De samenleving periode 1
De samenleving: de orde in de samenleving
Vooraf
Mattheüs effect
o ME = Vaak voorkomende vorm van onrechtvaardigheid
Sociaal bedoelde maatregel
Overheid ondersteunt de middenklasse
Hoger sociale klasse krijgen dingen gesubsidieerd waardoor ze meer
ondersteund worden door de overheid
Lager sociale klasse kunnen niet gebruik maken van de ondersteuning van de
overheid
Vb: woonbonus, bedrijfswagen, kinderopvang,…
Electoraat: de mensen die gaan stemmen
Electoraal: met betrekking tot verkiezingen (redenen om te gaan stemmen)
Politieke correctheid
o Politieke correctheid = iets niet zeggen of niet doen, uit angst te worden beschuldigd van
discriminatie of racisme
Vbn: blanke mensen en mensen van kleur, slaven -> tot slaaf gemaakte
gekleurde mensen
1. Een mens leeft nooit alleen
1.1.De mens maakt de samenleving
Interacties tussen mensen (individuen) maken orde in de samenleving
De mens creëert zijn eigen orde in de samenleving, creëert zijn eigen sociale realiteit
o Thomas Theorema: als een mens als iets echt ervaart/ ziet is het waar in zijn gevolgen
Vb: als een kind echt gelooft dat er een monster onder zijn bed zit, zit er ook echt
een monster onder zijn bed en kan het kindje bij gevolg niet slapen van angst
1.2.Groepen en organisaties maken de samenleving
Ook groepen en organisaties maken orde in de samenleving
Groepen hebben:
o Duurzame interacties
o Leden hebben positie in de groep
o Er ontstaan regels
o Regels maken het gedrag voorspelbaar in de samenleving
o Gevoel van samenhorigheid -> bron van orde in de samenleving
1. Primaire groep
o Groepen die elkaar vaak zien, waar ook een emotionele kant is
Vb: gezin
, De samenleving periode 1
2. Secundaire groep (grotere groep)
o Groepen die elkaar minder vaak zien, en meestal over zakelijke dingen dus
automatisch geen emotionele dag
Vb: collega’s
3. Doelgroep (niet echt een groep)
o Mensen met dezelfde kenmerken (dezelfde leeftijd, hobby, interesses,..)
o Gebruikt in beleid, hulpverlening,…
4. Peergroep
o Wel interacties en regels
o Vb: wetenschappers binnen een bepaalde discipline (virologen), hangjongeren
(zelfde leeftijd, gelijke situatie thuis & langdurig contact)
Organisaties hebben:
o Mensen die samenwerken
o Duidelijke posities
o Doel
o Herkenbaar
o Interageerd met de andere organisaties
1.3. Instituties maken de samenleving
o Institutie: gestandaardiseerd gedrag bij zowel individuen als groepen of organisaties,
het gestandaardiseerd gedrag (institutie) kan veranderen, geeft orde in de
samenleving en geeft antwoord op vragen over het leven
Vb: gezin
Gestandaardiseerd gedrag: mama + papa + kindjes
Stabiel maar kan veranderen: eenouder, nieuw samengesteld
Geeft orde aan de samenleving
Antwoord op levensvragen: voortplanting, opvoeding, affectie, wonen,
slapen,..
Vb: taal
Gestandaardiseerd gedrag: woorden, grammatica en zinsbouw
Stabiel maar kan veranderen: meer Engels, SMS taal,…
Geeft orde aan de samenleving: we begrijpen elkaar
Antwoord op levensvragen: communicatie
Anderen vbn: onderwijs, arbeid, religie, kledij, economie,…
o Belangrijke institutie solidariteit: levensvraag: wat doen we met mensen die niet zo
goed mee kunnen met de maatschappij -> vb: zieken, gehandicapten, ouderen,…
Harde solidariteit: geeft rechten
Georganiseerd (door overheid) in wetten, organisaties, voorzieningen =
verzorgingsstaat: is een maatschappelijk systeem waar de overheid zorgt
voor de welzijn van de burgers -> overheid zorgt voor
werkloosheiduitkering, mensen kunnen studeren,…
Recht op uitkering, opvang,…