide
Hierbij wordt het kind beschouwd als een verlengstuk van de dader, dat in de dood wordt
meegenomen. Het motief voor de moord wordt vaak beschouwd als pseudoaltruïstisch: een ouder
besluit dat niemand anders beschikbaar zou zijn om het kind te verzorgen na de suïcide. In een
eerdere studie waar filicidale suïcidale ouders werden vergeleken met zowel filicialde als suïcidale
ouders, werd gevonden dat een symbiotische band de eerste groep van de andere twee
onderscheidt. In de gedachtegang van de dader dient het kind te worden gedood en dient daarna
zelfmoord te worden gepleegd om de symbiotische band te handhaven. De dood wordt dus niet
beschouwd als een eindpunt, maar als een overgang waarna de symbiotische toestand kan worden
voortgezet, niet belemmerd door externe factoren die de symbiose zouden kunnen bedreigen.
Kronenberg & De Wilde - Strafuitsluitingsgronden en rechterlijk beslissingsschema
Hoofdstuk 4 – strafuitsluitingsgronden
Gedrag dat voldoet aan een delictomschrijving is doorgaans wederrechtelijk (niet handelen uit
zelfverdediging bv) en verwijtbaar (geen sprake van psychische overmacht). Wanneer er in een delict
omschrijving wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid ontbreek, dan spelen er andere redenen ofwel
strafuitsluitingsgronden een rol. Daarvan bestaan twee soorten:
1. Rechtvaardigingsgronden (de wederrechtelijkheid wordt weggenomen; daad wordt
gerechtvaardigd).
2. Schulduitsluitingsgronden (verwijtbaarheid wordt weggenomen; excuseren van de dader).
Voorbeeld: vrouw mishandeld man in reactie op aanranding. niet strafbaar, want vrouw gebruikt
noodweer (rechtvaardigingsgrond).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Emm1002. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,69. Je zit daarna nergens aan vast.