Communicatiewetenschappen I
Les 1: 30/09/2021 – Bouwstenen van een discipline en praktijk: het teken en het communicatieproces
1. Semiotiek
Het teken is het basiselement van het communicatieproces. Als we naar het teken
gaan kijken, bevinden we ons in het domein van de semiotiek.
Semiologie: leer van de tekens, hoe tekens gebruikt worden zodat er ook betekenis
kan worden aan gegeven. Hoe functioneren tekens en ontstaat betekenis?
Dit bestaat uit 3 centrale studiedomeinen:
- De tekens zelf en de verschillende soorten
- Hoe komen de verschillende tekens samen in codes of systemen
- De cultuur waarbinnen de codes opereren
Verschillende sub disciplines van semiotiek:
- Fonologie
- Syntaxis
- Pragmatiek
- Semantiek
Hoe werkt dat eigenlijk betekenis geven aan tekens? REPRESENTATIE
2. Representatie
Het is een complex proces waarin we de betekenis, de taal en de cultuur proberen te
verbinden met elkaar.
Het gaat over hoe betekenis eigenlijk tot stand komt. Productie van betekenis door
middel van concepten in ons hoofd, die we vervolgens kunnen gaan uitdrukken en
delen met anderen via een taal.
Binnen representatie zijn er 2 processen of representatiesystemen:
- Systeem dat objecten, mensen, gebeurtenissen verbindt aan een reeks concepten of
mentale representaties die we meedragen in ons hoofd
- Talig systeem om een gedeelde conceptuele ‘map’ in een gemeenschappelijke taal
te vertalen
= zodat die concepten in ons hoofd verwant zijn met onze tekens
VB. Ik heb op de keukentafel een roos aan staan. Om daarover te kunnen spreken, vormt er zich in
mijn hoofd een concept van een roos (visualiseren). Als ik het daarover wil hebben, moet ik een
geluidsklank of een teken representeren naar de andere persoon.
,2.1 Systeem van mentale representaties
Betekenis is afhankelijk van het systeem van concepten in onze gedachten die een
eerste stap zijn om naar de wereld te kunnen verwijzen.
Dit kan zowel eenvoudig als complex zijn
VB. Eenvoudig is een flesje water of roos, maar complex is liefde, oorlog, …
De tekens zitten vaak binnen een bepaald systeem: organiseren, clusteren, orderenen
van onze gedachten en de complexe relaties ertussen.
VB. Via sequentie: ik zie een foto van een rokend gebouw, maar waar rook is, is vuur.
VB. Via gelijkenissen en verschillen: we zien 3 dingen die kunnen vliegen, maar we kunnen daar ook
wel onderscheid in maken.
We hebben verschillende classificatiesystemen om de complexe concepten in ons
hoofd te ordenen. We gebruiken gelijkaardige systemen, maar er is vaak wel een
verschil tussen. Het is dus soms moeilijk om met elkaar te communiceren en
daardoor zitten we soms niet op dezelfde lijn.
Iedereen interpreteert de wereld rondom zich anders, maar er zijn toch relatief
overeenkomstige systemen van mentale representatie die de communicatie mogelijk
maakt.
2.2 Taalsysteem
We gaan over onze concepten die in ons hoofd zitten praten, we gaan die vertalen
naar een taalsysteem in een gemeenschappelijke taal.
Zodat concepten en ideeën verwant worden met geschreven woorden, gesproken
geluiden, visuele beelden en dus tekens
Tekens representeren concepten en de relaties ertussen die we in ons hoofd
meedragen. Elk teken dat met andere tekens in een systeem georganiseerd is,
betekenis draagt en uitgedrukt wordt is een deel van een taal. (linguistic turn)
Taal wordt in dit verband breed begrepen (gebarentaal, Nederlands, morsecode)
en wordt dus ook verbonden met cultuur.
2.3 Twee representatiesystemen aan het werk
1) De conceptuele map
Met daartussen een arbitraire relatie
2) Het talig systeem
De betekenis van woorden en tekens is geconstrueerd via codes die beide systemen
linkt aan elkaar.
De codes:
- Laten effectieve communicatie toe
- Zijn cultureel gebonden
- Zijn een gevolg van sociale conventies
De betekenis ligt nooit vast: betekenisgeving is een complex proces.
Het is ook dynamisch, verandert in de tijd.
VB. Gay (betekende vroeger lollig en nu verwijst het naar seksuele geaardheid)
,3. Tekensystemen
3.1 Het tekensysteem van de Saussure
Volgens Ferdinand de Saussure bestaat een teken uit 2 kernelementen:
Betekenaar – signifiant:
Materiële tekenvorm of fysieke verschijningsvorm. Het draagt de betekenis en
is het beeld, klank, geschreven woord, …
Betekende – signifié:
Mentaal concept, het idee waar die betekenaar naar verwijst
VB. Bij een roos is de betekenaar R-O-O-S en de betekende is steel, doornen, kelkblaadjes
De referent (waar het naar verwijst) maakt niet zoveel uit voor de Saussure en dit
wordt dan ook niet als een element van het teken gezien.
Betekenis komt tot stand door de verhouding tegenover andere tekens (opnieuw niet
zozeer de referent).
Tekens zijn dus binair van aard (2 elementen: signifiant en signifié).
De relatie hiertussen is arbitrair en berust op conventies of afspraken.
Betekenis is dus:
Relationeel en associatief: de tekens staan in relatie met elkaar
Differentieel: betekenis via tegengestelde tekens (VB. Dag en nacht)
Het betekende van een teken, wordt de betekenisdrager voor een ander teken
Structureel en berust op door de mens gemaakte afspraken (via een code)
3.2 Het tekensysteem van Peirce
Volgens Charles Peirce bestaat een teken uit 3 kernelementen:
Representamen:
Verwijst naar iets anders dan zichzelf
Object:
Representamen en object genereren ‘betekenis-effect’ in de geest van de
tekengebruiker en dus de interpretant (afhankelijk van persoonlijke
ervaringen)
Interpretant:
Wordt zelf een teken waar re-interpretatie mogelijk is. Het is dus een proces
, Betekenis is een proces van semiosis
Tekens zijn triadisch van aard
Het object is determinerend voor betekenis
Onderscheid in tekens en hun relatie tot object:
Symbolische tekens (relatie gekenmerkt door conventies en afspraken)
Iconische tekens (relatie door gelijkenis en fysieke overeenkomst)
Indexicale tekens (rechtstreeks of natuurlijk verband met een object)
3.3 Semiotische benadering van Barthes
Er zijn verschillende betekenisniveaus bij een teken
1) Denotatie
2) Connotatie
3) Ideologie/mythe
Denotatie:
Het primaire, letterlijke betekenisniveau. Het is vrij standaard en neutraal.
VB. Roos: steel, doornen en kelkblaadjes
Connotatie:
Het secundaire, subjectieve betekenisniveau. Het is meer het figuurlijke niveau, de
betekenis dat het verder oproept.
VB. Roos: liefde, genegenheid
Evaluatieve lading: goed, slecht of neutraal
Referentiele lading: kan verschillen naar gelang de persoon, context en tijdperk
Ideologie/mythe:
Het dieperliggend of verscholen betekenisniveau. De gebruiker van dat teken gaat
proberen een bepaalde betekenis te suggereren of opleggen. De anderen gaan sturen
of dwingen om een bepaalde betekenis te koppelen aan dat teken.
Tekens gaan hier proberen zaken te verduidelijken en op te leggen.
Manipuleren van anderen
Dit transformeert geschiedenis in natuur
(geschiedenis is rommelig, de mythe gaat proberen het rommelige karakter van de
geschiedenis voor te stellen als iets simpels zoals de natuur)
Mythes werken in dit geval dus economisch:
- Simplificeren
- Essentialiseren
- Contradicties elimineren
= versimpeld verhaal dat als vanzelfsprekend wordt gezien